nog zo eentje
KOL-OMMETJE
Twee weken geleden was ik in de contramine. Trouwe lezers herinneren zich nog. In de contramine, ja. Met wat in de Bijbel staat. Daarmee moeten wij voorzichtig zijn. Maar ik dacht dat het wel verantwoord, dat wil zeggen godvruchtig, gebeurd was. Trouwens niemand heeft me op de schrijvende vingers getikt en zodoende tot verantwoording geroepen. Deze keer wilde ik nogmaals vanuit levenservaring behoedzaam, dat is met een wacht voor de lippen, iets er tegenin brengen namelijk tegen wat in Gods Woord is geprofeteerd. Weliswaar is het een woord gesproken door een mens van gelijke beweging, maar toch wel in uitoefening van zijn profetische roeping.
Hoe vlijmscherp dreef Elia de spot met zijn tegenstanders, de aan de tafel van Izebel weldoorvoede Baaispriesters. Elia wortelde wel onnoemelijk vast in het geloof. Want voor hem moest de proef nog helemaal bginnen. Hij trad stellig op in de kracht en mogendheid van de Almachtige, voor Wiens aangezicht hij stond. Elia dreef tergend de spot. Schreeuw luider en luider, want hij is een god. Hij is in gepeins, öf hij heeft wat te doen, öf hij is op reis. Ja — Elia spotte nog feller — misschien, misschien hoe durft iemand dat van een god te veronderstellen, is hij in slaap geraakt.
Nou dan werp je een oogje in een commentaar. De exegeet zegt dat de veronderstellingen die Elia spottenderwijs opwerpt absurd zijn. Van Israëls God zeker. Maar hij durft ze te uiten als het over een god gaat die de heidenen roemen. De spot van Elia bereikt een toppunt in de suggestie dat Baal misschien wel slaapt. Dan te denken aan de HEERE, de God van Israël. Ziet, de Bewaarder Israëls zal niet sluimeren noch slapen. Verre, verre is de HEERE van al wat Elia oppert dat Baal mogelijk weerhoudt om te antwoorden. Olie giet de profeet op het vuur. De getergde priesters van Baal sneden zich met messen en staken zichzelf met (priemen dat het bloed langs hen heen liep, terwijl zij opsprongen tegen het altaar van de grootse krachtmeting. Elia, Elia hoe zelfverzekerd hebt u gesproken.
Nu mij aangaande. Ons aangaande. Wat voor redenen willen wij aanvoeren?
Zouden wij de gelijkenissen die Elia op Baal toepast durven noemen ten aanzien van de HEERE? En ten opzichte van Zijn Zoon? Het gaat soms zoals het Asaf verging. Hoewel mijn ziel het weet, mijn voeten waren in mijn leed schier uitgeweken. Wanneer de HEERE naar ons voorkomt rookt tegen ons gebed. Dan „denkt de ziel" zou de Hoorder der gebeden zich teruggetrokken hebben in gedachten of heeft Hij het te druk met andere dingen, dingen veel gewichtiger dan die van een geringe als ik ben?
Jawel, ik weet wat lezers denken. Satan zal dit vuurtje aanwakkeren. Zijn listen zijn niet onbekend. Hij zal ons met zo'n gloeiende vloed overstromen. Maar zie, de Schrift zelf, het goddelijk Antwoord, komt ons te hulp. Zingen de beminden in de lofzangen niet dat zij vergeten zijn? Hoe diep zijn Gods gedachten, dat wij in ons onvernuft daar niet bij kunnen. Hoeveel hoger zijn ook niet Zijn gedachten. Had de Heere Jezus niet te doen, aleer Hij de woning van Jaïrus kon betreden? En in de dingen die bij God te doen zijn blijft de Hogepriester zo lang weg, dat wij ons afvragen wat terecht komt van de belofte van Zijn wederkomst. Op reis is wel stout verondersteld. Tot vijfmaal echter lezen wij wel: Wees niet verre van mij, vaak gecombineerd met een dringend: Haast U tot mijn hulp. En in psalm 35 is dat slapen er ook reeds bij. „HEERE, wees niet verre van mij, ontwaak en word wakker tot mijn recht." Ontwaak en word wakker. Je moet toch maar durven om dat tegen de HEERE te zeggen. Op reis. Lukas 13: Ik moet reizen, heden en morgen en de volgende dag eer de dag van de grote verlossing daar is. Slaap. Alle elementen verhieven zich doodsangstaanjagend. „Doch Hij sliep." De slapende Jezus ontwaakt door gebeden. Hoe vaak lezen wij niet in de psalmen dat de Held, bij Wie voor Israël hulp is beschoren, ontwaakt en opstaat! Laat ik nog slechts noemen psalm 44. „Waak op, waarom zoudt gij slapen, Heere? Ontwaak, verstoot niet in eeuwigheid.
Ik bedoelde maar duidelijk te maken dat de levende God verre is van al de veronderstellingen die Elia uit wanneer het over Baal gaat. Maar in „ons leed" gaat het wel eens rakelings langs deze en andere gissingen. Wanneer het gebed niet gehoord wordt, naar wij denken. Totdat dit het leven krenkt. Totdat wij in Gods
heiligdom ingaan.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 november 1984
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 november 1984
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's