Domineekinderen
Onbetwist helemaal aan de top het sprookjesachtige van prinsjes-en prinsessenbestaan — daarna vanzelfsprekend een grote poos niks — en vervolgens al vrij snel het geluk domineekind te zijn. Althans zo denken en zeker dachten velen met tekenende uitzondering van de meesten van deze groep zelf. Wat kunnen appels mijlenver van de stam terecht komen. Dat wisten wij al lang uit allerbeste bron. Wie vernam dezer dagen niet van Barabbas. Vertaald luidt zijn naam: zoon van vader. Wiedes als je zo heet. Het wordt wel anders, wanneer wij bedenken dat priesters — dominees evenknieën — als vader (pater) werden aangeklampt. Overtuig u in de tekst Richteren 17 vers 10. De jonge man gevraagd Micha's vader te willen wezen was misschien stukken jonger dan vrager zelf. Een priesterzoon als terrorist. Wij denken aan een naam uit de Duitse RAF, Ulrike Meinhof, in 1976 begraven door de bekende theoloog en zelf ook predikantszoon, Helmut Gollwitzer. Maar los van zulke extreme gevallen zijn er diverse carrières in het verlengde van vaders loopbaan.
In het kerkblaadje „Kerkblaadje" — 29 maart j.1. — schreef Dr. W. Aalders ter nagedachtenis van de dochter van de eens hooggeschatte Plaagse predikant Posthumus Meyes. Een gevierde prediker uit de periode, toen men volgens overlevering in een andere grote stadsgemeente Rotterdam slechts geliefde en zeer geliefde dominees kende. Deze dochter groeide op in een tijd dat het zo niet de gewoonte was voor jongere dames zelf een bestaan en bestaansmogelijkheid op te bouwen. Zij droeg vol piëteit het aureool dat haar vader omstraalde voort en zij deed de sfeer van het ouderlijk huis — de pastorie — na de dood van haar ouders spreken.
„Een overlevende uit een bijkans vergeten tijd. Een verleden, waarin God nog tot Zijn ere kwam. En dan verzuchtte zij: „Wat komt Hij nu nog weinig tot Zijn eer, terwijl Hij het zo waard is"."
Hetzelfde lees-en bijblijf uur las ik in „HN" — van 23 maart jl. — een gesprek met de zeer bekende schrijfster Annie M. G. Schmidt. Een domineedochter uit het Zeeuwse Kapelle. Zij wist wel een eigen bestaan op te bouwen. Met succes. Niet een regelrechte voortzetting van wat thuis gebeurde. Zij brak met veel in haar opvoeding. „Ais u aan Kapelle, uw geboorteplaats denkt, wat is dan het eerste beeld dat opdoemt? De kerk... de kerk en het orgel. Een aantrekkelijk beeld? Nee, heel afschuwelijk. Mogelijk is wat aan uitleg volgt dienstig tot enige rechtvaardiging, maar dergelijke dingen gebeurden en gebeuren. Wie weet hoeveel vaker dan wij in onze argeloosheid vermoeden.
Mevrouw Schmidt vertelt waarom en hoe zij zo gefrustreerd raakte door de omgeving, waarin zij opgroeide. Herinnerd werd aan een eerdere uitspraak hoe dominees, collega's, bij haar thuis kwamen en zich vrijpostigheden veroorloofden, knepen, toen zij zon jaar of twaalf, dertien was en dat zij best verder wilden. En de manier van praten van die dominees. En de inhoud van de gesprekken. Vol jalousie de metier. Naijver vanwege beroep of ambt. Hoe zij erop uit waren voortdurend elkaar neer te halen. Later trouwde zij zelf met een chemicus. OokKOLOMMETJE in de praatclub van deze collega's pakken van hetzelfde laken. , , Maar bij chemici vind ik dat niet zo erg als bij dominees".
„Gans anders" is het in onze kringen. Op die manier zijn wij geneigd het laatste verhaal af te ronden. In onze wat bevindelijker kringen heb je dat niet zo. Het is wel een bekende en veel gebezigde draai aan artikeltjes en kritische weergaven. Maar als je hand de pen voert kan die niet tegelijk op het hart gelegd worden om verklaringen af te leggen. Zou de ziekte van jalouzie, de beroeps-naijver, door in deze nieuwere jaren uitgevonden medicijnen uit het midden geweerd zijn? Komt 'collegitis' niet meer voor? En die vrijpostigheden?
„Gans anders" is aangehaald uit de berijmde eerste psalm. Alleen zijn wij „al zingende gezakt". Immers de psalm zet in met het geluk van die niet wandelt in der bozen raad en navenant staat noch nederzit. Dan volgt: „Gans anders is 't met hem, die het kwaad bemint". Tegenwoordig starten wij met het ongeluk van de beminnaren van het kwaad en daarna gaan we er maar van uit en veronderstellen wij dat het ten onzent wel „gans anders" gesteld zal zijn. Mogelijk zeggen wij het wel al te vaak en te nadrukkelijk. Daarmee kun je verdenkingen oproepen.
De Paasdagen zijn alweer voorbij. De preken waaraan veel te koste werd gelegd verklonken in hun Amen. Om lieve dingen zou je graag weten en grager horen of Christus ook waarlijk deze dagen opstond in onze pastorieën en in onze huizen. Opgestaan tot vreugde en tot nieuw leven. Tot vrijheid, en niet vrijpostigheid.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 april 1985
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 april 1985
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's