XI e n " ^ m i d d e l a a r
„Want er is één God, er is ook één Middelaar Gods en der mensen, de Mens Christus Jezus, Die Zichzelf gegeven heeft tot een rantsoen voor allen, zijnde de getuigenis te zyner tijd. Waartoe ik gesteld ben een prediker en apostel (ik zeg de waarheid in Christus, ik lieg niet) een leraar der heidenen, in geloof en waarheid."
1 Timotheüs 2:5—7
één God
Want. Dat woordje waarmee ik dit keer de woorden uit de le Timotheüsbrief beginnen wil, legt het verband met het voorgaande. We hoorden van Gods wil, Gods heilswil.
God wil dat alle mensen zalig worden en tot kennis der waarheid komen. Alle mensen zonder onderscheid. Allerlei mensen, tot zelfs de heidense overheid toe. Vandaar de voorbede juist voor hen die in hoogheid zijn. Welnu, dat God wil dat alle mensen zalig worden, ligt volgens de apostel ook in de éénheid van God. „Want er is één God..."
Dat er maar één God is, wil zeggen dat Hij de God van allen is. Of men God als God erkent of niet, toch is Hij de God van alle mensen. Of men daar nu voor valt of schouderophalend aan voorbij gaat. God is de God van alle mensen. Want er is één God. Er is niet een aparte God voor Nederlanders en één voor Peruanen en één voor Chilenen. Allen hebben dezelfde God. Mensen zeggen weieens: wat maakt het nu uit van wat voor kerk je bent of welk geloof je belijdt, we moeten toch allemaal voor één God verschijnen. Dan zeg ik: dat laatste is waar. We moeten eens voor dezelfde God verschijnen.
Maar juist daarom maakt het wel terdege uit welk geloof we belijden. Alleen het waar zaligmakend geloof doet ons Christus kennen en verschaft ons om Zijnentwil een ingang in het eeuwig Vaderhuis. Overeind blijft staan: er is maar één God.
Al wat zich naast Hem God noemt of als God laat vereren, rust o; p strafbare overmoed. Omdat er maar één God is, is Hij de God van allen, de God van alle volkeren. Daarom sluit God ook niemand buiten Zijn heil en Zijn heilsbemoeiingen. Met eerbied gezegd: we mogen God niet reserveren alleen voor Nederlanders of alleen voor blanken. Nee, Hij is een God van allen. Dat er één God is, beleed Israël al van oude tijden af.
„Hoor, Israël, de HEERE onze God is een enig HEERE!" (Deut. 6, 4). Als later een Schriftgeleerde aan Jezus vraagt welke het eerste gebod is van allen, is Zijn antwoord: Het eerste van alle geboden is: Hoor, Israël, de Heere, onze God, is een enig Heere, Mk.
12, 29. Er is één God. Vóór Mij is er geen God geformeerd, zegt de Heere Zelf, en na Mij zal geen zijn. Ik, Ik ben de HEERE en er is geen Heiland behalve Mij (Jes. 43 : 10, 11). Ik ben de Eerste en Ik ben de Laatste en behalve Mij is er geen God (Jes. 44, 6). Als het over zgn. afgoden gaat in de Schrift, worden ze op vaak bijtend sarcastische toon terzijde gezet en aan de kaak gesteld als 'nietigheden'. Terecht stelt onze Belijdenis: ij geloven allen met het hart en belijden met de mond dat er is een enig en eenvoudig geestelijk wezen dat wij God noemen (art. 1 NGB).Er is maar één God. Beleed Israël dit in de contekst van de vele goden om haar heen en temidden van de voortdurende dreiging van afgoderij, hier staat het in het kader van Gods universele heilswil. De éne God wil het heil onder alle mensen brengen. Ze gaan Hem allen evenzeer aan Zijn hart. Het zijn allen Zijn schepselen. Waar ze ook wonen. Wie ze ook zijn. In welke cultuur ze leven of in welke maatschappij. God is niet een God der Joden alleen, maar ook der heidenen (Rom. 3, 29).
één Middelaar
Er is geen God behalve de éne God. Maar dat geldt ook van de Middelaar. „Er is ook één Middelaar Gods en der mensen..." Naast de Middelaar Christus is er geen, geen andere. Alleen Hij is de Middelaar. En dan in het verband van de tekst: de Middelaar voor alle mensen. Gods heilswil jegens alle mensen uit zich, zouden we kunnen zeggen, in de gave van de ene Middelaar. En die gave is bedoeld ook weer voor alle mensen.
Middelaar. Ridderbos zegt in zijn commentaar dat het woord met 'middelaar' vertaald, doet denken aan een 'zaakwaarnemer', 'onderhandelaar'. In onze samenleving kennen we de figuur van de bemiddelaar in moeilijke soms vastgelopen onderhandelingen. Zijn taak is het twee partijen weer bij elkaar te brengen nadat ze uit elkaar geraakt en gegroeid zijn door ernstige meningsverschillen. Dat Christus hier Middelaar heet, brengt ons bij de verzoening. En dan de verzoening in de zin van het herstellen van een verbroken relatie, in dit geval de verbroken
relatie met God. Er leven er twee in vijandschap met elkaar. Verzoenen is de vijandschap in vriendschap veranderen. Daar hebt u de taak van de Middelaar. Hij is er voor om de verbroken en verstoorde relatie tussen God en mens te herstellen.
De Middelaar Gods en der mensen. Let u op die tweezijdigheid. Hij is Middelaar Gods. Dat wil zeggen: Hij vertegenwoordigt God bij de mensen. Christus is God onder de mensen. In Hem komen we God tegen, hebben we met God te doen. Maar Hij is ook de Middelaar der mensen. En dat wil zeggen: Hij vertegenwoordigt de mens bij God. En wat doet Hij nu? Wel, de Bijbel is er duidelijk genoeg in dat de verzoening van God uitgaat. God bewerkt de verzoening. Door deze Middelaar. Hij is daartoe aangesteld en gezalfd door God. Al deze dingen zijn uit God, Die ons met Zichzelf verzoend heeft door Jezus Christus (2 Kor. 5, 18). We zijn met God verzoend door de dood van Zijn Zoon (Rom. 5, 10). Christus is zo de Middelaar Gods. Doel van Christus' missie was om de wereld met God te verzoenen.
Aan de andere kant is Hij ook de Middelaar der mensen. Opmerkelijk is dat Paulus er in de tekst nog eens met nadruk bij zegt: er is ook één Middelaar Gods en der mensen, de Mens Christus Jezus. Hij treedt als Middelaar op namens God bij de mensen. Maar evenzeer namens de mensen bij God.
„De van God uitgaande verzoening eist en schept een bepaalde weg, waarin deze verzoening moet plaats vinden en een bepaalde orde, waaraan zij moet beantwoorden. Daartoe behoort, dat de door God aangestelde en gezonden mens Jezus voor de mensen bij God als Middelaar optreedt" (Ridderbos a.w. pag. 75).
Er is één Middelaar! Dit woord betekent de doodssteek voor alle andere middelaars die wij er op na houden. „Het is 'n voldongen feit: deze Middelaar Gods en der mensen is er. Hij heeft Gode de genoegdoening aan eeuwige gerechtigheid gebracht. Hij heeft ook de mensen met God verzoend. En aangezien volgens het Evangelie Hij het alleen is en Hij het gedaan heeft, zo gelden hier niet meer:
Mozes, wet, geboden, werken, boete, gerechtigheid, vroomheid, heiligheid of wat het ook zij en welke naam het ook hebbe, waarmee de mens het bij God in orde zou willen brengen, tot God zou willen naderen" (dr. H. F Kohlbrugge, Twaalf Twaalftallen, dl XI/XII, pag. 204).
Zolang we deze Middelaar niet kennen, kunnen we bemiddelen wat we willen maar de beledigde God zal er nooit genoegen mee nemen. Aan Zijn voorwaarden kunnen we in tijd noch eeuwigheid voldoen. Het hoeft ook niet. Er is er maar Eén. En wat voor één! Hij is zulk een voortreffelijk Middelaar. Hij heeft aan alle voorwaarden voldaan die Gods recht stelde om tot verzoening te komen.
Hij heeft niets aan ons overgelaten, nog geen stap in de richting van God. Alles wat er voor eeuwig in de weg stond tussen God en ons heeft Hij Zelf op Zich genomen en tussen God en ons weggedaan. Daarom, niemand kan een middelaar voor u zijn tussen God en u. Een arme zondaar voelt dat het beste, schrijft Kohlbrugge, want hij gevoelt hoe de toorn Gods jegens hem van dien aard is dat er door geen mens een eind aan kan worden gemaakt. Nooit kan ons boete doen een eind maken aan de toorn Gods tegen de zonde. Omdat er aan ons zondigen nooit een eind komt. Genoegdoening aan de eeuwige gerechtigheid van God, genoegdoening die God eist, brengt niemand van de mensen tot stand. Er is er maar Eén die het kon en die het ook volbracht. Er is dan ook maar één Middelaar Gods en der mensen.
Voor wie is Hij dus Middelaar? Voor mensen. Voor allerlei mensen. En dat zijn van zichzelf allemaal vijanden van God. Maar dat is het 'm juist. Hij had geen Middelaar Gods èn der mensen hoeven te zijn ware het niet dat Hij vijanden met God te verzoenen had.
Hij heeft God verzoend. Hij heeft vrede verworven en gerechtigheid aangebracht. Daar hoeft u niets aan toe te voegen van uw kant. U kunt het niet eens en het is nog verboden ook. We hebben in Christus een rein natuur-en lotgenoot gekregen. De Mens Christus Jezus. Hij is in onze nood en schuld gekomen. Hij is ons vlees en bloed deelachtig geworden. Al onze zwakheden heeft Hij aangenomen. Hij heeft alle dingen gedaan die er voor ons bij God te doen waren. We lezen Zijn stamboom in de Schrift. En die gaat terug op Adam, mens. Hij is van onze familie geworden. Waarom? Om te verlossen, om te verzoenen. Mens geworden. De mens heeft gezondigd. De mens moet betalen. Die breekt moet betalen, zeggen we soms. Hij is voor brekers mens geworden om te herstellen de breuk door ons geslagen. Mens. God kan niet sterven. Daarom is Hij ook mens geworden. Hij is Mens geworden om ons, om in onze plaats te komen. Eén Middelaar, aldus Kohlbrugge, is hier voor alle vijanden, één Mens voor alle mensen.
zichzelf gegeven
Hoe heeft Christus dat gedaan? Er staat: „Die Zichzelf gegeven heeft." Voor de besten onder de mensen zeker? Voor de vroomste en braafste? Nee, voor Zijn vijanden. Want vrienden heeft God niet onder de mensen of het moest zijn dat ze tot vrienden zijn gemaakt. Voor mensen die er nooit iets van terecht hebben gebracht. En die er ook van zichzelf nooit meer iets van weten te maken. Hij heeft Zichzelf gegeven. O, welk een woord. Wie kan het met droge ogen lezen en zonder een geraakte ziel. Zichzelf gegeven! Gegeven tot in de dood, tot aan het kruis, tot in de hel. Gegeven. Liefde spreekt daaruit. Hij gaf geen honderdduizend gulden losgeld per zondaar. Nee, Hij gaf Zichzelf tot een rantsoen = losprijs voor allen. Wanneer is er een losprijs nodig? Om iemand die ten dode wordt gehouden door kidnappers vrij te krijgen. Komt de losprijs er niet, dan krijgt de gegijzelde de kogel. Mensen hebben het leven verbeurd, de dood wacht hen absoluut of het moet zijn dat iemand een losprijs betaalt. Wat doet Christus? Hij stelt Zichzelf, zijn eigen leven als losprijs voor allen, plaatsbekledend. Is de losprijs eenmaal betaald, dan komt de gevangene vrij. Wat betekenen deze tekstwoorden? Om te beginnen: ons aller absolute verlorenheid en verworpenheid. Dat geldt alle mensen zonder onderscheid. De ganse wereld is verdoemelijk voor God, niemand uitgezonderd. Verder zeggefi ons deze woorden: God is heilig en blijft dat ook, ook al kost het de dood van de Zoon. Eer Hij de zonde ongestraft liet blijven, heeft Hij ze gestraft aan Zijn eigen lieve Zoon. Tenslotte: manifesteert Zich de oneindige liefde Gods in deze Middelaar Gods en der mensen, de Mens Christus Jezus.
Mens Christus Jezus. „Maar is dat voor mij? Wanneer gij een zondaar zijt, zeker, dan is het voor u. Wanneer gij een heidenkind zijt, wanneer gij niets in u hebt dan de dood en gevoelt dat gij ook niets dan de dood te wachten hebt, zeker, dan is het voor u... Wanneer gij volstrekt geen ander kenteken hebt dan dit, dat gij een mens zijt, gekweld door zonde, verdraaiheid, verkeerdheid, dood, ellende en verderf, terwijl gij toch zo gaarne vrede in uw gebeente zoudt willen hebben, vrede bij God, voorzeker dan is het voor u" (Kohlbrugge). Waaraan weten we dat zo zeker?
Omdat er staat: Hij heeft Zichzelf gegeven voor allen. Daarin ligt houvast in de worsteling van uw ziel om genade bij God. Heere, hier staat het: voor allen. Daar hoor ik ook bij. Geef me geloof om dat geloven. Voor allen. Daar is de diepst gezonkene in begrepen, daar ligt de meest ellendige zondaar in opgesloten. , , Zijnde de getuigenis te zijner tijd." Een beetje moeilijke zin om te begrijpen. Wellicht bedoelt de apostel te zeggen dat Christus' Zelfovergave het getuigenis is van God. Dat God wil dat alle mensen zalig worden en tot kennis der waarheid komen, dat wordt betuigd in Christus' Zelfovergave in de dood.
prediker
En van die aangrijpende boodschap mag Paulus een boodschapper zijn. „Waartoe ik gesteld ben een prediker en apostel (ik zeg de waarheid in Christus, ik lieg niet), een leraar der heidenen, in geloof en waarheid." Een prediker. Paulus bedoelt daarmee te zeggen dat hij het totaal nieuwe van de bedeling Gods in Christus mag aankondigen. Het heil wordt alle mensen aangeboden. Dat is iets nieuws. God doorbreekt alle grenzen. Het heil stroomt de wereld in. Het wil de mensen bereiken. Daartoe ben ik gesteld tot een prediker. Een apostel. Dat geeft een herinnering aan zijn zending, opdracht. Hij heeft deze boodschap niet zelf bedacht. God heeft hem er volmacht toe gegeven. Tenslotte noemt hij zich ook een leraar. Een leraar bouwt voort op de proclamatie van het heil. Geeft er de consequenties van te zien, vooral ook in ethische zin. Hij trekt de lijnen door naar het dagelijkse leven. Leraar der heidenen. Opmerkelijk, hierin liggen weer „alle mensen" in begrepen die in dit gedeelte zo vaak werden genoemd en heel indringend werden bedoeld: vs 1, vs 4, vs 5, vs 6. Steeds: alle mensen, allen
Hoe wijd breidt God Zijn armen uit, zo wijd als de wereld is. En op die armen verhoogt Hij Christus, de Middelaar Gods en der mensen. Kunt u er niet bij? Hij komt bij u. Kunt u niet geloven dat het ook voor u is? Lees dan de Schrift in deze plaats eens grondig. Allen, inclusief u verloren mensenkind, is deze Middelaar geschonken. Gelooft Zijn heil-en troostrijk Woord!
W. '
JM
Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
„Want er is één God, er is ook één Middelaar Gods en der mensen, de Mens Christus Jezus, Die Zichzelf gegeven heeft tot een rantsoen voor allen, zijnde de getuigenis te zyner tijd. Waartoe ik gesteld ben een prediker en apostel (ik zeg de waarheid in Christus, ik lieg niet) een leraar der heidenen, in geloof en waarheid."
1 Timotheüs 2:5—7
één God
Want. Dat woordje waarmee ik dit keer de woorden uit de le Timotheüsbrief beginnen wil, legt het verband met het voorgaande. We hoorden van Gods wil, Gods heilswil.
God wil dat alle mensen zalig worden en tot kennis der waarheid komen. Alle mensen zonder onderscheid. Allerlei mensen, tot zelfs de heidense overheid toe. Vandaar de voorbede juist voor hen die in hoogheid zijn. Welnu, dat God wil dat alle mensen zalig worden, ligt volgens de apostel ook in de éénheid van God. „Want er is één God..."
Dat er maar één God is, wil zeggen dat Hij de God van allen is. Of men God als God erkent of niet, toch is Hij de God van alle mensen. Of men daar nu voor valt of schouderophalend aan voorbij gaat. God is de God van alle mensen. Want er is één God. Er is niet een aparte God voor Nederlanders en één voor Peruanen en één voor Chilenen. Allen hebben dezelfde God. Mensen zeggen weieens: wat maakt het nu uit van wat voor kerk je bent of welk geloof je belijdt, we moeten toch allemaal voor één God verschijnen. Dan zeg ik: dat laatste is waar. We moeten eens voor dezelfde God verschijnen.
Maar juist daarom maakt het wel terdege uit welk geloof we belijden. Alleen het waar zaligmakend geloof doet ons Christus kennen en verschaft ons om Zijnentwil een ingang in het eeuwig Vaderhuis. Overeind blijft staan: er is maar één God.
Al wat zich naast Hem God noemt of als God laat vereren, rust o; p strafbare overmoed. Omdat er maar één God is, is Hij de God van allen, de God van alle volkeren. Daarom sluit God ook niemand buiten Zijn heil en Zijn heilsbemoeiingen. Met eerbied gezegd: we mogen God niet reserveren alleen voor Nederlanders of alleen voor blanken. Nee, Hij is een God van allen. Dat er één God is, beleed Israël al van oude tijden af.
„Hoor, Israël, de HEERE onze God is een enig HEERE!" (Deut. 6, 4). Als later een Schriftgeleerde aan Jezus vraagt welke het eerste gebod is van allen, is Zijn antwoord: Het eerste van alle geboden is: Hoor, Israël, de Heere, onze God, is een enig Heere, Mk.
12, 29. Er is één God. Vóór Mij is er geen God geformeerd, zegt de Heere Zelf, en na Mij zal geen zijn. Ik, Ik ben de HEERE en er is geen Heiland behalve Mij (Jes. 43 : 10, 11). Ik ben de Eerste en Ik ben de Laatste en behalve Mij is er geen God (Jes. 44, 6). Als het over zgn. afgoden gaat in de Schrift, worden ze op vaak bijtend sarcastische toon terzijde gezet en aan de kaak gesteld als 'nietigheden'. Terecht stelt onze Belijdenis: ij geloven allen met het hart en belijden met de mond dat er is een enig en eenvoudig geestelijk wezen dat wij God noemen (art. 1 NGB).Er is maar één God. Beleed Israël dit in de contekst van de vele goden om haar heen en temidden van de voortdurende dreiging van afgoderij, hier staat het in het kader van Gods universele heilswil. De éne God wil het heil onder alle mensen brengen. Ze gaan Hem allen evenzeer aan Zijn hart. Het zijn allen Zijn schepselen. Waar ze ook wonen. Wie ze ook zijn. In welke cultuur ze leven of in welke maatschappij. God is niet een God der Joden alleen, maar ook der heidenen (Rom. 3, 29).
één Middelaar
Er is geen God behalve de éne God. Maar dat geldt ook van de Middelaar. „Er is ook één Middelaar Gods en der mensen..." Naast de Middelaar Christus is er geen, geen andere. Alleen Hij is de Middelaar. En dan in het verband van de tekst: de Middelaar voor alle mensen. Gods heilswil jegens alle mensen uit zich, zouden we kunnen zeggen, in de gave van de ene Middelaar. En die gave is bedoeld ook weer voor alle mensen.
Middelaar. Ridderbos zegt in zijn commentaar dat het woord met 'middelaar' vertaald, doet denken aan een 'zaakwaarnemer', 'onderhandelaar'. In onze samenleving kennen we de figuur van de bemiddelaar in moeilijke soms vastgelopen onderhandelingen. Zijn taak is het twee partijen weer bij elkaar te brengen nadat ze uit elkaar geraakt en gegroeid zijn door ernstige meningsverschillen. Dat Christus hier Middelaar heet, brengt ons bij de verzoening. En dan de verzoening in de zin van het herstellen van een verbroken relatie, in dit geval de verbroken
relatie met God. Er leven er twee in vijandschap met elkaar. Verzoenen is de vijandschap in vriendschap veranderen. Daar hebt u de taak van de Middelaar. Hij is er voor om de verbroken en verstoorde relatie tussen God en mens te herstellen.
De Middelaar Gods en der mensen. Let u op die tweezijdigheid. Hij is Middelaar Gods. Dat wil zeggen: Hij vertegenwoordigt God bij de mensen. Christus is God onder de mensen. In Hem komen we God tegen, hebben we met God te doen. Maar Hij is ook de Middelaar der mensen. En dat wil zeggen: Hij vertegenwoordigt de mens bij God. En wat doet Hij nu? Wel, de Bijbel is er duidelijk genoeg in dat de verzoening van God uitgaat. God bewerkt de verzoening. Door deze Middelaar. Hij is daartoe aangesteld en gezalfd door God. Al deze dingen zijn uit God, Die ons met Zichzelf verzoend heeft door Jezus Christus (2 Kor. 5, 18). We zijn met God verzoend door de dood van Zijn Zoon (Rom. 5, 10). Christus is zo de Middelaar Gods. Doel van Christus' missie was om de wereld met God te verzoenen.
Aan de andere kant is Hij ook de Middelaar der mensen. Opmerkelijk is dat Paulus er in de tekst nog eens met nadruk bij zegt: er is ook één Middelaar Gods en der mensen, de Mens Christus Jezus. Hij treedt als Middelaar op namens God bij de mensen. Maar evenzeer namens de mensen bij God.
„De van God uitgaande verzoening eist en schept een bepaalde weg, waarin deze verzoening moet plaats vinden en een bepaalde orde, waaraan zij moet beantwoorden. Daartoe behoort, dat de door God aangestelde en gezonden mens Jezus voor de mensen bij God als Middelaar optreedt" (Ridderbos a.w. pag. 75).
Er is één Middelaar! Dit woord betekent de doodssteek voor alle andere middelaars die wij er op na houden. „Het is 'n voldongen feit: deze Middelaar Gods en der mensen is er. Hij heeft Gode de genoegdoening aan eeuwige gerechtigheid gebracht. Hij heeft ook de mensen met God verzoend. En aangezien volgens het Evangelie Hij het alleen is en Hij het gedaan heeft, zo gelden hier niet meer:
Mozes, wet, geboden, werken, boete, gerechtigheid, vroomheid, heiligheid of wat het ook zij en welke naam het ook hebbe, waarmee de mens het bij God in orde zou willen brengen, tot God zou willen naderen" (dr. H. F Kohlbrugge, Twaalf Twaalftallen, dl XI/XII, pag. 204).
Zolang we deze Middelaar niet kennen, kunnen we bemiddelen wat we willen maar de beledigde God zal er nooit genoegen mee nemen. Aan Zijn voorwaarden kunnen we in tijd noch eeuwigheid voldoen. Het hoeft ook niet. Er is er maar Eén. En wat voor één! Hij is zulk een voortreffelijk Middelaar. Hij heeft aan alle voorwaarden voldaan die Gods recht stelde om tot verzoening te komen.
Hij heeft niets aan ons overgelaten, nog geen stap in de richting van God. Alles wat er voor eeuwig in de weg stond tussen God en ons heeft Hij Zelf op Zich genomen en tussen God en ons weggedaan. Daarom, niemand kan een middelaar voor u zijn tussen God en u. Een arme zondaar voelt dat het beste, schrijft Kohlbrugge, want hij gevoelt hoe de toorn Gods jegens hem van dien aard is dat er door geen mens een eind aan kan worden gemaakt. Nooit kan ons boete doen een eind maken aan de toorn Gods tegen de zonde. Omdat er aan ons zondigen nooit een eind komt. Genoegdoening aan de eeuwige gerechtigheid van God, genoegdoening die God eist, brengt niemand van de mensen tot stand. Er is er maar Eén die het kon en die het ook volbracht. Er is dan ook maar één Middelaar Gods en der mensen.
Voor wie is Hij dus Middelaar? Voor mensen. Voor allerlei mensen. En dat zijn van zichzelf allemaal vijanden van God. Maar dat is het 'm juist. Hij had geen Middelaar Gods èn der mensen hoeven te zijn ware het niet dat Hij vijanden met God te verzoenen had.
Hij heeft God verzoend. Hij heeft vrede verworven en gerechtigheid aangebracht. Daar hoeft u niets aan toe te voegen van uw kant. U kunt het niet eens en het is nog verboden ook. We hebben in Christus een rein natuur-en lotgenoot gekregen. De Mens Christus Jezus. Hij is in onze nood en schuld gekomen. Hij is ons vlees en bloed deelachtig geworden. Al onze zwakheden heeft Hij aangenomen. Hij heeft alle dingen gedaan die er voor ons bij God te doen waren. We lezen Zijn stamboom in de Schrift. En die gaat terug op Adam, mens. Hij is van onze familie geworden. Waarom? Om te verlossen, om te verzoenen. Mens geworden. De mens heeft gezondigd. De mens moet betalen. Die breekt moet betalen, zeggen we soms. Hij is voor brekers mens geworden om te herstellen de breuk door ons geslagen. Mens. God kan niet sterven. Daarom is Hij ook mens geworden. Hij is Mens geworden om ons, om in onze plaats te komen. Eén Middelaar, aldus Kohlbrugge, is hier voor alle vijanden, één Mens voor alle mensen.
zichzelf gegeven
Hoe heeft Christus dat gedaan? Er staat: „Die Zichzelf gegeven heeft." Voor de besten onder de mensen zeker? Voor de vroomste en braafste? Nee, voor Zijn vijanden. Want vrienden heeft God niet onder de mensen of het moest zijn dat ze tot vrienden zijn gemaakt. Voor mensen die er nooit iets van terecht hebben gebracht. En die er ook van zichzelf nooit meer iets van weten te maken. Hij heeft Zichzelf gegeven. O, welk een woord. Wie kan het met droge ogen lezen en zonder een geraakte ziel. Zichzelf gegeven! Gegeven tot in de dood, tot aan het kruis, tot in de hel. Gegeven. Liefde spreekt daaruit. Hij gaf geen honderdduizend gulden losgeld per zondaar. Nee, Hij gaf Zichzelf tot een rantsoen = losprijs voor allen. Wanneer is er een losprijs nodig? Om iemand die ten dode wordt gehouden door kidnappers vrij te krijgen. Komt de losprijs er niet, dan krijgt de gegijzelde de kogel. Mensen hebben het leven verbeurd, de dood wacht hen absoluut of het moet zijn dat iemand een losprijs betaalt. Wat doet Christus? Hij stelt Zichzelf, zijn eigen leven als losprijs voor allen, plaatsbekledend. Is de losprijs eenmaal betaald, dan komt de gevangene vrij. Wat betekenen deze tekstwoorden? Om te beginnen: ons aller absolute verlorenheid en verworpenheid. Dat geldt alle mensen zonder onderscheid. De ganse wereld is verdoemelijk voor God, niemand uitgezonderd. Verder zeggefi ons deze woorden: God is heilig en blijft dat ook, ook al kost het de dood van de Zoon. Eer Hij de zonde ongestraft liet blijven, heeft Hij ze gestraft aan Zijn eigen lieve Zoon. Tenslotte: manifesteert Zich de oneindige liefde Gods in deze Middelaar Gods en der mensen, de Mens Christus Jezus.
Mens Christus Jezus. „Maar is dat voor mij? Wanneer gij een zondaar zijt, zeker, dan is het voor u. Wanneer gij een heidenkind zijt, wanneer gij niets in u hebt dan de dood en gevoelt dat gij ook niets dan de dood te wachten hebt, zeker, dan is het voor u... Wanneer gij volstrekt geen ander kenteken hebt dan dit, dat gij een mens zijt, gekweld door zonde, verdraaiheid, verkeerdheid, dood, ellende en verderf, terwijl gij toch zo gaarne vrede in uw gebeente zoudt willen hebben, vrede bij God, voorzeker dan is het voor u" (Kohlbrugge). Waaraan weten we dat zo zeker?
Omdat er staat: Hij heeft Zichzelf gegeven voor allen. Daarin ligt houvast in de worsteling van uw ziel om genade bij God. Heere, hier staat het: voor allen. Daar hoor ik ook bij. Geef me geloof om dat geloven. Voor allen. Daar is de diepst gezonkene in begrepen, daar ligt de meest ellendige zondaar in opgesloten. , , Zijnde de getuigenis te zijner tijd." Een beetje moeilijke zin om te begrijpen. Wellicht bedoelt de apostel te zeggen dat Christus' Zelfovergave het getuigenis is van God. Dat God wil dat alle mensen zalig worden en tot kennis der waarheid komen, dat wordt betuigd in Christus' Zelfovergave in de dood.
prediker
En van die aangrijpende boodschap mag Paulus een boodschapper zijn. „Waartoe ik gesteld ben een prediker en apostel (ik zeg de waarheid in Christus, ik lieg niet), een leraar der heidenen, in geloof en waarheid." Een prediker. Paulus bedoelt daarmee te zeggen dat hij het totaal nieuwe van de bedeling Gods in Christus mag aankondigen. Het heil wordt alle mensen aangeboden. Dat is iets nieuws. God doorbreekt alle grenzen. Het heil stroomt de wereld in. Het wil de mensen bereiken. Daartoe ben ik gesteld tot een prediker. Een apostel. Dat geeft een herinnering aan zijn zending, opdracht. Hij heeft deze boodschap niet zelf bedacht. God heeft hem er volmacht toe gegeven. Tenslotte noemt hij zich ook een leraar. Een leraar bouwt voort op de proclamatie van het heil. Geeft er de consequenties van te zien, vooral ook in ethische zin. Hij trekt de lijnen door naar het dagelijkse leven. Leraar der heidenen. Opmerkelijk, hierin liggen weer „alle mensen" in begrepen die in dit gedeelte zo vaak werden genoemd en heel indringend werden bedoeld: vs 1, vs 4, vs 5, vs 6. Steeds: alle mensen, allen
Hoe wijd breidt God Zijn armen uit, zo wijd als de wereld is. En op die armen verhoogt Hij Christus, de Middelaar Gods en der mensen. Kunt u er niet bij? Hij komt bij u. Kunt u niet geloven dat het ook voor u is? Lees dan de Schrift in deze plaats eens grondig. Allen, inclusief u verloren mensenkind, is deze Middelaar geschonken. Gelooft Zijn heil-en troostrijk Woord!
W. '
JM
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 maart 1985
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 maart 1985
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's