Kerk zonder geheugen!
„Belangrijke gebeurtenissen in het kerkelijk leven vinden hun neerslag in de archieven. De archieven vormen zo het geheugen van de kerk (iemand zonder geheugen is zijn persoonlijkheid kwijt: verwaarlozing van archieven heeft funeste gevolgen!)". Deze woorden werden geschreven in 1975 door dr. J. P. van Dooren bij het 350-jarig bestaan van de kerkelijke archiefdienst. En nu, door de gebeurtenissen van de laatste maanden, blijken deze regels van een schrijnende aktualiteit te zijn.
Dr. J. P. van Dooren
Als archivaris van de Ned. Hervormde Kerk werd in 1964 benoemd: dr. J. P. van Dooren. Deze bescheiden, doch zeer bekwame kerkhistoricus, was van 1949 tot 1955 assistent bij prof. dr. J. N. Bakhuizen van den Brink. Van Dooren was diep doordrongen van het feit, dat de kerk aan eigen waardigheid en verleden verplicht was zelf voor de schatten van haar geschiedenis te zorgen. Voor die eer der kerk kwam hij steeds op, juist als anderen het geld liever aan andere zaken besteed zagen dan aan het archief. Hij was ook de motor achter de reeks herdenkingen, die in de afgelopen jaren aan verschillende synoden gewijd zijn. Herdenkingen, die uitmondden in waardevolle bundels als: „De Synode van Embden 1571 —1971", „De Nationale Synode van Dordrecht 1578", „De Nationale Synode te Middelburg in 1581" en als laatste „Brugge in de Geuzentijd" (Herdenking Oost-vlaamse Synode 1582-1982).
In de „Rijks geschiedkundige publicatiën" verscheen in 1980 zijn bewerking van de „Classicale Acta Dordrecht 1573-1600". De Hervormde Kerk heeft redenen te over om de integere persoon, die Van Dooren was, dankbaar te zijn voor zijn veelomvattende arbeid.
Op 1 september 1984 is hij te 's-Gravenhage op 60-jarige leeftijd overleden.
Ernstige gevolgen
Reeds jaren leefde bij de leidinggevende en „beleidsmakende" colleges van de Hervormde Kerk de wens om de oude archieven af te stoten. In 1976 werd de funktie van
adjunct-archivaris opgeheven. Drie jaar later toonde de Commissie voor de Archieven voor 't eerst bereidheid medewerking te verlenen aan afstoting van het synodaal archief. Het verzet van dr. Van Dooren binnen deze commissie, waarvan betere ideecn verwacht mochten worden, was tevergeefs. Wetende, dat voor hem als archivaris van de Hervormde Kerk geen opvolger benoemd zou worden, is dr. Van Dooren tenslotte voor de door hem als pressie ervaren aandrang bezweken en heeft hij de intentieverklaring tot inbewaargeving bij het Rijk, getekend.
Juni 1983 werd op de synode aan de orde gesteld:
„overbrenging van het synodale archief naar het rijksarchief ter beperking van het werk van de commissie voor de archieven".
Dit heeft ter synode aan dr. W. Balke, destijds synodelid, de wrange opmerking ontlokt dat de voorgenomen inbewaringgeving van het kerkelijk archief aan het Rijk „zoiets is als iemand, die zijn grootmoeder verkoopt om er drugs' voor te krijgen". Helaas is een krachtig verzet van de synode tegen dit voornemen uitgebleven. Op 19 november 1983 heeft het breed moderamen besloten de archieven, ouder dan 1975, in bewaring te geven bij het Rijk. Ons land zat midden in een grote poststaking verwikkeld, en voor zover ik heb kunnen nagaan is aan dit besluit weinig ruchtbaarheid gegeven. Dr. Van Dooren, inmiddels ernstig ziek geworden, volgde vanaf zijn ziekbed met grote zorg de dramatische ontwikkelingen van „zijn" archief. Op verzoek van de Commissie voor de Archieven nam de voormalige adjunct-archivaris, J. G. J. van Booma, in de avonduren de taak van de zieke archivaris waar. Het werd een vrijwel hopeloze strijd. Van Booma vond nauwelijks gehoor. In Leidschendam werd nieuwbouw gepleegd, zonder ruimte te reserveren voor het oud-archief. „Geen vergissing, maar voorgeprogrammeerde taktiek om af te rekenen met beheer en zorg voor dit erfdeel der vaderen, dat kennelijk niet zo erg meer aanspreekt", zegt Van Booma hiervan. Tot op zijn sterfbed had dr. Van Dooren verdriet van het verlies dat hij vooral op het geestelijk vlak zag. Ook vreesde hij dat met de archieven ook de archiefdienst ten einde zou lopen. Een vrees die maar al te spoedig bewaarheid werd. Enkele persberichten:4 sept. '84, dr. Van Dooren overleden. 8 oktober: ud-archief van Herv. Kerk naar Rijksarchief. 25 oktober: erv. commissie voor archieven legt mandaat neer...
Wat bevat het archief?
Van-Booma omschrijft dat als: „Die archieven vormen theologisch gezien de papieren neerslag van het handelen Gods met Zijn kerk". Allereerst werd beheerd het archief van de synode. Het oudste stuk bevat de acta van het Convent van Wezel, gehouden in 1568, waarin de ondertekenaars de hoop uitspraken dat „de Heere voor de prediking van het Evangelie de deur in Nederland zou openen..." En dan volgen de namen: Petrus Dathenus, Hermanus Moded, ... Philippus Marnixius (van St. Aldegonde). Misschien moet men een handschrift als dit wel in handen gehad hebben, om te beseffen wat nu verdwijnt. Voor mij althans was het lezen van deze bladzijden een onvergetelijke en haast ontroerende ervaring. Op bovengenoemde acta volgen chronologisch gezien de acta en stukken betreffende de synoden van Embden 1571, Dordrecht 1574, Dordrecht 1578, Middelburg 1581, 's-Gravenhage 1586 en Dordrecht 1618 — 1619. Bij de stukken van deze laatste, zo bekend geworden synode, bevinden zich notabene de Dordtse Leerregels, nog steeds een belijdenisgeschrift der kerk!
Veel stukken behoren verder tot het archief van de synode van Zuid-Holland. Onderwerpen: leger-en vlootdienst, Oostindische kerken, Pennylvanië, hulp aan noodlijdende kerken in het buitenland (vanaf 1635!), Socialisme en andere dwalingen, psalmberijming enz.
Het oud synodaal archief is slechts 15 strekkende meter groot. De kluis in het archiefgebouw aan de Javastraat 100 was — weliswaar te klein — niet groter dan een flinke kamer. Maar de Nederlandse Hervormde Kerk anno 1984 heeft voor haar archieven geen plaats meer...
Archiefzorg in het verleden
De direkte aanleiding voor archiefzorg was het feit, dat men zich enkele jaren na de Dordtse synode van 1618/19 afvroeg, of alle stukken van het aldaar besprokene wel goed bijeen zouden blijven. De synode van Zuid-Holland heeft toen de Staten-Generaal verzocht enkele personen af te vaardigen, om de her en der verblijvende geschriften bijeen te brengen. Dit is toen gebeurd. Eerst vormde een kist in Dordrecht de bewaarplaats, later kwam door zorg van de Staten-Generaal een kist te staan in een van de grafelijke zalen te 's-Gravenhage. „Inventarisatie en toezicht op een ongeschonden bewaring zijn voor verantwoordelijkheid van de kerk", schrijft dr. Van Dooren in zijn boekje „Kisten en Kasten". Deze verantwoordelijkheid heeft de kerk van meet af aan verstaan en op 2 juli 1625 kwamen afgevaardigden van provinciale synoden bijeen voor deze kerkelijke taak. Er werd een inventaris opgemaakt, waarin de delen en bundels met letters werden aangeduid.
Elke drie jaar werd de kist geopend door afgevaardigden van tien synoden om te kijken of alle stukken nog in ongeschonden staat verkeerden. Een zelfde zorg zien we als het gaat om bewaring van de handschriften van de Statenvertaling. Regelmatig kwamen de gedeputeerden, na in Den Haag hun werk te hebben verricht, bijeen op het Leidse stadhuis. Daar werden de stukken nog steeds bewaard, omdat de Statenvertalers te Leiden hadden gewerkt.
Van tijd tot tijd. werd de synodale kist opnieuw geordend en natuurlijk ook aangevuld. In 1776 was b.v. de Psalmberijming aan de inhoud toegevoegd. Het nazien van de inhoud van de kisten werd steeds met gebed begonnen en met dankgebed geëindigd, „...waerop nae aenroepinge van Godts H. naem alle de boecken wierden uytgeleidt ende volgens het Register sijn de volumin, tesamen wesende 17 in 't getal, van letter A tot R incluys, van stuck tot stuck nauwkeurigh oversien en alle in seer goede staet ende wel geconditioneert bevonden ende oversulcks ordentelijck in de kist geleidt ende opgesloten. Nae dancksegginge tot Godt..."
Archiefzorg was een voluit kerkelijke aangelegenheid!
Na de Bataafse omwenteling werden de kisten uit Den Haag en Leiden overgedragen aan de gedeputeerden van de synoden en beiden geplaatst in de Kloosterkerk te 's-Gravenhage. In 1816 nam de Algemene Synode de zorg voor het archief op zich. En wat men de synode uit de vorige eeuw ook kan verwijten, in elk geval niet dat zij haar taak ten opzichte van de kerkelijke archieven niet heeft verstaan.
Een Catalogus van het Oud synodaal archief werd in 1878 vervaardigd door ds. H. Q. Janssen. Het statige Haagse herenhuis Javastraat 100 werd in 1892 door de Algemene Synode aangekocht voor het houden van vergaderingen en voor het bewaren van het archief. Dat laatste gebeurde aanvankelijk in grote brandkasten, doch in 1911 werd een grote betonnen kluis gebouwd in bovengenoemd pand. Op 10 augustus 1903 was ds. G. A. Hulsebos door de Algemene Synode aangewezen als Gemachtigde voor de kerkelijke archieven. Na hem werd dr. L. W. A. M. Lasonder de eerste beroepsarchivaris. Mr. T. J. Naudin ten Cate volgde hem op, terwijl de al eerder genoemde dr. J. P. van Dooren de laatste archivaris van de Ned. Herv. Kerk is geweest.
De Commissie voor de Archieven
Reeds enkele malen is de naam van deze commissie gevallen. Wat was eigenlijk haar taak? Dat staat nauwkeurig omschreven in de Generale Regeling voor het Toezicht afdeling II — Het toezicht op de archieven als bedoeld in ordinatie 18.9.1 der kerkorde, vastgesteld door het breed moderamen der generale synode in zijn vergadering van 19 januari 1952, daartoe gemachtigd door de generale synode en gewijzigd in de zitting van de generale synode van 8 juli 1955. Artikel 21 heeft als opschrift: De taak van de commissie voor de archieven.
I. De commissie voor de archieven heeft tot taak: de belangen van de kerkelijke archieven en van de Kerk bij deze archieven te behartigen; bekendheid te geven aan de beginselen en leidende gedachten, die aan het archiefbeheer ten grondslag liggen; adviezen en voorlichting geven — eigener beweging of op verzoek — aan allen, die met de zorg voor een kerkelijk archief zijn belast; daadwerkelijke bijstand te verlenen bij het ordenen en inventariseren van archieven; de instructie op te stellen — onder goedkeuring van het generaal college van toezicht — voor de archivaris(sen) der Kerk; de aanwijzingen te geven, als waartoe
zij in deze generale regeling geroepen wordt;
het toezicht uit te oefenen op de naleving van de in deze regeling aan de archiefbeheerders en voor het archiefbeheer gestelde bepalingen;
samen te werken en overleg te plegen terzake van haar werkzaamheden met het generaal college en de provinciale colleges van toezicht wanneer ter ener of anderer zijde de wenselijkheid daartoe wordt gevoeld.
2. De commissie voor de archieven is voorts belast met de zorg voor de algemeen kerkelijke archiefbewaarplaatsen der Nederlands Hervormde Kerk en de daarin bewaarde archieven.
3. De commissie voor de archieven is tevens belast met het bewaren en verzorgen van daarvoor door het generaal college van toezicht aangewezen, algemeen kerkelijke verzamelingen van kunst-of historische waarde in het bezit van de Nederlandse Hervormde Kerk, ten behoeve waarvan zij bevoegd is één of meer conservatoren aan te wijzen, wier taak, bevoegdheid en verantwoordelijkheid zij bij een — door het generaal college van toezicht goed te keuren — instructie regelt.
In het licht van deze taakomschrijving komt de handelwijze van de commissie wel buitengewoon vreemd over. Het is onbegrijpelijk en verbijsterend tegelijk. In een tijd, waarin juist in vele kerken, voortgekomen uit de afscheiding archiefbewustheid sterk groeiende is, doet deze commissie van Hervormde huize al haar best om zich van het bijzonder waardevolle historische archief te ontdoen. Om de bij dit archief behorende bibliotheek over te brengen naar Groningen en vervolgens zichzelf op te heffen omdat het niet naar Groningen, maar naar Utrecht zal gaan. En dat alles zonder zich af te vragen hoe het nu verder met de duizenden archieven in het land zal gaan, waarover zij het toezicht had.
Van Booma, als insider met de gang van zaken op de hoogte, schroomt niet het aftreden van de Commissie uit te leggen als een „zich als medeplichtigen op het kritieke moment handig uit de voeten maken, de plaat te poetsen, nu de ramp van het kerkelijk archiefwezen zich aan het voltrekken is".
Groot gemis
Ongetwijfeld zal het Rijksarchief de bruikleen aanwinst in deskundige bewaring nemen. Maar voor het overige? Vrijwillige archiefconsulenten, archiefbeheerders en archivarissen in het gehele land moeten het verder zelf maar uit zoeken. Deskundige begeleiding is niet meer beschikbaar. Redigeren van beschrijvingen van de archieven is niet meer mogelijk. Vervolgpublikaties van enkele uitgaven aangaande archieven zijn ten einde gekomen. Zullen herdenkingen van kerkhistorische gebeurtenissen nog gestimuleerd worden? Beoefening van kerkhistorie * is ernstig geschaadt, nu archief en bibliotheek van elkander gescheiden zijn. De bibliotheek bevatte o.a. een unieke verzameling van alle beschrijvingen, die verschenen zijn op het gebied van vaderlandse, plaatselijke kerkgeschiedenis. Bovenal zal gemist worden de figuur van een deskundige archivaris, zoals dr. Van Dooren was, die onderzoekers kan wijzen op allerlei bronnen die van betekenis zijn voor het onderzoek. Juist omdat hij het archief door en door kent.
Verdwenen zijn ook de contacten met de Interkerkelijke werkgroep voor archieven in Nederland. Evenzo met kerkelijke archiefinstanties in België en Duitsland. Direkt gevaar dreigt er voor vele archieven van Hervormde Gemeenten. Het is geen geheim, dat sommige kerkelijke instanties liever de oudpapierhandelaar zagen verschijnen, dan een toezichthoudende archivaris der kerk. Nu dit toezicht weggevallen is, valt voor vele archieven — geheel of gedeeltelijk — het ergste te vrezen.
Wie oog heeft voor „de papieren neerslag van het handelen Gods met Zijn kerk", die sta nu op en betrekke de wacht daarbij!
Zonder geheugen verder
Het is typerend, dat terwijl het moderamen van de synode in november '83 het besluit nam tot afstoting van het synodaal archief, in de synode het volgende geluid gehoord werd: „Nog nooit in de geschiedenis heeft de Kerk zó voorop gelopen in de doordenking van maatschappelijke vragen als vandaag met betrekking tot vragen van vrede en veiligheid".
Wie het geheugen der kerk van de hand heeft gedaan, ligt spoedig voor dergelijke aanmatigende taal bloot. Die kent de geschiedenis der kerk niet en meent dat die geschiedenis dus eerst nü en heden bij zichzelf begint.
Iemand zonder geheugen is zijn persoonlijkheid kwijt.
Dezelfde overheid, die zo menigmaal verfoeit wordt om zijn beleid inzake kernwapens etc., is goed genoeg de lasten van het kerkelijk archief te dragen. De kerk gaat verder. Zonder geheugen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 november 1984
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 november 1984
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's