018 een bijzondere psalm
KOL-OMMETJE
Psalm achttien heeft heel wat bijzonderheden. Met 51 verzen één van de langste. Er zijn er maar drie uitgebreider. In de berijming een (half) vers dat voorafgaat aan het eerste. De HEERE heet meer dan eens Steenrots, Rots, Rotssteen. In nagenoeg dezelfde bewoordingen, dus in geest en groot mogelijke hoofdzaak vinden wij het lied ook in II Samuël 22, waardoor de Davidische oorsprong bijzonder wordt onderstreept. Alleen die biblicistisch tot de allerlaatste letter gelijk wil hebben kan er moeite mee krijgen. Bijzonder is ook de veel aangehaalde tekst: Met mijn God spring ik over een muur.
— o — Zo bijzonder is de psalm evenwel niet dat hij niet zou thuishoren in het getal van de honderdenvijftig. Bovendien sluit dit „lied", zoals II Samuël 22 uitdrukt, aan bij de voorafgaande. Even afgedacht van psalm veertien, het lied van de dwaas die God loochent, krijgen wij in psalm vijftien al zogezegd dê opstap. Deze zang is er een van: Wie klimt, wie zal verkeren, wie zal wonen? Zodoende bezitten wij op die wijze een knappe begeleiding van een catechismusvraag als: Voor wie is des Heeren Avondmaal ingesteld? Of voor die van het Formulier: Wie zijn de waardige medegenoten van de tafel van Gods Zoon? In de volgende psalm tekent zich dan het verschil met dwaze Godloochenaar en afgodendienaar al af: „Ik zal hunne dankofferen van bloed niet offeren en hunne namen op mijne lippen niet nemen." Zo mogelijk is het in psalm 17 nog krasser en dat terstond: „HEERE, hoor de gerechtigheid." De bidder identificeert zich eenvoudig met de gerechtigheid. Is de gerechtigheid zelve. U denkt: Je moet maar durven! Ben je binnen kortste keren niet een eigengerechtigde, een Farizeeër, een die op zijn eigen werken der wet vertrouwt? Welnu, daar kan onze psalm van nu geducht wat van. Lees de verzen 21 tot 27. De HEERE vergold mij naar mijne gerechtigheid — tot tweemaal toe — en ik ben van mijn God niet goddelooslijk afgegaan. Psalm veertien ligt ver achter de rug. Zitten wij hier wel op een goed spoor? Een half pasje en wij geven te kennen: O God, ik dank U dat ik... Kan het Farizeïsme, het eigengerechtige, toch hier en daar niet stevig steun vinden in het Oude Testament, in het Woord van de tijd dat Israël nog onder de wet verkeerde? David beroemt zich echter niet in gerechtigheid, waarmee hij de genade verwierf en verwerft, maar in gerechtigheid die vrucht is van genade. Om met de catechismus te spreken is het een gerechtigheid die een getuigenis van Gods genade in ons is. Wat dat aang, aat kunnen wij van deze en dergelijke uitspraken nog genoeg leren. Want menige christen tegenwoordig komt niet verder dan het schema zonde-genade. Het gebed: Wees mij zondaar genadig. Daar blijft hij bij. Wordt voldoende beseft, beleefd de rechtvaardigheid, niet die uit de wet is, maar die door het geloof van Christus is, namelijk de rechtvaardigheid, die uit God is door het geloof? Daar zouden wij meer mee behoren te doen tot Gods eer en ter verheerlijking van Hem, Die onze gerechtigheid is. Je vindt vele christenen tegen een muur gedrukt, waar zij met hun God nodig eens overheen moesten springen.
— o — Tenslotte is wel het bijzondere en meest kenmerkende van de psalm dat het gaat om de redding van alle vijanden. Van alle vijanden en van Saul, wat David betreft. Heeft een mens niet een strijd op aarde, en méér dan, , de gelovige? David had in menigte zijn vijanden in meest letterlijke zin en behalve vijandige volkeren rondom vijanden dicht bij huis en in huis, om niet te spreken van Zijne en mijne vijanden in eigen hart. Noem Saul en vergeet Absalom niet. David vermeldt de man van zijn vrede, op wie hij vertrouwde, die zijn brood at. Wij die — psalm 55 — in zoetigheid heimelijk raadpleegden en in gezelschap ten huize Gods wandelden. U zou Davids geschiedenis moeten lezen en alle vijandigheid moeten aanstrepen en alle vijanden moeten opschrijven op een lijstje. Uit zo grote nood heeft de Heere gered, redt Hij en zal Hij redden, schrijft Paulus. Zo heeft de HEERE gered, zal Hij redden en redt Hij menigvuldig van alle mogelijke vormen van vijandschap. Dit is de psalm van al Gods oude strijders. God, Die tevens Schepper is, doet Zijn ganse schepping mee het gevecht leveren. Zie de verzen 8 tot 20. Ik ben de HEERE, uw God, Die ü uit Egypte, uit uw diensthuis verlost heb. Hemel en aarde worden gemobiliseerd.
Kostelijke psalm als wij van vijanden te lijden hebben. Om te denken aan David en aan zijn leed. Om van Davids HEERE, Davids Wortel en Zoon te gewagen. Aan Hem, Die de verlossingen Zijns konings groot maakt, en goedertierenheid doet aan Zijn gezalfde, aan David en aan zijn zaad tot in eeuwigheid. Laat ons gedachtig wezen aan Davids Zaad, met Wie wij meer dan overwinnaars zijn. Opdat wij Hem — vers 2 — hartelijk liefhebben, de HEERE, onze Sterkte. Want het is 's HEEREN wet en het zijn 's HEEREN werken, die — beide — ons leren Hem lief te hebben. Hem hartelijk lief te hebben. En wie zal ons scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze HEERE.
Waar zijn uwe vijanden? Met God loop ik door een bende.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 augustus 1984
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 augustus 1984
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's