KLEINE KRONIEK
Maria en de Joden
Ik las onlangs een boeiend artikel in Literatuur (Tijdschrift over Nederlandse Letterkunde 84/5 jrg., 1 september-oktober) over 'De jood in de Middelnederlandse literatuur' van de hand van Nico Oudejans. De achtergrond van dit artikel is een studie die hij maakte van de jood als type in de letterkunde tot 1600 met een nadruk op exempelen (dat laatste woord legt Van Dale als volgt uit: exempelen zijn middeleeuwse stichtelijke verhalen dat een voorbeeld van het ingrijpen van God of een heilige in de loop van de wereld inhoudt).
Zij die de studie van dr. Hans Jansen, Christelijke Theologie na Auschwitz, deel L hebben gelezen weten hoe het beeld van de jood allerlei karika-turale trekken heeft gekregen, met name onder christenen. In dit artikel vinden we daar ook weer de nodige voorbeelden van via de Middelnederlandse literatuur.
Oudejans somt een aantal van die karikaturen van de jood op: de vleesgeworden duivel, de magiër, de gifmenger, de hostieschenner, dekannibaal, de heihgschenner, de ketter en de woekeraar. Het is allemaal niet mis, beschamend en aangrijpend hoe onder christenen vooral zulke vuige aantijgingen konden voorkomen en opkomen. Hand*langer van de duivel, ingevuld met de grondtrekken van het stereotype van de jood, ingevuld met toevoegsels als goddeloos, koppig, kwaadaardig en meedogenloos. Eén element van de aanklachten die er tegen joden de ronde deden licht ik cr dit keer uit. In een kerstnummer wordt allicht de naam van Maria één of meerdere keren genoemd. Zeker in de Middeleeuwen was de plaats van Miria een zeer voorname. De joden werden beschuldigd van minachting voor Maria. Ik citeer nu een fragment uit het artikel van Oudejans dat ingaat op de veelal gefingeerde visie die onder joden ten aanzien van Maria zouden leven:
De rol van Maria
„In het voorgaande is Maria al meerdere malen ter sprake gekomen-Evenals de Hussieten, de Arianen, de Albigenzen, Calvinisten, Turken en allerlei andere groeperingen werden ook de joden aangeklaagd wegens het spotten met Maria en het schenden van haar afbeelding. De joden werden verdacht van het koesteren van een bijzondere vijanschap jegens haar. De goede jodin uit een eerder genoemd exempel verborg het Mariabeeld, omdat zij wist 'dat de joden de moeder van God bovenmatig haatten'. Het verhaal van een schcn-ding van de afbeelden van Maria in een kloosster te Cambron in Henegouwen vond ver buiten de grenzen van de exempelhteratuur weerklank. Het motief werd onder meer tot een toneelstuk bewerkt en diverse malen in de beeldende kunst gestalte gegeven. De jood die, volgens het exempel, deze heiligschennis pleegde, werd door een bejaarde smid uitgedaagd tot een tweegevecht, dat de laatste met de hulp van Maria won.
Dc vijandschap tussen de joden en Maria is echter wederzijds. De afkeer van Maria voor de joden werd toegeschreven aan haar smart om de dood van haar zoon. Zo zien we haar in een exem^ pel kerkgangers in Toledo aansporen om het doorsteken van een wassenbeeld van haar zoon te wreken. Het kostte alle joden uit die stad het leven. Maria is op haar beurt ook niet te beroerd om in een andere exempel een man, wiens arm was afgehouwen als straf voor het doodslaan van een jood, zijn ontbrekende lichaamsdeel terug te geven.
Maria toont zich echter ook de barmhartige, immer op de bres voor de moreel gevallenen of anderszins afwijkende stervelingen. Wat de joden betreft hebben we reeds vastgesteld, dat zij zich bij voorkeur wendt tot hen die al van nature meer toegankelijk blijken te zijn voor het christelijke geloof: de jodinnen en de joodse kinderen. Doch enkele malen delen ook zij die haar honen en be-
spotten in haar genade. De hulp van Maria aan joden getuigde van haar onbegrensde goedheid. Een sprekend voorbeeld daarvan is een exempel waarin een liefdevolle Maria een door rovers gevangen genomen jood helpt ontsnappen. Zij leidt hem rond langs de hel en toont hem het leven dat ïem te wachten staat wanneer hij in de joodse wet volhardt. Vervolgens toont zij hem de hemel die hem wordt beloofd indien hij christen wordt. De jood besluit tot het laatste en neemt het habijt aan.
Maria: maagd of overspelige?
In de relatie tussen Maria en dc joden treft ons nog een merkwaardig verschijnsel. Verschillende malen wordt in de literatuur melding gemaakt van het feit dat de joden Maria's maagdom in twijfel trekken en haar zelfs van overspel betichten. Een jodin uit een eerder genoemd exempel wenst voor zij het doopsel ontvangt deze geloofskwestie opgehelderd te zien. In een ander exempel tracht Maria zelf een jood te overtuigen dat zij onbevlekt zwanger is geraakt. Hiertoe laat zij een beeld van haarzelf uit de ene borst melk druppelen ten teken dat zij moeder was, en uit de andere olie ten teken van haar maagdelijkheid. De jood geeft zich hierna gewonnen.
Het mysteriespel De sevenste bliscap van Maria,
opgevoerd te Brussel in 1559 en 1566, noemt het joodse ongeloof in Maria's maagdom ontsproten aan het duivelse zaad. Een lied, waarvan de strekking luidde dat de joden zich dienden te schamen voor het geloof dat Jezus uit Jozefs zaad geboren was, wekte meermaals de toorn van de joden op. Een scholier werd wegens het zingen ervan vermoord, zoals we ook in het verhaal van de priores uit de Canterbury Tales kunnen lezen.
De maagdelijkheid van Maria is een dogma waarbinnen drie elementen onderscheiden kunnen worden. Als eerste is er de maagdelijke conceptie, vervolgens de maagdelijke geboorte cn tenslotte de maagdelijke staat tijdens het huwelijk met Jozef (hetgeen veelvuldig tot besmuikte en openlijke speculaties omtrent Jozefs potentie aanleiding gaf). De klacht, die we in de Middelnederlandse literatuur aantreffen dat de joden geen geloof hechtten aan dat eerste punt, de maagdelijke conceptie, gold als een bewijs dat de joden weigerden de Messias als waar en van Goddelijke afkomst te erkennen, en refereerde tevens aan een polemiek die in de laat-antieke periode en vroeger middeleeuwen over deze kwestie werd gevoerd. Het joodse verzet tegen het christendom concentreerde zich toen met name op dat punt van de maagdelijke conceptie. Maria's maagdom is vanuit het christelijk gezichts 1 - punt te beschouwen als logische garantie van
de goddelijke natuur van haar zoon Jezus. Maria moest namelijk maagd zijn opdat de profetie van Jesaja 7 : 14 zou worden vervuld, waarin aldus gesproken wordt: Zie, de maagd zal zwanger worden en een zoon baren, en men zal hem de naam Immanuël geven, hetgeen betekent: od met ons.' Aangezien uit Maria een godszoon geboren is kan de bevruchting niet gepaard gegaan zijn met het aardse genoegen waaraan de erfzonde verbonden is. Diegene die de maagdelijke conceptie van Jezus in twijfel trekt, ontkent hiermee zijn goddelijke natuur, zo luidde de christelijke interpretatie. De joden dachten daar anders over. In de joodse visie werd de profetie van Jesaja niet uitdrukkelijk uitgelegd als een vooruitwijzing naar 'n maagdelijke geboorte. Deze stelde waarschijnlijk slechts een zedelijke eis aan de moeder van de Messias. De rabbijnse interpretaties van de profetieën in de eeuw voor Christus spraken ook nergens over een maagdelijke conceptie van de te verwachten Messias. Daarom richtte de joodse kritiek op het christendom zich op dat punt. In antwoord hierop trokken christelijke auteurs fel van leer tegen wat zij de 'joodse perfidie' noemden."
Tot zover uit het artikel van de heer Oudejans.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 25 december 1984
Gereformeerd Weekblad | 22 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 25 december 1984
Gereformeerd Weekblad | 22 Pagina's