Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Lofprijzing om de hoop

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Lofprijzing om de hoop

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geloofd zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren, tot een. levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden. 1 Petrus 1 : 3

Lofverheffing

De apostel Petrus begint zijn brief met loven en danken. En nu denkt u misschien, dan hadden die mensen aan wie hij schrijft het zeker niet erg moeilijk. Zij gingen vast een pad over rozen. Dan kun je met danken beginnen. Anders toch niet. Anders zet je toch niet zo hoog in: Geloofd zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus.

Maar de mensen, aan wie Petrus schrijft hadden het juist wel moeilijk. Heel deze brief door merk je dat. Ze werden kwalijk behandeld, belasterd en bespot, omdat ze christen geworden waren. In allerlei kleine, maar ook grote dingen zat men ze dwars en lachte men ze uit. En er waren ook tekenen dat er een grote vervolging op handen was van staatswege.

En toch. Petrus begint met danken en loven. De lof verheft immers! Ze verheft God, daarover zo dadelijk, maar ze verheft ook Gods kind. Ze heft op uit alle benauwenis en bekommernis. Ze bevrijdt van alles wat naar beneden tr^ekt en wat in de laagte houdt. We kijken nfet langer tegen de dingen aan. Wat zijn ze dan hoog en groot, wat zijn ze dan imponerend. We kijken op de dingen neer. Wat zijn ze dan klein, ja haast belachelijk. De dingen van onze zorgen en zonden. Vanuit de hoogte van Gods heerüjkheid en majesteit mogen we ze in de juiste verhoudingen zien. We mogen ze zien liggen onder het almachtig en wijs bestuur van God onze Vader in Christus Jezus.

Door Zijn lofverheffing wil Petrus tegen die mensen zeggen: Zie niet allereerst om je heen, maar zie op Hem. Er is zoveel goeds, zoveel heerlijks in Hem. Dat wil Hij ook tegen ons zeggen. U wilt het altijd maar over die dingen hebben.? Ze zijn ook zo benauwend. Ze zijn u over het hoofd en over het hart gegroeid. U weet niet anders meer. Petrus zegt tegen ons: Geloofd zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus. Laten we eens met Hem beginnen. Dan moet alles er toch heel anders uit komen te zien. Dan komt het in een ander licht, een hemels licht.

Geloofd zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus. Loven, dat is naar het grondwoord iets goeds zeggen van iemand. Hetzelfde woord wordt ook wel vertaald door zegenen. Gezegend zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, zo begint Paulus zijn brief aan de Efeziërs. Wij zegenen God, omdat Hiji ons eerst heeft gezegend. Hij. heeft ons het goede toegezegd. Maar dat niet alleen. Hij heeft ook die toezegging gehouden. Hij heeft het goede gegeven. Nu zegenen wij Hem. Wij loven en prijzen Hem. Wij zeggen goede heerlijke dingen van Hem. Dat komt Hem immers toe. Wordt het eigenlijk niet veel te weinig gedaan! Vooral vandaag aan de dag. Velen houden gans geen rekening meer met God. Ze menen wel zonder te kunnen. Als je nog wat over God hoort in het moderne leven, is het meestal een klacht. God zou het allemaal heel anders moeten doen. God zou de laatste dingen, die ons in dit bestaan dwars zitten ook nog goed moeten maken. En als Hij dat niet doet roepen wij Hem ter verantwoording. Danken en loven is er niet meer bij.

Maar laten we als kerkmensen er liever mee tot onszelf inkeren. Als er één plek is op deze aarde waar de HEERE moet worden grootgemaakt dan is het toch onder ons! Dat de wereld het niet doet, dat is ergens begrijpelijk, maar de gemeente, die is toch geroepen om de deugden te verkondigen van Hem die haar heeft geroepen uit de duisternis tot Zijn wonderbaar Hcht. En daarom, als er nog nooit één goed woord voor God en voor de Heere Jezus over uw lippen kwam, moet dat u tot schaamte zijn en tot gebed: HEERE open Gij mijn lippen door uw kracht, dan zal mijn mond: uw lof verkondigen.

Geloofd zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus. Duidelijk horen wij ook in het loflied van Petrus wie hij wil loven en danken. De God en Vader van onze Heere Jezus Christus. Dat wil zeggen. De God, die wij kennen uit Zijn openbaring in Jezus Christus. De God, die Zich als Vader van Jezus Christus heeft bekend gemaakt. Zo lezen wij in het Oude Testament van de God van Abraham, Izak en Jakob of van de God van Israël. Dat is God, zoals Hij Zich openbaarde in de levensgeschiedenis van de aartsvaders en van Zijn volk. Nu echter heeft Hij Zich nog duidelijker en heerlijker bekend gemaakt in de gave van Zijn Zoon Jezus.

De God, die wij loven en grootmaken, is niet de God van onze gedachten en bespiegelingen. Een God zoals wij Hem ons willen voorstellen. Het kan niet zijn een God, die het eindpunt is van ons logisch denken. Niet een abstrakt en leeg zijn, dat we veronderstellen als draagkracht van het bestaan. Wat voor Gods beelden wij erop nahouden doet helemaal niet ter zake. Het gaat om God, die zich heeft bekend gemaakt in Christus Jezus. Het gaat om God, die ons nu in het evangelie van Christus Jezus verkondigd wordt.

Die God loven wij. Die God maken wij groot. Hij is immers groot en zeer te prijzen. Hij is zo groot dat Hij Zich om ons en onze zaligheid vernederen wilde tot in de allerdiepste versmaadheid en angst der hel: En daarom, zeker: de lof is betamelijk.

Hoop, het motief der lof

Nu zouden er verschillende redenen zijn aan te geven om die God te prijzen. Daar is eigenlijk alle reden voor. God is alleen al te prijzen in Zichzelf, nog afgezien van wat Hij doet of wat Hij geeft. Maar hier wordt God bijzonder geloofd om de hoop die Hij heeft gegeven. Hij heeft ons bestaan opengebroken naar de toekomst. Wij hebben weer wat te verwachten. Wij hebben weer uitzicht. Hoop is een kostbaar goed. Ik denk ook wel een zeldzaam goed. Heel veel mensen lijken er een praktisch uitgeblust bestaan op na te houden. Wat hopen ze nog. O ja, ze hopen dat het mooi weer zal zijn met de vakantie en zo meer. Het is hoop op korte termijn. Op de lange afstand blijft hun hoop nergens meer. Velen denken er nauwelijks over na hoe het later zal zijn. Als we het nu maar een beetje redelijk hebben. Nu

nog maar zoveel mogelijk genieten kunnen van dit leven. Over later zitten we maar niet in. Er is op de lange duur toch weinig meer van te verwachten. Je kunt er maar beter niet over nadenken, het vergalt je plezier. Pluk de dag, dat is het devies. Laat ons eten en drinken en vrolijk zijn. Want morgen, ach morgen, dan sterven we toch.

Geloofd zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, die ons heeft wedergeboren tot een-levende hoop. We mogen hopen. Wij hebben uitzicht. Onze hoop reikt verder dan het hier en nu. Onze hoop reikt zelfs over de grens van de dood. Wij verwachten een onverderfelijke, onbevlekkelijke en onverwelkelijke erfenis. Wij gaan ten hemel in en erven koninkrijken. Ons leven heeft geen horizon. En als het al een horizon heeft, dan mogen we achter die horizon de heerlijkheid weten van een eeuwig en onbeweeglijk koninkrijk. Nu is ons leven misschien wel een reis door de nacht. We worden verdrukt en vervolgd. We worden geacht als aller afschraapsel. Maar we gaan het licht tegemoet. Ons wenken de kusten van Immanuëls land.

Wat een heerlijke gave! Ja, daar is God toch om te prijzen in der eeuwigheid. Wij hadden geen toekomst meer. We konden alleen maar ondergaan in een eeuwige nacht. De nacht van de toorn van God. Hij gaf hoop. En dan niet zo maar een hoop, nee, een levende hoop. Dat wil zeggen een hoop die ons levend houdt. Een zieke kan hopen op beterschap. Maar soms tegen beter weten in. Zo'n hoop werkt dan ook niet veel uit in zo'n zieke. Hij hoopt wel, maar niet echt. Hij heeft het eigenlijk al opgegeven.

Zo'n hoop is de christelijke hoop niet! Ja als je sommigen hoort zou je denken van wel. Ik hoop maar, zegt iemand gelaten. Maar die hoop wekt eigenlijk geen enkele verwachting en geen enkele vreugde. Er zit iets dofs in. Zo'n hoop werkt ook niets uit in het leven. De christelijke hoop is een levende hoop. Ze is de dochter van het geloof. En het geloof is een bewijs der zaken, die men niet ziet. De christelijke hoop verwacht met vreugde. De christelijke hoop wordt ook zichtbaar. We kunnen niet meer gans en al op gaan in de dingen van dit leven. We zijn vreemdelingen geworden. Zo schrijft Petrus toch ook: Petrus, een apostel van Jezus Christus aan de vreemdelingen. Wij hebben hier immers geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomende. De levende hoop doet ons voortreizen naar het hemels Jeruzalem, de stad die fundamenten heeft, welker Kunstenaar en Bouwmeester God is. Daar zijn we thuis, eeuwig thuis.

Maar hoe zijn we nu aan die hoop gekomen? Hoe kwamen we tot dit leven van hoop? Petrus zegt: Dat is een gave, een genadegave. Dat is een gave die je het beste kunt weergeven door het beeld van een totale vernieuwing, een nieuwe geboorte, een wedergeboorte. Dat houdt dan dus wel een radikaal oordeel in over ons oude natuurlijke leven. We hebben al gezien dat is hopeloos en vreugdeloos. Nu krijgen we ook nog te horen dat we er niets meer van maken kunnen. Wij maken geen leven en we maken geen hoop. Ja, er worden pogingen genoeg gedaan. Er zijn altijd weer idealisten die zich inzetten voor een beter bestaan. En toch, het loopt telkens weer stuk op de gebrokenheid van dit aardse bestaan. Het is allemaal tot mislukken gedoemd. Het is geen levende hoop, maar een ijdele hoop, luchtspiegeling, fantasie.

Geloofd zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus die ons heeft wedergeboren tot een levende hoop. De kerk zingt: Hij heeft ons het leven der hoop gegeven. Hij heeft ons opgewekt uit de hopeloosheid en de vreugdeloosheid van ons oude bestaan tot een nieuw leven, tot een leven met toekomst en verwachting. We hoefden er zelf niets aan te doen. Hij gaf het als een heerlijke gave van Zijn genade. Nu zijn we anders geworden, nu zijn we nieuw geworden. De wedergeboorte heeft van ons mensen gemaakt met een open leven. Mensen met een eeuwigheid voor zich.

Petrus zingt het hoogste lied. Zingt u mee? Misschien hebt u er helemaal geen zin in. U gaat wel naar de kerk van huis uit, maar verder niet. U wilt immers verder uw eigen leven voortzetten. Dat leven vindt u nog veel te mooi. Straks moet u dat mooie leven verliezen en dan hebt u niets meer dan uw zonden en de heiligheid van God. En daarom, laat u met God verzoenen.

Misschien hebt u het daar nu juist zo moeilijk mee. Kon u maar meezingen. Haalde u die hoge toon maar. Maar wedergeboren dat is toch heel wat! Dat kun je toch zo maar niet zingen als het gaat over jezelf! U vindt nog zoveel tekorten en zonden bij uzelf. Nu willen we niémand de wedergeboorte aanpraten, wel aanprijzen en zeggen dat de HEERE haar geven, wil aan een ieder die tot Hem komt. Maar hoe geeft de HEERE haar dan? Toch in de weg van het geloof in Zijn woord! In ditzelfde hoofdstuk zegt Petrus dat de gemeente is wedergeboren uit het onvergankelijk zaad van het woord Gods. Daar hebt u een onvervalst kenmerk van de wedergeboorte, dat we ons als arme zondaren overgaven aan het woord van Gods genade in Christus. En daarom als daar iets van in uw leven is zing het dan mee, aarzelend misschien en op de achterste rij van het koor: Geloofd zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, die ons heeft wedergeboren tot een levende hoop.

En als daar niets van in uw leven is, blijf er niet mee bij uzelf. Maar geef het over aan Hem die u roept, Hij is getrouw, Hij zal het ook doen.

Oorsprong en grond van de hoop

Over de gave van dat leven in de hoop worden in onze tekst nog twee dingen gezegd. Allereerst waar die gave uit opkomt. Namelijk uit de grote barmhartigheid van God. Hij heeft ons wedergeboren tot een levende hoop naar Zijn grote barmhartigheid. Hoe zou het anders kunnen! We hebben onszelf in de dood gezondigd. Wij zijn niet zozeer zielig als wel zondig. Onze tragiek is schuld. En naar recht kan God ons alleen maar in die dood onder laten gaan.

Naar Zijn grote barmhartigheid. Is dat wel te zeggen, hoe groot die barmhartigheid is van God? Het Hebreeuwse woord roept het beeld op van een moeder. Maar de barmhartigheid Gods gaat nog veel verder dan moederliefde. Paulus getuigt, dat God rijk is in barmhartigheid en dat Hij ons heeft liefgehad met een grote liefde. En nergens is dat rijker en heerlijker openbaar gekomen dan in de Heere Jezus Christus. Hierin bevestigt God Zijn liefde jegens ons dat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren. Van die barmhartigheid Gods mogen wij veel verwachten, ja een leven in hoop, een eeuwig leven.

Het nieuwe leven komt op uit de eeuwige barmhartigheid van God. En de grond er voor is gelegd in de opstanding van Jezus Christus uit de doden. Hii heeft ons wedergeboren tot een levende hoop door de opstanding van Jezus Christus. Toen is de beslissende wending gekomen. Toen is het leven openbaar geworden. De opstanding van Jezus Christus is de grond voor het nieuwe leven, het leven der hoop. Daar en toen is er kracht vrij gekomen. Kracht waardoor wij in een nieuw en godzalig leven mogen wandelen. In die kracht mogen wij met Christus opstaan tot een nieuw en godzalig leven. Maar dat nieuwe en godzalig leven is een leven der hoop. En daarom als wij de grond van dat leven der hoop zoeken, de garantie daarvan, dan worden wij niet op onszelf teruggeworpen. Gelukkig maar niet. O ik weet wel, we zoeken de bewijzen en de garanties toch altijd weer in onszelf. En als we ze daar niet vinden zwijgt ons lied, we twijfelen en wanhopen.

Maar we hoeven ze daar niet te vinden. In de opstanding van Jezus Christus vindt u het vaste bewijs. Hem heeft God uit de doden opgewekt. Hij is de eersteling geworden onder vele broederen. Hij is het begin van de nieuwe eeuw, het begin van het eeuwige leven. En wie bij Hem schuilt die leert het ondanks alles: Geloofd zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus. Hij heeft Zich in de dood en de opstanding van Jezus Christus zo heerlijk geopenbaard. Nu kan het niet anders of het komt met mij . ook wel goed, eeuwig goed.

Want God, de HEER', zo goed, zo mild, Is t' allen tijd een zon en schild; Hij zal genaad' en ere geven; Hij zal hun 't goede niet in nood Onthouden zelfs niet in de dood, Die in oprechtheid voor hem leven. Welzalig, HEER', die op U bouwt, En zich geheel aan U vertrouwt.

E.

Jac. W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 april 1985

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Lofprijzing om de hoop

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 april 1985

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's