Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Heerlijk erf

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Heerlijk erf

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

KOL-OMMETJE

Dat de aan de beurt zijnde psalm nu ter tafel komt vindt zijn oorzaak in de omstandigheid dat wat ik ervan naar voren haal zo treffend aansluit bij de laatste zinnen van het stukje van de vorige week. Wij mogen best diep onder de indruk zijn van de ontzettende dreiging van de tijd waarin wij leven. Echter dat niet de minste straling of kracht wordt ondervonden van de zaligheid, die geen oog zag of geen oor hoorde, is wel beschuldigend. Wij mogen gerust duchten, maar niet als die geen enkele hoop hebben ofkennen. De christen maakt van het toekomstig heil een pro memorie post. Het is wel waar, maar wat heb ik er nu aan en wat doe je er mee? Psalm 16 sluit net zo mooi aan ons vorige kol-ommetje aan als de psalm dat zelf doet aan de vorige, de vijftiende. Psalmen zijn schakels van een grote ketting. „Ik wankel niet in eeuwigheid." Daarmee eindigde psalm 15. En deze — onze — zingt: „Omdat Hij aan mijn rechterhand is, zal ik niet wankelen". Psalm 16 is een machtig getuigenis van geloofsvertrouwen in nood of in periode van dreiging. Verwant aan de psalmen 4 en 73. Psalm vier in het kwadraat zogezegd. Dat voor het onthouden.

„Ik ben de HEERE", klinkt ons talloze malen tegemoet via de aanhef van de Tien Geboden. Het geloof — de ziel — zegt daarop: „Gij zijt de HEERE". Dat wil zeggen: HEERE, Gij zijt al mijn goed, mijn eeuwig goed. Buiten, boven, zonder en nevens U bestaat er voor mij geen goed. Of zoals de belijdenis zegt: God is een overvloedige fontein van alle goeden, alle goede dingen en zaken. De Tien Geboden vervolgen en leggen de lichtste lasten en de zachtste jukken op: Geen andere goden voor Mijn vriendelijk Aangezicht van Troost en Licht. Het geloof — de ziel — wil daarvan ook niets weten. Andere goden na-ijlen is smart op smart. Afgoden vergen onmogelijk veel en schenken pijnlijke teleurstellingen. De HEERE vraagt in feite niets en geeft alles. Mild en overvloedig, Zoals iemand bij het ritueel van de verdeling van de erfenis een verrukkelijk aandeel verkrijgt zo is de HEERE het heerlijk erf. Hij is één en al. Alle stralen van aards en hemels geluk, van zichtbare en onzichtbare zegeningen komen samen in Hem alleen, Die al is en Eén.

Het verdere van dit lied laat wel uitkomen Wie en Wat de HEERE is in leven en sterven. En tot in eeuwigheid. Geen wonder dat de psalm ten volle uitzingt in het Nieuwe Testament. Na Pasen en Pinksteren. Wij hebben van doen met één van de schoonste liederen van éne Koning. Daarom is het heilig geboden: Blijf in Mij en Ik in u.

Me dunkt dat de psalm zoals wij die zingen niet ten onrechte uitweidt: Heerlijk erf, gij kunt mijn ziel vervoeren. De aangrijpende vraag komt meteen op ons af. Hoe komt het dan en waaraan ligt het toch dat die vervoering ons zelden of nooit overmeestert? Betekent het zinnetje voor ons enkel dat de HEERE — aller dingen machtig — het best zou kunnen, maar eigenlijk nooit doet? Het toegezegde heil en de beloofde weldaden vormen een hemelhoog stuwmeer. Sijpelt daar geen drupje van door naar onze kant? Grote dingen werpen hun schaduwen vooruit, doch is er van het allergrootste, dat te gebeuren staat, geen enkel straaltje licht en gloed in dit heden? Is het beginsel nu van de eeuwige vreugde, waarvan de catechismus zo jubelend spreekt, iets dat totaal mag worden verwaarloosd? Wanneer ik iemand bezig zag of hoorde, een kunstenaar, iemand van grote capaciteit, zeg ik achteraf vol bewondering: Hij kan het! Wat kan die man! Moeten wij niet op die manier aanheffen: „O heerlijk erf, gij kunt mijn ziel vervoeren". Wat ben ik dat gewaar geworden en wat bevind ik dat krachtig. Niet bij rukjes en beetjes. Maar gedurig. En zo niet, is het dan omdat ik mezelf onttrek of onthoudt Hij zich? De apostolische belijdenis betuigt vol triumf als : limax: Wederopstanding en eeuwig leven. Is dat zonder enige terugwerkende kracht? Met ons verstand trekken wij lijnen eindeloos ver door. Wij zeggen: Zo zou het allemaal moeten en behoren te zijn, maar... Het geloof echter heeft. Heeft het eeuwige leven. Het beginsel van de eeuwige vreugde. In het hart.

Er zit dan ook wel wat achter. De Schrift zegt: Naar de werking van de sterkte van Zijn macht. De energie van het dynamische van God. En daar hebben wij tot dusver altijd tegenop gekund? Wel iets om trots op te zijn. Ik zou menen dat het niettemin verkieslijker is uit het volzijn van het gemoed en uit milde overvloed te zingen: O heerlijk erf, gij kunt mijn ziel in vervoering brengen. Wat kunt gij!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 mei 1984

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Heerlijk erf

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 mei 1984

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's