In de contramine met Gods Woord
KOL-OMMETJE
Dat zal niet mogen, dat zal toch niet kunnen? Dat je de Heilige Schrift tegenspreekt. Daarover zo dadelijk. Misschien is er een heel bijzondere mogelijkheid.
Eerst vertrekken wij naar Californië, het land van president en presidentcandidaat Reagan. Een brokje reisverhaal. „In een afgelegen houten motel zat 'n zwarte man — onder invloed van verdovende middelen — met een bordje champignons in zichzelf te praten. Hij zei: „Ik wil alleen maar hebben wat andere mensen hebben. Punt Punt. Begrijp je? Punt. Ik kan God niet veranderen. God kan God veranderen." Tot zover de man die in zichzelf zat te praten. Tot zover ook het snippertje uit het reisverslag.
Wij kunnen God niet veranderen en evenmin zijn onveranderlijke Woord. Zo mogen wij wel stellen. Toch zegt datzelfde Woord, dat er in de loop der eeuwen heel wat mensen, heiligen nog wel, hun bezwaren hebben ingebracht tegen wat de HEERE zei. Een Abraham, een Mozes, een Job. En meerderen. Was het in Damascus Ananias niet, die meende de Heere eens te moeten vertellen wie eigenlijk Saul van Tarsen was? Ananias meende dat de hemel niet voldoende geinformeerd was over die jeugdige man. Ananias wist alleen het allerlaatste nieuws niet van hierboven. Dat gebeurt vaker. Of is dat u nooit overkomen? Tegenspreken is van zondaren, zegt Hebreeën 12.
Niet altijd van zondaren. Althans een zondares bracht iets tegen de Heere Jezus in. Ik bedoel de Kananese vrouw. Zij gaf wel toe. Ja Heere, zei ze. Ja Heere, hondekens zitten niet aan tafel met de kinderkens en eten niet met hen gelijk op. Dat is waar. Maar — als ik wat zeggen mag — zij eten wel de kruimkens die vallen van de tafel van de kinderen. En kinderen morsen nog al eens. Ja-Heere, maar.... Een klein beetje tegenspreken mag blijkbaar. Immers de Zaligmaker en Vrijspreker noemde het geloof van de
Kananese een groot geloof. O vrouw, groot is uw geloof. Het mag je gezegd worden. In verhoring kan onze Heere dat nog feitelijk uitdrukken, is mijn gedachte.
Nu lees ik zo maar ergens in het Woord — en u hebt er geen moeite mee te zeggen waar ik dat lees — als volgt: „Zich uitgevende voor wijzen, zijn zij dwaas geworden, en hebben de heerlijkheid van de onverderfelijke God veranderd in de gelijkenis van een beeld van een verderfelijk mens en van gevogelte en van viervoetige en kruipende gedierten." Daar zul je het toch mee eens zijn? Wat wil je daar nu tegenin brengen?
Die verdoofde baas in Californië wist desondanks — zo wijs was hij in zijn dwaasheid — dat hij God niet veranderen kon. Wij mogen God — de springbron van het allermeest levende water — niet inwisselen voor wie weet wat. Dat is per definitie een kwade ruil. Zoals de dichter zingt: „Zij veranderden hunne Eer in de gedaante van een os die gras eet". Hoe komt iemand daarbij? Onze Eer, de onverderflijke God veranderen in de gelijkenis van een beeld; dat hoort niet. God veranderd naar ons beeld en onze gelijkenis of zelfs naar de gedaante van een dier.
Dan zeg ik: Ja, Heere. Ja Heere, maar... Mag ik iets zeggen, o grote God mijn Heere? Haast noem ik het als Abraham: ik onderwinde mij om iets daartegenin te brengen. Niet in het beeld van een onverderflijk mens. Maar het Woord dan dat vlees werd, Hij dan Die in gedaante gevonden werd als een mens? Nee, maar er staat: het beeld van een verderflijk mens. Ja Heere, maar Jesaja zegt: Alzo verdorven was zijn gelaat. En de gelijkenis van gevogelte. Wie wekt gelijk een arend zijn nest op? Wie daalde gelijk een duive terneer? Wie vergadert gelijk een kloekhen haar kuikentjes? Viervoetige dieren. Wie was de Leeuw uit Juda's stam? En om het alles te bekronen en ver beneden zich te laten: Wie is het viervoetige Lam? Dat ter slachting ging? Dat leidt naar de fonteinen van het eeuwige leven? Tenslotte kruipend gedierte. Nu is het zachte tegenspreken toch afgesneden? Niet? Nee, dan weet ik toch nog een betuiging. Maar ik ben geworden een worm! Een worm en geen man, een smaad van mensen en veracht van het volk.
Ben ik dan dwaas met mijn wijze, eigenwijze tegenwerping? O HEERE, mag ik wat ik noemde dus niet tegen Uw Woord inbrengen? Wat zei die man in dat houten motel in Californië? Ik kan God niet veranderen. En dan: God kan God veranderen. Zeer juist. Als wij God veranderen is dat dodelijk. Maar als God God verandert is dat eeuwig voordeel. Het Woord vlees geworden. God veranderd in de gestalte van een dienstknecht. Opdat wij — ja wij zegt de apostel — naar hetzelfde beeld van Gods heerlijkheid zouden veranderd worden van heerlijkheid tot heerlijkheid als van des Heeren Geest. Je zou er een preek over maken!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 november 1984
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 november 1984
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's