Dankdag 1984
Nu ik deze regels schrijf ligt de Dankdag (Dankstond) nog voor ons. Wanneer ze onder de ogen van de lezers komen behoort deze dag tot het verleden. Althans, de landelijke dag. Want op de eilanden is het gebruikelijk de Dankstond te verschuiven naar een latere woensdag in november.
Hoewel we tegenwoordig spreken van „Dankdag voor gewtis en arbeid" blijft het agrarisch karakter van die dag toch enigszins domineren. Alleen al uit het feit dat we die dag plegen te houden aan het eind van het seizoen brengt het hele gebeuren toch in de sfeer van de oogst, die binnen of bijna binnen is.
Juist dat laatste gegeven is onze zorg van dit jaar. Vele gedachten zijn ongetwijfeld teruggegaan naar tien jaar geleden, het najaar van 1974, toen het zó uitzonderlijk nat was, dat men met zijn handen van de aardappels en de bieten moest afblijven. Het heeft erop geleken dat het dit jaar niet veel anders zou zijn. Dagen-en wekenlang heeft het geregend en was het onmogelijk met het materiaal, dat om te oogsten tot onze beschikking staat, op de akkers te komen.
Ik schrijf deze woorden terwijl daarbuiten de najaarszon heerlijk schijnt en we kunnen God niet genoeg danken dat Hij ook nu weer uitkomst schenkt, al zal het misschien voor velen die er belang bij hebben niet het jaar zijn waarop zij zaten te wachten. Niet alleen voor onze landbouwers die er in eerste instantie van moeten leven kan dat schadelijk zijn, maar ook voor de consument. Het ene heeft nu eenmaal met het andere te maken. En de koning zelfs wordt van het veld gediend.
Het is niet om het bovenstaande te relativeren wanneer we opmerken dat we, ook bij alle teleurstelling, toch nog veel hebben om dankbaar voor te zijn. Ondanks de economische teruggang leven we toch allen nog in een zekere welvaart en hebben we in feite nergens gebrek aan. Bovendien, we zullen niet alleen bij brood leven, maar bij het Woord dat uit Gods mond uitgaat. En dat Woord heeft de Heere nog onder ons gelaten. Rondom dat Woord mogen we 's zondags samenkomen, en ook op Dankdag! Veel erger dan het gemis van ons dagelijks
brood zou zijn wanneer de bedreiging in werking zou treden: , Ik zal een honger in het land zenden, niet naar brood, en een dorst, niet naar water, maar om te horen de woorden des Heeren. En zij zullen zwerven van zee tot zee en van het noorden tot het oosten, en ze zullen omlopen om het Woord des Heeren te zoeken, maar zullen het niet vinden" (Amos 8 : 11 — 12).
Wanneer dat Woord onze grootste schat geworden is, dan zullen we ook bij een economische tegenvaller met Habakuk mogen zeggen: Alhoewel de vijgeboom niet bloeien zal, en geen vrucht aan de wijnstok zijn zal, en het werk van de olijfboom liegen zal, en de velden geen spijs voortbrengen zullen, dat men de kudde uit de kooi afscheuren zal en dat er geen rund in de stallingen wezen zal, zo zal ik nochtans in dc Heere van vreugde opspringen, ik zal mij verheugen in de God van mijn heil" (Hab.3:17-18).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 november 1984
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 november 1984
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's