Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Als lichten in de wereld

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Als lichten in de wereld

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

(8)

Behalve het ambt der gelovigen en de daaruit voortvloeiende verantwoordelijkheid is er in de kerk het bijzondere ambt en de daarmee verbonden verantwoordelijkheid waar we ons nu op willen richten. Ik wil sumier enkele opmerkingen maken over de gave, het doel en tenslotte deze artikelen afsluiten met het functioneren van het ambt.

Het ambt als gave

Door heel de Schrift heen wordt het ambt als een gave gezien, waarbij het niet gaat om menselijke willekeur, maar om de verkiezing van God en de roeping daartoe van Zijnentwege. Zo liggen de zaken al onder het Oude Verbond, met name in de eredienst van tabernakel en tempel en de roeping tot profeet. In de Hebreeënbrief (5 : 4) wordt de priesterlijke dienst een eer genoemd. En zeker staat dit i: de contekst van het hogepriesterschap van Christus, als we daar lezen: n niemand neemt zichzelf die eer aan, maar die van God geroepen wordt gelijk Aaron. Dus geen ambt zonder goddelijke roeping. „Men kan geen regering in de kerk oprichten naar mensenbelieven. En wat meer is, men moet volgen een zekere regel in de verkiezing, opdat niemand uit eigen vrijheid en wil, zichzelve daarin dringe". (Calvijn). Daarbij aansluitend zegt onze Ned. Geloofsbelijdenis: Zo moet zich dan een iegelijk wel wachten, door onbehoorlijke middelen, zich in te dringen, maar is schuldig de tijd te verwachten dat hij van God beroepen wordt, opdat hij getuigenis hebbe van zijn beroeping, om van haar gewis en verzekerd te zijn, dat zij van de Heere is." Verder w^eten wij uit zowel het formulier van de bevestiging van de Dienaren des Woords als van dat ter bevestiging van de Ouderlingen en Diakenen dat de roeping door de gemeente „en mitsdien van Godswege" vrijwel samenvallen.

Dit houdt tegelijk in dat er ambtelijke verantwoordelijkheid is beide naar God en de gemeente toe.

Hetzelfde geldt ook voor de door God geroepen profeten. De vraag naar de echtheid van hun roeping wordt getoetst aan het Woord dat zij spreken. Wanneer een profeet in de Naam des Heeren gesproken heeft en dat woord geschiedt niet en komt niet; dat is het woord dat de Heere niet ge-

sproken heeft. (Deut. 18 : 22). Ook hier weer verantwoordelijkheid naar twee kanten.

Dezelfde lijn vinden we in het Nieuwe Testament. Het apostelambt rust in de roeping tot discipel. Jezus stelde er twaalf, zond de zeventig zelf uit. Het bekende: „Gij hebt Mij niet uitverkoren, maar Ik heb U uitverkoren, en Ik heb u gesteld dat gij zoudt heengaan en vrucht dragen, en dat uw vrucht blijve" heeft op de eerste plaats een ambtelijke strekking. Samenvattend trekt Paulus in Efeze 4 de lijn door tot op de grote Hogepriester die tot Zijn gemeente komt met de ambten als Hemelvaartsgeschenken. , , En Dezelve heeft gegeven sommigen tot apostelen, en sommigen tot profeten, en sommigen tot evangelisten en sommigen tot herders en leraars. We kunnen dit elkaar niet genoeg voorhouden in een tijd waarin het kerkelijk en ambtelijk besef tot op de bodem wordt uitgehold en men van kerkelijk en ambtelijk gezag en ontzag zo goed als niets meer weten wil. Aan dit uithollingsproces werkt niet alleen de gezagscrisis van onze moderne tijd mee, maar ook die ambtsdragers zelf, die wel hun ambt willen bekleden, maar van een puur werelds leven, ja van openlijke zonden geen afstand willen doen, om Godswil niet en terwille van de gemeente die zij te dienen hebben zeer zeker niet. Zo verliest het ambt het bijbelse tegenover het beslissende gezag van het Woord uit.

Ik ga hier nu niet dieper op in, als niet direkt behorend bij ons onderwerp. Wie er meer van weten wil neme zijn Bijbel en leze vooral de pastorale brieven van Paulus aan Timotheüs, liefst zo onbevangen mogelijk; en laat het Woord uitspreken, dan kan het ook aanspreken. Ik wil nu alleen maar benadrukken dat het ambt niet niets is, maar een voortreffelijk werk en een verantwoordelijk werk. Coram Deo en coram publico.vrij vertaald: met het oog op Christus en de gemeente, en niet te vergeten met het oog op de wereld. Het was Paulus' heilige begeerte om altijd een onergerlijk geweten te hebben voor God en de mensen.

De verantwoordelijkheid van de ambtsdrager

De eerste verantwoordelijkheid van de ambtsdrager is dat hij er zelf toe geroepen is de christelijke levensstijl in praktijk te brengen. Hoe dat ingevuld moet worden zegt ons Paulus in 1 Timotheüs 3. Tot zijn eigen christelijke levensstijl behoort een goed huwelijk, nuchterheid, waakzaamheid, matigheid, eerbaarheid. Wie zichzelf in opspraak brengt door een slordig levensgedrag bouwt de gemeente niet, maar breekt haar af. U moet dat niet uitleggen als zondeloosheid, maar het leven van een ambtsdrager mag niet in strijd zijn met de leer die hij voorstaat en overdraagt. Het gaat om de Naam van Christus en het behoud van mensen.

Paulus was er beducht voor dat hij, terwijl hij anderen het Evangelie verkondigde, zelf niet enigszins verwerpelijk zou zijn. W T e kunnen niet diep genoeg beseffen dat ambtelijke verantwoordelijkheid alles te maken heeft met persoonlijk geestelijk leven in de vreze des Heeren. We gaan met mensen om wier behoud wij op het oog moeten hebben. Daarom legt het ambt zo'n geweldige verplichting op de ambtsdrager, met name naar zijn eigen gezin toe en vandaar uit naar het grote gezin van de gemeente.

Praktisch betekent dit dat wc de pastorale zorg niet zo moeten overaccentueren dat we het eigen gezin helemaal uit het oog verliezen. Nog teveel komt het onder ons voor dat één of enkele mensen in een gemeente alle verantwoordelijkheid moeten dragen. We kunnen elkaar ook teveel belasten en de taken dienen beter verdeeld te worden. Het gaat niet aan om ambtsdragers avond aan avond uit hun gezin weg te zien trekken. We hoeven ook niet alles te organiseren. Het kan — ik zeg niet persé dat het ook zo moet zijn — de indruk wekken dat het geestelijk leven van de gemeente zich alleen maar binnen georganiseerde kaders kan afspelen. Zou het soms ook tot de verantwoordelijkheid van de ambtsdragers kunnen behoren de gemeente duidelijk te maken dat ze op elkaar acht hebben tot opscherping der onderlinge liefde?

Er zit in het echte geestelijke leven ook een stuk spontaniteit die we door alles te willen organiseren meer af snoeren dan stimuleren.

Verder beseft iedereen dat de gezinnen van de ambtsdragers geen modelgezinnen zijn en dat er heel wat ambtsdragers zijn die het daarom juist moeilijk genoeg hebben met het ambt dat zij bekleden. Een bekende vraag is dan ook: hoe kun je ambtelijke verantwoordelijkheid voor de gemeente dragen als het in het kleine kerkje van je gezin niet gaat zoals het naar het Woord van God móét gaan? Dan het ambt maar neerleggen? Dat zou de weg van de minste weerstand zijn.

Ik voor mij zou zeggen 1 doe er aan wat u kunt en wendt alles aan wat in uw vermogen, ja, voor God en Zijn gemeente verantwoord is om uw gezin bij het Woord van God te houden. Als u daar serieus, als voor Gods aangezicht, en dat is ook biddend, in bezig bent, dan zal niemand zeggen dat u uw ambtelijke verantwoordelijkheid voor de gemeente niet langer mag dragen. Ik denk bijvoorbeeld aan Samuël. In zijn ouderdom krijgt hij van het volk het verwijt te horen dat zijn zonen niet in de wegen van hun vader wandelen, maar zich neigden tot gierigheid en het recht bogen. (1 Sam. 8 : 3). Wat doet nu deze oude Godsman, vergrijsd in de dienst des Heeren? Trekt hij zich terug? Gaat hij zonder meer in op de wens van het volk om nu in zijn plaats maar een koning aan te stellen? Met andere woorden, legt hij zijn ambt neer?

Helemaal niet! Hij praat het gedrag van zijn kinderen ook niet goed, maar bij het afscheid van Israël distantieert hij zich van de zonde en het gedrag van zijn kinderen door te zeggen: , , Ziet hier ben ik, betuigt tegen mij, voor de Heere, en voor Zijn gezalfde, wiens os ik genomen heb en wiens ezel ik genomen heb, en wie ik verongelijkt heb, wie ik onderdrukt heb, en van wiens hand ik een geschenk genomen heb, dat ik mijn ogen van hem verborgen zou hebben"; d.w.z. dat ik maar een oogje toegedaan zou hebben. En eer wij wijzen naar de kinderen van de ambtsdragers moeten we eens vragen hoe zij er zélf onder lijden en met en voor hen bidden, dat zij gesterkt mogen worden in hun ambtelijke verantwoordelijkheid naar de gemeente toe. En zouden kinderen en gezinsleden van ambtsdragers die dit lezen er niet meer aan moeten denken 1 dat het niet

alleen als een soort eer beschouwd moet worden om een ambt te bekleden, maar dat het ook 'n verplichting met zich meebrengt?

Per slot van rekening hebben kinderen als ze op een bepaalde leeftijd komen ook nog een eigen verantwoordelijkheid. „Als vader in het ambt staat, geeft dat toch ook een zekere verplichting aan de kinderen. Ze moeten hem niet in de steek laten en in moeilijkheden brengen door hun levensgedrag. We beleven het vaak niet zo, maar elk gezin is een huisgezin Gods. En de Vader is daarin ambtsdrager, profeet, priester en koning." (L. G. Zwanenburg, Leer, ambt en leven, Pag. 67).

Ik zou hier nog aan toe willen voegen dat hoe groot de verantwoordelijkheid voor de ambtsdrager ook is en hoeveel ook van hem geëist wordt, dat die verantwoordelijkheid niet op hem alleen rust, maar op zijn hele gezin en op het hele gezin van de gemeente.

Neem nog eens voor u de vermaningen aan het slot van het formulier voor de bevestiging van Dienaren des Woords. Daar krijgt de gemeente als opdracht mee: „En gijlieden ook, geliefde christenen, ontvangt deze uw dienaar in de Heere met alle blijdschap, en houdt de zodanigen in waarde. Gedenkt dat God zelf door hem ulieden aanspreekt en bidt." En bidt; want ze moeten zoveel doen en worden soms zo weinig echt gedragen. Waarom bidden? Omdat hun verantwoordelijkheid zo groot is. „Zij waken voor uw zielen, ze zullen daarvan rekenschap geven, opdat zij dit doen mogen met vreugde en niet al zuchtende, want dat is u

niet nuttig." In hun ambtelijke verantwoordelijkheid hebben zij maar één doel op het oog dat gij door hun woord in Christus gelovende, het eeuwige leven mogen beërven. Dat is nog al wat. Wie is hiertoe bekwaam? Ik nodig u uit om samen het gebed te lezen aan het einde van het formulier tot bevestiging van dienaren des Woords. In dit gebed komt de gezamenlijke verantwoordelijkheid sterk naar voren.

We kunnen ons nu verder bezig houden met de vraag naar de omvang van de verantwoordelijkheid der ambtsdragers. Inderdaad hebben ze toe te zien op de christelijke levensstijl van de gemeente. Calvijn noemt de tucht noodzakelijk in de kerk net zo goed als in het huisgezin, omdat de toestand in gezin en kerk zo ordelijk mogelijk moet zijn.

Ik heb al eerder betoogd en onderstreep het nog maar eens dat de christelijke levensstijl een vrucht is van de rechte prediking. In de prediking wordt de meest zuivere tucht geoefend. Het zijn de sleutels van het rijk der hemelen, waardoor de toegang ontsloten of toegesloten wordt. Letterlijk zegt hij: „Daarom, evenals de zaligmakende leer van Christus de ziel der kerk is, zo vormt de tucht in de kerk de zenuwen, door welke geschiedt, dat de leden des lichaams, ieder op zijn plaats met elkander verbonden zijn. Daarom zoeken allen die de tucht begeren weggenomen te zien, of haar herstel verhinderen, hetzij dat ze dat doen met opzet, hetzij uit onnadenkendheid, ongetwijfeld de uiterste verstrooiing der kerk. Want wat zal geschieden indien aan ieder vrij staat wat hem lust? En toch zou dat gebeuren, indien niet bij de prediking der leer bijzondere vermaningen, bestraffingen en andere dergelijke hulpmiddelen kwamen, die de leer ondersteunen en niet werkeloos laten zijn" (Inst. IV - 12 - 1).

Naast de geweldige opdracht van de Evangelieprediking legt de Schrift de volle klemtoon op het weiden van de kudde en het waken voor de zielen. Naast het wervende element draagt de ambtsdrager verantwoordelijkheid voor het bewarende element, „om de gemeente Gods in goede tucht en orde te houden, en voor de gemeente Gods zorg te dragen" (Formulier ter bevestiging van Dienaren des Woords). In het bevestigingsformulier voor ouderlingen en diakenen wordt gezegd: „Zo is dan het eerste ambt der ouderlingen, met de dienaren van het Woord, opzicht te hebben over de gemeente die hun bevolen is: naarstig toe te zien of een ieder zich behoorlijk gedraagt in belijdenis en wandel". Onze Ned. Gel. Bel. spreekt dan ook van een regering der ware kerk door een geestelijke politie (= inrichting) met als doel de ware religie te onderhouden, te maken dat de ware leer haar loop hebbe; dat ook de overtreders op geestelijke wijze gestraft worden en in toom gehouden..."

Wie zo zijn ambt voluit geestelijk neemt voelt immers hoe zwaar de verantwoordelijkheid weegt en dat we er voor te waken hebben dat anderen niet tegen ons kunnen zeggen medicijnmeester, genees uzelf.

Niet voorniets wordt er nadruk gelegd dat we waken moeten voor de christelijke levensstijl op geestelijke wijze. Dat maakt niet hard maar mild.

Calvijn spreekt van een gestrenge barmhartigheid. Geestelijk is niet bij voorbaatalles afkappen en afhakken, maar elkaar terecht brengen, al wordt 't niet altijd in dank afgenomen. Geestelijk wil zeggen dat we ambtelijke verantwoordelijkheid alleen biddend kunnen dragen. Iedere keer weer de Heere vragen om wijsheid, liefde en tact en in de hoop elkaar te behouden. Daarom is „geestelijke politie" nooit inquisitie. Het is een groot kwaad als de zonde niet meer openlijk wordt bestraft. Het is een niet minder groot kwaad als de zonde niet in liefde wordt bestraft.

Calvijn citeert de kerkvader Cyprianus op dit punt die ergens zegt: „Het bloed zal van uw hand geëist worden: indien gij de mensen vreest, zullen zij u uitlachen; maar indien ge God vreest, zult ge ook door de mensen geëerbiedigd worden; laat ons de scepters niet vrezen, noch het purper, noch de kronen".

En wie kan voor purper, scepter en kronen niet gemakkelijk invullen, eer, aanzien, in — willen — zijn. De echte verantwoordelijkheid wordt ontvangen van de Heere en teruggebogen tot op de Heere en verder hebben we zegt Paulus niet nodig door u geoordeeld te worden, want wie mij oordeelt is de Heere.

Wbg.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 april 1985

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Als lichten in de wereld

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 april 1985

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's