Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De vryheid van de Geest

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De vryheid van de Geest

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

(1)

Het is alweer enige tijd geleden dat mij een vraag bereikte over de betekenis van Lukas 9 ; 49 — 50. Met het oog op een meningsverschil tussen onze lezer en iemand met wie hij over dit woord van Jezus een gesprek had, wordt nu gevraagd naar de juiste opvatting van dit woord uit het Lukasevangelie. Ik wil beginnen de tekst in zijn geheel met u te lezen. „En Johannes antwoordde en zeide: Meester! wij hebben één gezien, die in Uw Naam de duivelen uitwierp, en wij hebben het hem verboden, omdat hij U met ons niet volgt. En Jezus zeide tot hem: verbied het niet; want wie tegen ons niet is, die is voor ons." Ook hier duidelijk een meningsverschil tussen' Jezus en Zijn discipelen, met Johannes als woordvoerder.

Ik leg nu vervolgens het probleem tussen onze lezer en zijn gesprekspartner u voor. De laatstgenoemde meende in de woorden van Jezus een vrijbrief te mogen vinden voor de institutionering van kerkelijke gemeenschappen en zelfs voor mogelijke huisdiensten, los van de kerkelijke gemeente. Als ik het goed begrijp wil hij er mee beweren, dat ambt en kerk niet persé nodig zijn om toch wel een goed christen te kunnen zijn. Een gedachte die we in het verleden en heden wel vaker tegenkomen. Het verschijnsel van „vrije groepen" los van elke kerkelijke binding is niet nieuw. Het sectarisme heeft de geschiedenis van de kerk de eeuwen door als een randverschijnsel begeleid. Vooral als de Kerk in grote trekken afwijkt van de Bijbelse boodschap, of als zij verstart in dode orthodoxie, en het vuur van de Heilige Geest langzaam maar zeker dooft, wordt het behoefte element naar meer Bijbelse evangelieverkondiging en naar inniger geestelijk leven gevoeld en gevoed. We zullen over de schuld door de Kerk gemaakt niet hooghartig heen mogen lopen. Verlaten vele ouderen en jongeren de Kerk om geestelijke geborgenheid en misschien wel Geesteswarmte en Geestesvuur ergens anders te zoeken en te vinden, dan is aan de Kerk de roeping om zichzelf op dit punt te onderzoeken.

Een andere vraag is of het verlaten van de plaats die God ons binnen Zijn gemeente gegeven heeft de juiste weg, de gerechtvaardigde „oplossing" is. De les der geschiedenis kan ons voldoende van het tegendeel overtuigen. Alles wat zo „geestelijk" lijkt is daarom nog niet uit de Heilige Geest. Het gevaar van overgeestelijkheid ligt immers steeds op de loer en slaat dan ook dikwijls toe. Dus dienen we waakzaam te zijn naar twee kanten. Op dit gevaar heeft ook mijn briefschrijver gewezen door zijn

vriend, met wie hij hierover sprak, te wijzen op .de grote en nauwelijks te overschatten betekenis van de ambtelijke bediening deiverzoening in de kerkelijke verkondiging van het Evangelie; op de betekenis van de gemeente als gemeenschap der heiligen, op de bediening van de Sacramenten en de rijkdom van het Verbond.

Ik kan dit van 1 harte'onderschrijven. Dat is ook de weg die onze Nederlandse Geloofsbelijdenis op grond van Gods Woord volgt en aanwijst. En we mogen zeggen, dat deze belijdenis ademt in de Geest. Het kan nauwelijks geestelijker beleden worden als we lezen: „Wij geloven en belijden een enige Katholieke of algemene Kerk, dewelke is een heilige vergadering der ware Christ-gelovigen, al hun zaligheid verwachtende in Jezus Christus, gewassen zijnde door Zijn bloed en verzegeld door de Heilige Geest." En na er op gewezen te hebben dat deze Kerk er geweest is van het begin der wereld en zal zijn ten einde toe, omdat Christus een eeuwig Koning is, die zonder onderdanen niet zijn kan, en dat de Heere Zijn Kerk ook door alle tijden heen bewaart, wordt de ruimte van de Kerk als volgt onder woorden gebracht: „Ook mede is deze heilige Kerk niet gelegen, gebonden, of bepaald in een zekere plaats, of aan zekere personen, maar zij is verspreid en verstrooid door de gehele wereld; nochtans tezamen gevoegd en verenigd zijnde met hart en wil in éénzelfde Geest door de kracht des geloofs". (N.G.B. art. 27).

Ik voor mij, geloof dat we de betekenis van de woorden van Christus in Lukas 9 in die richting wel moeten zoeken. Niet voor niets schreef ik boven dit artikel „De vrijheid van de Geest". Wil dit nu zeggen dat ieder de vrijheid heeft om het op zijn eigen manier te doen? Zo leest de vriend van onze briefschrijver het wèl. Zo denkt onze N.G.B. er niet over. Luistert u nog maar even mee. „Wij geloven aangezien deze heilige vergadering is een verzameling dergenen die zalig worden, en dat buiten haar geen zaligheid is, dat niemand, van wat staat of kwaliteit hij zij, zich behoort op zichzelf te houden, om op zijn eigen persoon te staan; maar dat zij allen schuldig zijn, zichzelf daarbij te voegen en daarmee te verenigen." (N.G.B. art. 29). Mogelijk denkt iemand die dit leest: „ja dat zou prachtig zijn, als we nu ook de ware kerk met onze vinger konden aanwijzen en zeggen: „daar is zij, daar moet je zijn". Maar de vraag is: waar is die kerk op aarde te vinden? Zeg maar gerust: nergens, en zeg er nu meteen bij: overal. Dat begrijp ik, zegt iemand. Het. gaat hier natuurlijk over de onzichtbare kerk.

Zou dat zo zijn, dat onze belijdenis uitsluitend van de onzichtbare Kerk spreekt? Als we op die manier de begrippen zichtbaar en onzichtbaar hanteren dan lossen we helemaal niets op, we hakken alleen maar knopen door. Is daar iemand mee geholpen? Natuurlijk niet, maar het is trouwens niet eens waar.

Ik nodig u daarom uit nog even te luisteren naar het vervolg van onze belijdenis: „Wij geloven, dat men wel naarstiglijk en met goede voorzichtigheid, uit het Woord Gods, behoort te onderscheiden, welke de Ware Kerk zij; aangezien dat alle sekten, die heden ten dage in de wereld zijn zich met de naam Kerk bedekken". Dat was toen zo en dat is nog zo. Ieder voelt zich het veiligst en het meest gedekt als we met z'n allen beweren dat we toch wel allemaal een deeltje van de waarheid bezitten. De meest gangbare opvatting tot in de kerk toe is vaak: „we geloven allemaal in die éne God, alleen ieder doet het op zijn eigen manier". Als dat waar zou zijn dan waren we met het woord van Jezus gauw klaar. Mijn voorzichtige vraag is: zouden we er dan niet in lezen wat er juist niet staat? Ik weet het antwoord wel, maar dat komt pas als we aan het onderzoeken gaan wat of Jezus nu werkelijk heeft bedoeld.

Waarom die lange aanloop, zult u vragen? Om duidelijk te maken dat het verstaan van de Schrift samenhangt met het Schriftgelóóf. Omdat ik geloof dat het Schriftgebonden geloof duidelijk in onze belijdenis doorklinkt. Om nadruk te leggen en aandacht te vestigen op het feit dat het belijden van „de ware Kerk" niet een soort idealisme is wat hier verwoord wordt, maar dat deze ware Kerk een zichtbare werkelijkheid is, en niet alleen maar een onzichtbare grootheid.

Met verbazingwekkende nuchterheid vervolgt immers onze belijdenis: „Wij spreken hier niet van het gezelschap der hypocrieten (mensen met een gehuicheld geloof en een onoprechte godsdienst) welke in de Kerk onder de goeden vermengd zijn, en intussen van de Kerk niet zijn, hoewel ze naar het lichaam in haar zijn" (N.G.B. art. 29). De definitieve scheiding valt samen met de grote dag van de oogst.

Na deze wat uitvoerige inleiding, die m.i. de kern van de vraagstelling weergeeft, vragen we nu naar de betekenis van Jezus' woorden. Om te beginnen wijs ik er op dat Johannes antwoord geeft op de woorden van Jezus, zojuist gesproken. In de voorafgaande verzen 46 — 48 zien we hoe klein grote mensen kunnen zijn, zelfs discipelen van Christus. Niemand ter wereld, ook Gods kind niet, ontkomt* aan de ziekte van de hoogmoed. Vanwaar anders de opkomende onenigheid onder de discipelen over de vraag, wie van hen de meeste ware.

Ieder die eerlijk is zal in het lezen zich in deze vraag herkennen. De hoogmoed als erfenis van onze val in Adam, wie ontkomt er aan? Zelfs ontdek je dat dikwijls genoeg de genade die we ontvangen hebben, of de positie die we innemen, of het ambt dat ons is toevertrouwd, ons hart tot des te meer hoogmoed prikkelt. Op die manier werpt de oude natuur, die we dagelijks moeten doden, zwarte vlekken, donkere schaduwen op en over de rijkste gaven van God. Wat zal dat voor Gods kind een bevrijding zijn als hij voor goed van zijn goddeloos „ik" is bevrijd.

Tegenover de kleinheil van grote, zelfs begenadigde mensen, in of buiten het ambt, stelt Jezus nu de grootheid van kleine mensjes. Uit alles blijkt dat zij tot nu toe, althans op dit moment nog niet hadden uitgesproken wat er leefde in hun hart. Het waren nog maar overleggingen, overdenkingen, berekeningen wat de een voor had boven de ander; ze waren nog maar aan het afwegen van elkaar tegenover elkaar.

Jezus echter hoeft niet te wachten tot het er uitkomt. Hij weet wat er in het binnenste van ons hart huist en schuilt. Het is ontzettend maar waar dat de kerkelijke en ambtelijke hoogmoed ons danig parten speelt. God weet er van, ook al verbergen wij het, en al doen we het voorkomen dat we Gods eer op het oog hebben. Het vraagt al onze aandacht als we nu lezen: Maar Jezus, ziende de overlegging van hun harten... Is het niet of Jezus met dit woord in het hart van ons allemaal kijkt? Als Hij ziet wat er in het hart van zijn discipelen leeft, wat doet Hij dan? Zonder iets te zeggen roept Hij een kind, slaat zijn arm om hem heen, en leert al die hoge en grote mensen de les van ootmoed. Zo wie dit kindeke ontvangen zal in Mijn Naam, die ontvangt Mij. En zö wie Mij ontvangen zal, ontvangt Hem die Mij gezonden heeft." Daar staat de dreumes tussen al die grote mensen in.

Discipelen waar maken jullie je zo druk over? Wie de meeste wonderen verricht, wie de grootste aanhang heeft, wie de meeste invloed op de mensen heeft, wie de beste indruk maakt, wie de meeste mensen trekt, wie het innigst bidden kan en ga zo maar door? Zal. ik u eens wat zeggen? Zo'n kind hè, zo'n onnozel klein kind dat nauwelijks onderscheid kent tussen zijn linker-en rechterhand, voor wie alle grote mensen nog op één lijn staan, als je die ontvangt om wat voor reden ook dan ontvang je Mij. Jullie kijken naar wat mensen over u zeggen of denken, in jullie berekening is zo'n kind niet van tel. Jullie zien het over het hoofd, jullie denken: waar weet zo'n kind van. Gelukkig is hij nog zo onbevangen dat hij niet in staat is om jullie in je hoogmoed te strelen, en daarom loop je het voorbij, zie je het over het hoofd. Laat lopen, waar heeft zo'n kind nu verstand van! Daar is voor grote hoogmoedige mensen toch geen eer aan te behalen.

Welnu zegt Jezus weet u waarin u groot moet zijn? In het ontvangen van dit kindeke, als u zich het lot van dit kindeke aantrekt, als u het, naar uw opdracht is, tot Christus brengt. Als u het liefdevol opneemt, verzorgt, beschermt in tijden van gevaar, van honger, van vervolging, met het grote doel voor ogen om het tot Christus te leiden, dan ontvangt u Mij. Dat reken Ik als Mijzelf aangedaan.

Zo'n kind zal u er niet voor bedanken, zal het misschien wel helemaal vergeten om te zeggen dat jullie het zo goed gedaan hebben. Van die kant ben je dus geen huldebetuigingen te wachten, maar Ik zal er alleen de eer van hebben. De weldaad aan zulk een kind bewezen is dienst aan Mij en aan mijn Vader. Wat een les, niet alleen voor de discipelen, maar voor ons allemaal, en heel ons leven door. En voor geen tweeërlei uitleg vatbaar is, het woord van Christus: Want

die de minste onder u allen is, die zal groot zijn.

De kleinheid van grote mensen smelt als sneeuw voor de zon bij de grootheid van kleine mensen. En daarop gaat Johannes verder in. Daar willen wij een volgende keer naar luisteren.

K. a. Z.

H. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 juli 1984

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De vryheid van de Geest

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 juli 1984

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's