De schriftuurlijke prediking in het spanningsveld tussen „reformatorisch” en „evangelisch”
Onder voornoemd thema werd op donderdag 2 mei j.1. in „De Hoeksteen" te Veenendaal een toerustingsavond voor Herv.-Geref. ambtsdragers gehouden. In een tot op de laatste plaats toe gevulde zaal hield ds. A. Beens uit Huizen zijn inleiding voor ruim 300 aanwezigen. Dr. J. Hoek uit Veenendaal verzorgde het gastheerschap.
Nadat ds. Beens had opgemerkt dat het spanningsveld tussen „reformatorisch" en , , evangelisch" in het kader staat van de voortdurende zorg om en over dc rechte prediking van het Woord van God en dat zal moeten worden gewaakt voor een al te gemakkelijke etikettering met de termen „rechts" en , , links", gaf hij een terreinverkenning en een koersbepahng. De inleider stelde daarbij centraal dat in de kerk de zaken staan of vallen met de prediking als het hart van alle arbeid in de gemeente. Hij beperkte zich tot de prediking in de Llcrv.-Geref. gemeenten en poneerde de betrekkelijke eenheid in prediking en denken binnen de Gereformeerde sector in de Hervormde Kerk als een zaak die de laatste jaren behoorlijk onder druk is komen te staan. Er is sprake van een vrij sterke uiteendrijving en vleugelvorming, gedeeltelijk zelfs van een aparte schaduw-organisatie van kerkeraden (en vooral van predikanten) naast en tegenover het officiële instituut van de Gereformeerde Bond in de Ned. Herv. Kerk. Gerekend moet worden op een verdergaande verscherping en verstrakking. In bepaalde gemeenten is sprake van scherp polariserende tendensen. De strijd wordt daarbij altijd weer gestreden op het front van de prediking. Soms worden heel apart verschillende wegen gegaan, waarbij in de diepte een andere theologie in het geding zou kunnen zijn, een en ander naar meer kanten. Een aantal elementen speelt daarbij een rol. Eén ervan is de uitdading van de moderne tijd en het antwoord dat de kerk en de prediking van de kerk ook onder ons daarop toch hebben te geven. In het zoeken van een antwoord kan globaal worden gesproken van drie benaderingswijzen: a) penetreren; b) profeteren; c) conserveren.
Op de vraag , , Wat moeten wij aan met de wereld.? " zeggen sommigen, dat men daarin moet penetreren. „Dring er in binnen". „Stel je kwetsbaar op en kom niet op voorhand aandragen met allerlei geheide zekerheden". „Weet altijd opnieuw je eigen gelijk te relativeren". , , Toon zo nodig dat je ook wel eens twijfelt".
In deze benaderingswijze wordt een sterk accent gelegd op het paraat zijn en het binnendringen met het Evangelie in de wereld die zich van God vervreemd heeft. De koplopers in deze groep zeggen: „Durf zo nodig taalgebruik cn middelen in dienst te nemen die je kunnen vervreemden van de gewone gemeente. Zet de ramen van de gemeente wagenwijd open".
In de ring van „profeteren" is de stelling: „breng de onverkorte boodschap van de Bijbel. Begin vooral binnenshuis. Wees erop beducht dat je niet de Gereformeerde belijdenis betrekkelijk stelt. Zorg ervoor dat je ook voor de binnenkerkelijke mens (bij wie dc bindingen niet meer zo sterk zijn) altijd begrijpelijk blijft om ook aldus een dam op te werpen tegen de steeds verder voortschrijdende afval van de dienst aan God. Zorg ervoor dat je met de wezenlijke inhoud van Schrift en belijdenis de mens in
en van deze tijd bereikt.
Er behoeft, aldus ds. Beens, niet altijd een kloof te bestaan tussen de houding van penetreren en profeteren.
In de derde plaats zijn er anderen die als oplossing kiezen voor conserveren, d.w.z. „alles moet zo veel mogelijk bij het oude blijven". Men gaat in dit opzicht in kerkelijke en politieke zin één weg. Je kunt het goede alleen bewaren door strikte afgrendeling van de wereld. „Intussen loopt conservatief-zijn het gevaar om te verstarren tot conservatisme", aldus ds. Beens. We zien het gebeuren dat bepaalde gerenommeerde en geliefde theologen uit vroegere jaren worden uitgeroepen tot beschermheiligen van deze meningen, waarbij sommige themata uit hun veel bredere theologie soms tot een verengd „Leitmotiv" worden verheven.
Men kan zich de vraag stellen of men in deze sector de wereld op voorhand heeft afgeschreven, omdat ze nu eenmaal toch in het boze ligt. En: heeft men in deze sector voor de onbekeerde kerkganger nog meer dan een wens of de Heere hem of haar nog eens mocht bekeren. In deze sector is alles zeer sterk naar binnen gericht, ook binnen de gemeente op de gelijkdenkende groep of richting, die dan daarom ook de waarheid in pacht heeft, tegenover anderen die natuurlijk de leugen in het vaandel voeren. Een tweede verklaring voor de verbrokkeling van de betrekkelijke eenheid van vroeger ligt in de visie op het hele complex van verkiezing en verbond, van gemeentebeschouwing, „zijn er tweeërlei kinderen des verbonds? " enz.
Denkend aan de verschillen en spanningen die er in vroeger jaren in „onze" kringen waren, kunnen bijvoorbeeld de namen worden genoemd van J. G. Woelderink en I. Kievit. De gedachtengangen van deze beide theologen vormen mede de wortels van vele latere ontwikkelingen. Daaruit is een ontwikkeling als die welke gestalte heeft gekregen in de groepering van „Het gekrookte riet" te verklaren. Wie het leven hier en nu moeilijk aan kan, is geneigd het verleden blindelings te koesteren. Toch speelt hier ook de visie op verbond en gemeente een rol. Onder invloed van de theologie van J. G. Woelderink is de prediking onder ons in vele gevallen verbondsmatiger geworden. Daarin is gedeeltelijk sprake van een gezonde reactie op een overmatige onschriftuurlijke accentuering van de verkiezing. Anderzijds dreigt hier het gevaar dat de schaal naar de andere kant doorslaat. Er is verkapt Kuyperianisme binnengeslopen en ook het Barthianisme heeft vrij diep ingegrepen. Niet altijd is voldoende de noodzaak van wedergeboorte en bekering beklemtoond aan het adres van de verbondsgemeente. Het gevaar sluipt rond dat men heel de gemeente als gelovig beschouwt.
Bovendien is er 't gevaar van de verintellectualisering in de prediking. Het komt voor dat in een preek een piekfijne exegese wordt gegeven met een enkele vraag aan de gemeente of men dit of dat al weet of kent en dan volgt het „amen", zonder dat aandacht wordt geschonken aan de vragen van het hart en aan de wegen van de Geest in het hart van de zondaar, zonder aandacht voor de toepassing van het heil aan de individuele kerkganger.
Er tekent zich dan een neiging af van verstrakking naar twee kanten. Enerzijds kan dat een sterk verintellectualiseerde, verbondsmatige, verbondsautomatische prediking zijn; anderzijds een verstrakking naar de kant van het subjectivistische (de ervaringskant van de waarheid, de ondervinding van de individu), vaak geklonken in een bepaalde terminologie, die bepalend wordt geacht voor het waarheidsgehalte van de prediking, die in wezen maar één thema kent, namelijk hoe God Zijn volk bekeert, wat er allemaal moet gebeuren met de mens. En in dat woordje „moet" ontmoeten twee verstrakkingen elkaar. Immers ontkomt geen van beide aan verwettelijking (bij de ene wat de mens allemaal moet doen, bij de andere wat hij allemaal moet ervaren, vóórdat hij geloven mag).
Onder het aspect van de terreinverkenning kunnen we ook niet voorbijgaan aan de opzienbarende groei van de evangelische beweging in de laatste jaren. Vanuit de evangelische beweging stelt men zich op de ene plaats anders op tegenover de gevestigde kerken dan op andere plaatsen. Er zijn gemeenten waar 't evangelische gevoelen sterk wortelt binnen de gemeenten. Er zijn ook gemeenten waar de evangelische beweging als een front wordt ervaren, waartegen men heeft te strijden als een potentiële macht die sterk afbreuk doet aan de kerk en een sterke zuigkracht heeft, met name op de jeugd van de kerk.
Binnen de evangelische beweging ervaart men — globaal genomen — de kerk als een stenen, afstandelijk, log en onpersoonlijk instituut en de gemeente als een losse verzameling individuelen, losjes bijeengehouden door de dunne band van de zondagse erediensten, maar verder een vergaarbak van loutere individualisten. Het komt vaak voor dat de sekten en groepen voortdurend nieuwe leden kunnen inschrijven en dat de kerken voortdurend leden kunnen uitschrijven. Men kan vaak te kust en te keur terecht in Baptistengemeenten, Vrij Evangelische gemeenten. In de Ruimte (Soest), Pinkstergemeenten enz. Vaak blijkt het instituut van de bijbelkring aan huis een goed middel om de groei van deze gemeenten te bevorderen. Soms is ook het open jeugdwerk de brug tot een andere beleving van het christen-zijn. Telkens weer druppelen ouderen en jongeren weg uit de gemeente en zoeken hun onderkomen en hun heil vaak rücksichtslos in deze groepen en bewegingen.
Voor wat betreft de hantering van de Schrift in het evangelische denken, zou onder andere nog kunnen worden gewezen op de visie op de eenheid van de Schrift, op het verregaande subjectivisme waarbij eigen ervaring centraal komt te staan en beslissend wordt, waardoor een op ervaring gebaseerde en door ervaring gekenmerkte vroomheid gemakkelijk een masker wordt waarachter zich de autonome religieuze mens verbergt. Ook kan nog worden gewezen op de gemeentebeschouwing in het evangelische denken. Al te vaak heerst de gedachte dat de gemeente eigenlijk alleen maar een gemeente van allemaal wedergeboren mensen moet en kan zijn. In feite zoekt men de oplossing dan ook veel meer in de lijn van een opwekking door de Heilige Geest dan dat men zichzelf binnen de kerk wil inzetten voor een daadwerkelijke reformatie van het instituut van de kerk en de gemeente.
Vervolgens gaf ds. Beens — na zijn terreinverkenning — een koersbepaling. De prediking moet zijns inziens „Gereformeerde" prediking zijn. Het woord „Gereformeerd" heeft de laatste jaren aan betekenis ingeboet.
Voor velen is het geworden tot een te breed begrip, ook tot een te ondiep begrip. Men heeft daarom zijn toevlucht in vele gevallen genomen tot het adjectief „reformatorisch" en men heeft in dit woord een verscherping van het begrip „Gereformeerd" ervaren. Tegelijkertijd dreigt echter ook het gevaar van versmalling. De kardinale vraag is, wat het wezen is van de Gereformeerde prediking. Allereerst zij gesteld dat voor de gemeente het Woord van God begrepen is in de Heilige Schrift. En de hoofdinhoud van de Schrift is het Evangelie, de blijde boodschap dat God heil heeft bereid voor zondaren in de Heere Jezus Christus. De prediker die niet leeft uit en werkt met het woord van Johannes 3 : 16 is de naam van prediker niet waard. Hieruit vloeit voort dat de prediking naar haar diepste aard bediening van de verzoening is... geen betoog dat er verzoening is aangebracht of dat er verzoening mogelijk is, maar uitdeling van de verzoening. Deze grondtrek is in wezen bepalend voor al het andere. De man die het Woord spreekt, moet ook niet anders doen dan het Woord spreken. Dat gaat nooit buiten de ziel van de prediker om. Hij wordt geroepen om zich op het Woord te bezinnen en om de Godsgedachten door te geven aan de gemeente in zijn en haar eigen taal. Hij moet zelf altijd terugtreden achter het Woord van God. Daarbij gaat het om het hele Woord van God. Dit moet op den duur borg staan voor een brede prediking die allerlei aspecten van de Schrift in het licht stelt. De bronnen van de Woordbediening liggen dus niet in het innerlijke van de prediker en evenmin in de religieuze ervaring van de gemeente. Het gaat erom dat Christus wordt verkondigd als de verwervende en verdienende oorzaak van onze zaligheid.
Onze Gereformeerde vaderen hebben verder altijd helder ingezien dat geen preek kan zonder toepassing. De man op de kansel moet niet alleen Christus verkondigen, maar ook de weg wijzen om tot Christus te komen. Verklaring en toepassing samen vormen het lichaam van de preek. De belangrijkste toepassing van het Woord is de toepassing door de Heilige Geest. Als de Heilige Geest het hart niet opent en het Woord niet laat ingaan in onze ziel, dan zal de uitnemendste toepassing door de dienaar van het Woord niet baten. Maar het ontslaat de dienaar niet van de plicht om het Woord in contact te brengen met degenen die het horen. Het edel metaal dat studerend en predikend wordt opgedolven
uit dc Heilige Schrift, moet dóór de prediking heen als het ware worden omgesmolten tot pasmunt, die bruikbaar is. Het Woord moet worden aangelegd op het leven van de gemeente in al zijn schakeringen (zie bijvoorbeeld 2 Tim. 4:2).
Augustinus omschreef in , , De Doctrina Christiana" het doel van de prediking aldus: „De Waarheid, het Woord van God, moet het verstand verlichten, het gemoed bezielen en de wil buigen". En daarmee zijn zeker niet bedoeld die preken waarin een concordantie over het hoofd van de arme gemeente wordt leeggestort en waarin woorden worden uitgepluisd in drie en vier betekenissen. Dit is keukenwerk dat niet op tafel mag komen. Uit de tekst moet brood voor de zielen naar boven worden gebracht... een woord voor het hart en leven van de gemeente.
De toepassing bestrijkt een terrein dat in wezen zo breed is als het leven zelf breed is. Het zou slecht zijn als dat leven de constante grote afwezige was in de prediking, want het Woord is weliswaar boven de tijd maar wel danig tijdbetrokken. Daarom mag de toepassing van de Woordverkondiging die praktische kant nooit uit het oog verliezen. Dit betekent niet dat de actualiteit van krant of televisie de leidende principes moeten worden. Elke tekst bevat bovendien een speciale gedachte die vanuit dat Woord van God een eigen toepassing vereist. Het licht van het Woord van God moet schijnen over het hele leven.
Toch is tenslotte het terrein van het geestelijk leven HET terrein waarop de prediking in haar toepassing zich richt, omdat het hart van heel de Heilige Schrift is het heil dat God ons bereidt in Jezus Christus en omdat in ieder onderdeel van de Schrift in wezen de slag van dat hart wordt gevoeld. Daarom moet de gemeente in elke preek worden geplaatst voor het aangezicht van Christus. Wanneer we de vraag „Wat dunkt u van de Christus? " niet laten functioneren, doen we de gemeente beslissend tekort. Dit betekent ook dat onderscheidelijk moet worden gepreekt. Het feit is dat wij de gemeente nooit kunnen en mogen zien als een gemeente van allemaal bekeerden en gelovigen. Als we uitgaan van een verbondsoptimisme, kweken we in de gemeente onwerkelijkheden, luchtbellen en schimmen.
Wie de bezinning niet kent op de diepe veelkleurigheid van de Schrift en wie geen oog heeft voor de realiteitszin die de Schrift aan de dag legt, kan het adres van de preek niet schrijven, die tot allen, maar ook tot een ieder dient gericht te zijn. En hier dreigen de levensgrote gevaren van de schematisering, waarbij men voor het gemak in een schema stapt om van daaruit altijd zonder verandering de gemeente te bekijken.
Concluderend kan worden gesteld dat het veld van de toepassing vanuit de grote deling in bekeerd en onbekeerd weids en ruim is. De prediking is, vanuit het hart van het Evangelie, de gemeente dienen in al haar verscheidenheid. Voor de rechte Gereformeerde prediking is altijd nodig een Schriftuurlijke visie op de gemeente. We staan in de prediking voor de verbondsgemeente. Voor haar leden geldt vanuit Gods gunning de aanneming tot kinderen en dc verbonden en de beloften. Gods Woorden zijn haar toevertrouwd en God Zelf heeft die gemeente gesteld onder Zijn bijzondere zorg. Het is een verkiezing Gods om tot haar te mogen behoren. De Heere mag beslag op de gemeente leggen met Zijn beloften en eisen. Daar heeft de leiding in de toepassing van de prediking haar basis. We gaan echter verkeerd wanneer we zouden veronderstellen dat deze relatie van God uit met de gemeente in feite bezit van de geestelijke weldaden hoofd voor hoofd zonder meer veronderstelt. Juist in de verbondsgemeente geldt: „Indien iemand niet wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet ingaan".
En zó dient de prediking te leiden tot het besef dat radicale vernieuwing van het verbondskind naar het verbond moet en mag en kan en zal geschieden, omdat God met Zijn Geest instaat voor Zijn eigen werk.
De volledige tekst van de inleiding van ds. Beens en een aantal vragen (met beantwoording) uit de stortvloed van vragen die hem op 2 mei j.1. zijn gesteld, zijn opgenomen op een cassettebandje dat u kunt bestellen bij: W. Verhoog, Meentweg 10, 3755 PE Eemnes-Buiten, tel. 02153 - 15431. De kosten van het bandje bedragen ƒ 12, 50, welk bedrag door u kan worden vergoed na ontvangst van de cassetteband.
Eemnes-Buiten.
W. Verhoog.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 mei 1985
Gereformeerd Weekblad | 11 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 mei 1985
Gereformeerd Weekblad | 11 Pagina's