Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Iets over het leven van Sören Aabeye Kierkegaard

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Iets over het leven van Sören Aabeye Kierkegaard

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

„DE ENKELING"

(1)

Nadat ik mij geruime tyd had verdiept in het leven en de werken van de Deense theoloog - filosoof - wijsgeer Sören Kicrkegaard (spreek uit Kjèrkeger) besefte ik nog niet ten volle, dat hij die werkelijk iets zinnigs wil publiceren over deze „zwoeger" Gods, zich werpt in een diepe stroom van theologische en wijsgerige beschouwingen cn opvattingen, waar het nu niet bepaald rustig kabbelt, maar somtijds erg kolkt.

Wie de literatuur van de denker-wijsgeer Kierkegaard bestudeert, komt spoedig tot de conclusie, dat er over de levensloop en de vele geschriften en dagboeken van deze wijsgeer heel wat te zeggen valt. Nu zijn gelukkig in onze tijd de geschiedkundige nasporingen over het leven van Sören Kierkegaard door historici fhnk toegenomen. Toch wil ik proberen de niet zo gemakkelijke literatuur van hem nog eens te belichten en zien hoe deze filosoof-theoloog heeft gezocht naar het wezen der dingen en de zin der existentie.

Maar alvorens hier op in te gaan, wil ik u enige wetenswaardigheden uit zijn trieste levensloop vermelden. Voor een dieper begrip over Kierkegaards levensloop is het

onmisbaar, dat men hem in zijn milieu plaatst en hem ziet in zijn betrekkingen tot de geest van zijn tijd.

Sören Kierkegaard was wel een Deen, maar in zijn tijd was het intellectuele Denemarken een culturele provincie van Duitsland en zijn denken, dat bijna geheel door Duitse bronnen gevoed werd, hoort uiteindelijk thuis in de bredere traditie van de Duitse wijsbegeerte.

De moderne existentiefilosofie is dus in het algemeen genomen een schepping van de Duitse geest.

De familie Kierkegaard stamt uit het westelijk Jutland. Het kleine land genaamd Denemarken ligt tussen de Noord-en Oostzee en is heuvelachtig, bosrijk, behalve het westelijk Jutland, de bodem is gevormd door gletjers, water en wind en geologisch zich aansluitend bij de Noord-Duitse vlakte.

De oude M. P. Kierkegaard, kenbaar aan kniebroek en gele rok was in zijn jeugdjaren uit West-Jutland vertrokken naar de hoofdstad Kopenhagen om zich aldaar in het wolen kousenbedrijf een bestaan op te bouwen. Dit gelukte prima, want reeds op zijn 40ste jaar kon hij zich uit zijn zaken terugtrekken en als een vermogend man van zijn geld gaan leven.

De plaats van Sören Kierkegaard in het gezin

Op 5 mei 1813 werd Sören Kierkegaard te Kopenhagen als zevende kind uit het tweede huwelijk van Michaël Pedersen Kierkegaard (1756—1838) met Anna Sörensdochter Lund geboren. Dit tweede huwelijk met zijn dienstbode moest Michaël P. Kierkegaard na het sterven van zijn eerste vrouw met grote haast sluiten, omdat dit een gedwongen huwelijk was.

Het is opmerkelijk dat Sören Kierkegaard later in ziin dagboeken nooit over zijn moeder heeft geschreven, maar herhaaldelijk zijn vader noemt. De moeder-imago heeft in heel zijn leven als een rem gewerkt.

De ontuchtige (? ) vrouw heeft hij met het gedachtenideaal vn dichters en dromers niet kunnen verenigen. Deze innerlijke tegenstrijdigheid in zijn voorstelling heeft hem verhinderd blijvend toenadering tot die vrouw (moeder) te zoeken en zich aan haar te geven.

Overigens zegt niet ten onrechte de Deense schrijver Johs. Slök, mag men toch wel een beetje medelijden hebben met. deze vrouw. Zij werd de moeder van al de kinderen — het eerste huwelijk was kinderloos gebleven — maar zij moet ondanks dat als een vreemde in huis geleefd hebben. Zij was van eenvoudige afkomst, met een opgewekt en vriendelijk karakter, maar miste alle ontwikkeling of intellectuele begaafdheid en was dus vermoedelijk niet in staat om de sombere zwaarmoedigheid die in het gezin heerste te begrijpen, evenmin als de diepzinnige gesprekken die haar begaafde man voerde met zijn nog meer begaafde zonen.

Het is onverklaarbaar en onbegrijpelijk voor een Christen dat, ofschoon men uit andere hoofde weet dat Sören Kierkegaard van zijn moeder heeft gehouden, zulk een diepe kloof kan ontstaaan tussen moeder en zoon. Toch kan men ongetwijfeld ook moederlijke trekken in Sören Kierkegaard onderkennen, had hij van zijn vader zijn geest, van zijn moeder stamde, analoog met Goethe, het „fabuliërende" element, dat zijn vaak wijdlopige, wijsgerige divagaties (omzwervingen) verlevendigt en hem zijn vele dichterlijke parabelen gaf.

Ook Sören Kierkegaards zwak voor het eenvoudige volk, , , de gewone man" hangt wel samen met een onderbewuste verbondenheid aan de moeder. Dit gemoedselement heeft zich bij Sören Kierkegaard nimmer verloochend. Kierkegaards moeder is alleen maar iemand geweest van wie hij hield, maar zij was niet in staat één spoor achter te laten in de rijke gedachtenwercld van haar zoon.

Het bloeiende zakenleven van de vader van Sören Kierkegaard bracht hem niet tot dankbaarheid, dat hij nu als een vermogend man in deze revolutietijd kon leven. Neen, typisch depressief beschouwde hij dat echter niet als een voorrecht, maar als een geraffineerde straf Gods. Hij behoorde totdie pessimistische naturen, die niet meer aan het geluk geloven, zelfs wanneer het aanwezig is en altijd een heimelijke angst gevoelen, dat er een hinderlaag achter moet liggen.

Zijn onrust werd groter dan te voren en sloeg over op een gebied, dat zij tot nu toe niet beroerd had. Wanneer God zijn bezittingen spaarde, moest het zijn omdat Hij iets wilde hebben, dat nog kostbaarder was. Daar hij nu volgens menselijke berekening niet langer behoefde te vrezen voor zijn materieel welzijn, begon het denkbeeld aan zijn ziel te knagen, dat het zijn gezin was, zijn kinderen waren bestemd als zoenoffers: dat God, evenals in het Oude Testament, zijn zonde op hen wilde wreken, hem één voor één van hen beroven, zodat hij tenslotte kinderloos eenzaam en wanhopig zou achterblijven.

Op welke zonde had hij, Michaël Kierkegaard, nu het oog?

Op een gebeurtenis, waarvan niemand dan hij wist en die zijn stempel zou zetten op alles wat hij in zijn later leven zou ondernemen.

Op het einde van zijn leven heeft hij zijn zoon Sören zijn tragisch geheim meegedeeld. Deze schreef in 1846 in zijn dagboek: „het verschrikkelijke van een man, die eens als kleine jongen, toen hij de schapen aan het hoeden was op de Jutlandse heide, het erg zwaar te verduren had, honger leed en volkomen uitgeput was, op een hoogte ging staan en God vervloekte... en de man was niet in staat het te vergeten toen hij 82 jaar oud was." (VII A. 5).

Het levensleed werd Michaël Kierkegaard niet bespaard, daar in de jaren 1831 — 1834 zijn vrouw en drie kinderen stierven. Deze sterfgevallen deden de zwaarmoedige geest in de huiselijke kring zeer sterk toenemen. Zoals u kunt begrijpen maakte dit sterven vooral op vader Kierkegaard een diepe indruk, maar toch kon hij als man des geloofs — na gebedsworstelingen — het Job nazeggen: , De Heere heeft gegeven, de Heere heeft genomen, des Heeren Naam zij geloofd"'(Job 1 : 21).

Somber bleef zijn religie en Sören hoorde soms vele verzuchtingen, die uiting waren „van het bezwijken eronder". Daar de diepbedroefde vader — als kapitaalkrachtig man — rentenierde, kon hij alle aandacht schenken aan de opvoeding van zijn jongste zoon Sören.

Deze opvoeding was piëtistisch-godsdienstig en zw 7 aar ethisch beladen. In zijn boek schreef Sören Kierkegaard hierover: „Als kind werd ik streng en ernstig opgevoed in het Christendom, menselijk gesproken een waanzinnige opvoeding. Al in mijn eerste kinderjaren had ik mij vertild aan de indrukken waaronder de zwaarmoedige otide man die ze mij bijgebracht had, zelf zou bezwijken (gezichtspunt voor mijn werkzaamheid als schrijver S.V. XIII 564). Geen Jezuskindje mocht aan mij worden voorgehouden, maar alleen de Man van smarten aan het kruis. Roerend werkte Kierkegaard dit nader uit in zijn ethisch-religieuze verhandelingen (S.V. XI 59/60) hoe deze indrukken hem nooit loslieten, zijn gedachten gingen naar dien Gekruisigde, hoe het toch kwam dat Hij doodgemarteld werd,

Dien na te volgen werd hem gewezen zwaarmoedig zag zijn vader hem aan en zeide: „Sören, zie dat gij de Heere Jezus Christus kunt liefhebben". Toch vereerde Sören zijn vader zeer, die hem deze dingen leerde. In hem zag hij een persoonlijkheid, zag hij de waarheid, met hem voelde hij een geestelijke gelijkheid.

De vader was hem de eiser, die zijn leven beheerste, maar tevens het symbool der goddelijke vaderliefde. Kierkegaard heeft een zeer sterke binding aan hem gehad.

zeer sterke binding aan hem gehad. Het beeld dat hij zich van God had gevormd, is zonder zijn vader-imago niet te verstaan, hier is voer voor diepte-psychologen om de verhouding vader-zoon nader te bezien. Het gedrag van Kierkegaard vertoont in dit opzicht veel overeenkomst met dat van Freud en Kafka, voor wie ook het vaderprobleem het hele leven een obsessie was. Alle drie hadden ze een uitermate strenge vader, waarmede ze niet vertrouwelijk konden omgaan.

Het moge u een ogenblik verwonderen, waar hij zich door diens vader „waanzinnig opgevoed" achtte, maar men bedenke, dat was de duistere blik, waarmede hij later zijn jeugd bezag, waardoor hij ook slechts op één zijde van zijn opvoeding de nadruk legde, maar de verering was er toen reeds en de piëteit werd gevoed, juist door die zelfde zwaarmoedigheid, welke hem ook zo donker op het verleden deed zien. (Zie dissertatie van de eminente dr. Leendertz, getiteld: „Sören Kierkegaard, 1913, blz. 17.)

Zo heeft b.v. Michaël Nielsen, de rector van het Gymnasium, een merkwaardig getuigenis van Kierkegaard gegeven. Hij verwachtte veel van hem, roemde met name zijn zin voor vrijheid en onafhankelijkheid, vond hem kinderlijk en lange tijd maar weinig ernstig.

Het testimonium van de Universiteit beschreef hem als „juvenem carum atque jocundum" (een beste en vrolijke jongen). Zijn schoolkameraad Welding vertelt, dat de jongens hem koorknaap noemden vanwege de eigenaardige kinderlijke wijze waarop hij gekleed ging en Sören Sok als toespeling op de zaak van zijn vader.

Hij was gevreesd door zijn plagerijen. Thuis kreeg hij om zijn stekelige opmerkingen de bijnaam „vork", Toen hem namelijk eens gevraagd werd wat hij wilde worden, zei hij „een vork", om alles te kunnen oppikken en ieder die hem vervolgde, te kunnen steken. Als motto voor zijn leven schreef hij op 9 september 1839 in zijn dagboek de woorden uit Goethe's Faust: „Halb Kinderspiel, Halb Gott im Herzen". Sören had altijd zin voor humor en iets kinderlijks in zijn stemmingsleven behouden.

In 1830, 17-jarige leeftijd, liet Sören Kierkegaard zich als student in de theologie en de filosofie aan de universiteit van Kopenhagen inschrijven. Als student — volop staande in de stroom van de tijd, levendig, geestig, charmant ondergedoken in de nieuwste literatuur, in felle politiek meelevend in dit boeiend gebeuren — heeft de zoon het geheim van de vader leren bevroeden. Vermoedelijk doelt hij op dit geheim als hij in zijn dagboek beschrijft zijn grote levenswending. „Toen gebeurde het, dat de grote aardbeving begon, de vreselijke ommekeer, die mij opeens een nieuw en onfeilbaar verklaringsprinciep opdrong van alle verschijnselen te samen. Toen besefte ik dat de hoge ouderdom van mijn vader geen goddelijke zegen was, maar veeleer een vloek. (Zie Pap. II A. 805).

Eén en ander wordt beschreven in Kierkegaards boek getiteld: „Stadiën op de levensweg", hoofdstuk „Schuldig — niet schuldig". Daar wordt de droom van Salomo getekend, waarin hij als zoon een vreselijke ontdekking deed in het leven van zijn vader David. (Wordt vervolgd)

Epe (G.)

J. H. de Boer.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 mei 1985

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Iets over het leven van Sören Aabeye Kierkegaard

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 mei 1985

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's