Geborgen in Christus
„En in Hem gevonden worde, niet hebbende mijn rechtvaardigheid, die uit de wet is, maar die door het geloof van Christus is, namelijk de rechtvaardigheid die uit God is door het geloof". Filippensen 3 : 9
in Hem gevonden
U weet het nog wel, Paulus maakte de verlies-en winstrekening van zijn leven op in de verzen 7 en 8. Wat hem eertijds winst was, werd hem verlies. Maar dat was maar geen kwestie van één of enkele dagen. Nee, dat bleef kenmerkend voor z'n leven. Steeds acht hij alle dingen verlies, zelfs drek te zijn om de allesovertreffende kennis van de Heere Jezus Christus, zijn Heere. Niets weegt meer op tegen het kennen van Christus. HIJ is hem alles. Dat is als het ware de nieuwe winst. Wat hem vroeger waardeloos leek, is hem thans alles waard geworden.
Opdat ik Christus moge gewinnen. Op die winst heeft hij alles gezet. En op die gedachte van winst gaat de apostel in onze tekst verder door. Christus gewinnen. Opdat ik in Hem gevonden worde. Of: opdat ik in Hem blijk te zijn.
In HEM. Zijn de gelovigen dan nu nog niet in Hem? Is Paulus dan nog.niet in Christus? Jawel, alle gelovigen, ook de zwaksten onder hen. Of ze dat nu al beseffen of niet, ze zijn allen in Hem. Waar de eerste tekenen van het leven uit God zich openbaren en waar de eerste openbaringen van het leven uit God merkbaar worden, daar is al in beginsel een in Christus zijn. Want niet een geestelijke weldaad in je leven gaat buiten Christus om. Maar lang niet altijd ervaren we dat zo. Daarom is het gebed van een uit God geboren mens, ligt het in z'n aard om zich steeds naar Christus uit te strekken en te zeggen: o dat ik in u, Heere Jezus Christus, maar gevonden mag worden. Het levend geloof kenmerkt zich immers hierin dat het zich altijd weer richt op Christus, om in Hem te rusten, om in Hem te zijn, om door Zijn striemen genezing te zoeken en te vinden, om bekleed te worden met Zijn gerechtigheid.
Dat ik in Hem gevonden worde! Gevonden. Dat veronderstelt: zoeken. Ja en wie is het dan die zoekt? Gods gerechtigheid zoekt mij. Ik sta schuldig. Ik heb gezondigd. Ik heb God beledigd. En nu zoekt God mij.
Adam, mens, waar ben je, waar zit je? Als ik sterf, dan zal God mij zoeken. En waar vindt Hij mij dan? Sta ik dan voor eigen rekening? Ken ik dan geen Borg en heb ik dan geen bedekking gevonden in Christus' bloed, hoe vreselijk zal dan mijn toekomst wezen?
Welnu, gezocht door Gods gerechtigheid is Christus onze Borg. Niet zomaar één.
Maar de Enige. Dat ik in Christus voor God rechtvaardig ben (Zondag 23 HC). Die Man zal zijn als een verberging tegen de wind en een Schuilplaats tegen de vloed (Jes. 32, 2). Dat ik in Hem gevonden worde.
Wonderlijke werkelijkheid als ons deze Borg in het heilig Evangelie getoond wordt bij het licht van Gods Geest. Ik verdien het weg te zinken onder Gods rechtvaardige toorn. Maar zie daar is Hij. Hij is weggezonken in Gods toornegloed. Hij is bedolven geraakt onder de last van zonde en plagen
niet te dragen. Ze hebben Zijn schouders naar beneden gedrukt. En nu is er in Hem bedekking. Dat ik in Hem gevonden worde. Jezus alleen. Dat is het voor de apostel geworden. Hij alleen. Niemand anders. Niets anders. En dat wordt het nog in een weg van ontdekking en ontgronding, van het afgebracht worden van al het onze, onze gerechtigheden en vermeende deugden: Jezus alleen. Dat ik in Hem gevonden worde. Naar Hem strekt zich al mijn lust en liefde heen.
Hij is mijn vurig zielsverlangen. Sta ik op, dan zijn mijn gedachten bij Hem. Word ik in de nacht wakker, dan denk ik aan Hem. Dat ik in Hem gevonden worde.
rechtvaardig door het geloof
„...niet hebbende mijn rechtvaardigheid die uit de wet is, maar die door het geloof van Christus is." Een mens die Christus werd toegebracht, die heeft moeten leren en moet nog steeds leren om al zijn eigen gerechtigheid weg te doen, op te ruimen, aan de kant te zetten, bij het grote vuil dat we plegen mee te geven met de gemeentelijke ophaaldienst. Noodzakelijke les. Want we worden geboren als geestelijke doe-hetzelvers. Onze geestelijke wieg staat in het werkhuis. DOEN en in die weg zalig worden.
Goed doen, godsdienstig doen, je best doen, meer kan een mens toch niet doen, zeggen we dan. En verder, zo besluiten we stichtelijk, moet God het doen. Proeft u wel, dat is dat wettische beginsel waaruit wij plegen te leven. En bij Paulus vóór zijn omkeer komen we dat in verheven zin tegen. Naar de ijver (daar hebt u het: doen) een vervolger (weer: doen), naar de rechtvaardigheid die in de wet is, zijnde onberispelijk (ook weer: doen).
Een geestelijke activist. Altijd bezig en daarom nooit rust. Nooit in geestelijke zin werkloos geraakt, aan de kant gezet, uit die wettische gods-dienst ontslagen. Je hebt dan je rechtvaardigheid die uit de wet is. Rechtvaardigheid die uit het beginsel van eigen inspanning voort komt. Zus doen, zo laten.
Je moet dit en je moet dat. En daar ben je dan wat mee. Een beetje beter dan een ander of soms erg veel degelijker dan vele anderen. Maar intussen leef je uit het beginsel van de zelf verworven winst.
Niet, belijdt Paulus. NIET hebbende mijn rechtvaardigheid die uit de wet is. In Hem gevonden worde, dat kan alleen maar waar zijn als u dat in uw leven geleerd hebt: niet mijn rechtvaardigheid die naar de wet is.
Weg met al mijn ijdel werk want dat kan nooit voor God bestaan. Weg ermee, weg-' werpelijk kleed. Onze gerechtigheden, zo ze er al zijn, behoren tot het vuilnis van m'n
bestaan. In het licht van Christus en Zijn gerechtigheid gaat al het mijne er aan. Hoe meer het oog des geloofs op Christus gericht is, hoe meer de Geest ons oog vestigt op Zijn volbrachte werk, des te meer ontdekken we hoe we midden in de dood liggen. Maar ook: hoe Hij midden in die dood is gekomen.
Wat een heerlijk ontslag uit die harde dienst van het zelf-doen en zelf-presteren. Wat hebben we erin gewroet en er aan gebouwd. Wat leek het ons veel en voornaam te zijn. Soms nog, ook na de ontvangst van Gods genade. Maar als er een klaar gezicht op Christus komt en het geloof als het ware zijn handen uitstrekt om Christus te ontvangen, dan wordt er in ons leven iets geleerd van dat loslaten van je eigen gerechtigheid. En in HEM gevonden worde, niet hebbende mijn rechtvaardigheid die uit de wet is, maar die door het geloof van Christus is. Dat betekent: de rechtvaardigheid die ons deel wordt door het geloof in Christus.
Die vlekkeloze rechtvaardigheid voor God die het deel van de gelovigen is, zit niet in hun geloof, maar is in Christus. Christus' verdiensten komen ons ten goede in de weg van de geloofsgemeenschap met Christus. Iemand heeft het geloof weieens vergeleken bij een lege emmer waarmee we dat water van Christus' gerechtigheid opscheppen. Het is nog een bijbels beeld ook: water scheppen met vreugde uit de fonteinen des heils. Die lege emmer is slechts een middel om dat water te ontvangen. Zo is ook het geloof instrument om die gerechtigheid van Christus deelachtig te worden. Een lege emmer, meer niet. Maar de Heere maakt hem vol met al wat van Christus is. Een lege emmer, ja, niet hebbende mijn rechtvaardigheid. Ons geloof brengt die gerechtigheid niet zelf aan.
Maar het geloof vindt die gerechtigheid bij Christus. Het geloof ziet die gerechtigheid bij Christus liggen en neemt haar aan, ontvangt die gerechtigheid. Niets uit ons. Het is de rechtvaardigheid die uit God is. God heeft er voor gezorgd. God schenkt haar ook weg. God heeft er in Christus voor gezorgd. Hij is het die verlossing zond voor al Zijn volk. De rechtvaardigheid die uit God is. Dat is de roemtaal des geloofs.
Het is alles uit God. Als Paulus elders (2 Cor. 5) dat machtige lied op de verzoening in Christus zingt, dan zegt hij ineens: en al deze dingen zijn uit God. Uit God!
Uit God is alles: de liefde, de verzoening, het leven, het licht. Niet uit de wet. Leest u dat goed, u die zich nog aftobt in dat werkhuis van hier een deugd en daar een zucht. Van dat uzelf in de plooi zien te krijgen om u zo aangenaam te maken bij God. Met al uw proberen om aan al de voorwaarden te voldoen die het wettisch beginsel u oplegt. O, is het niet om moedeloos van te worden? Nooit wordt u volmaakt. Nooit komt u klaar of bent u gereed.
Nooit kunt u zeggen: nu heb ik genoeg gedaan. Nee, je doet altijd te weinig en het is steeds te kort. Geen wonder, u moet leren: niet mijn werk, maar Zijn werk maakt zalig.
De wet kan mij alleen maar meer verdoemen, want ik doe het nooit helemaal goed. Maar Christus wel, Hij heeft het eeuwig goed gedaan, de vrijspraak en het leven verworven.
En de rechtvaardigheid die ik nu bezit, die heb ik door het geloof van Christus. Dat wil zéggen: het geloof dat Christus tot inhoud heeft.
En in Hem gevonden worde. Christus is de Schuilplaats in Wie ik de verloste voor eeuwig veilig ben. Christus is de Borg waarin mijn zaligheid voor eeuwig vastligt. Christus is het Leven, ja de Bron des levens. En eenmaal in Christus gevonden, vinden we onszelf steeds weer in Hem.
Wie is daar afgetobd en afgesloofd geraakt van al uw omzwerven. U hebt al wat afgebeden en af gesmeekt en nog geen vrede gevonden. Zoudt u daarom maar niet met heel uw verloren boeltje tot Jezus gaan en uw heil bij Hem zoeken? In Hem gevonden worde. Ja, daar zijn we veilig. Bij de kruispaal vond ik een veilige wijk. En ik vind hem daar steeds weer en steeds meer. Ik vind er Hem, mijn zondevernieler, mijn Borg. Zijn hart omsloot mijn verloren leven. En nu mag ik Hem steeds in mijn hart sluiten. O.pdat ik in Hem gevonden worde. Als u me zoekt, dan ben ik in Hem. Als God me zoekt, vindt Hij me in Christus. U ook?
W.
J. M.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 mei 1984
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 mei 1984
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's