Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Lijden, afweer en onverschilligheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Lijden, afweer en onverschilligheid

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eigenlijk had ik beter met deze houding ten opzichte van het lijden kunnen beginnen.

Hier vinden we immers een veel negatievere opstelling. De vorige twee houdingen, namelijk onderwerping en berouw, waren toch min of meer positief. Min of meer, want er zijn echt wel positievere houdingen in het lijden te bedenken. Daar komen we nog wel op. Maar toch gold daar ook dat er iets uit het lijden te leren is, te weten respekt voor de hoge majesteit Gods en eventuele erkenning van Zijn rechtvaardige straffen. Bij afweer en onverschilligheid echter reageren we volslagen negatief op de moeiten en zorgen van het leven.

De orde, die nu werd aangehouden komt uit het boekje van mevr. Sölle. Zij zet in met een felle kritiek op het traditionele christelijke omgaan met het lijden. Onderwerping en boete hebben voor haar alleen maar negatieve klank en zo gaat ze dan verder met wat zij noemt de apatheie van het moderne leven. Bijbels gezien komen we echter tot een w r at aridere groepering.

Maar nu dan de afweer. In het moderne leven om ons heen is men er steeds meer op uit, om zoveel mogelijk pijn en lijden te vermijden. Er wordt gemikt op een gladweg en pijnloos verlopend bestaan. Alles is gericht op een totaal zich welbevinden van de mens in dit leven. En alles wat dat gelukkige leventje bedreigt moet zoveel mogelijk worden weggewerkt.

Een symptoom daarvan vormt bijvoorbeeld ons omgaan met ziekte en dood. De lijdende mens wordt steeds meer een klinisch geval. De lijdende mens vinden we niet meer langs de kant van de weg en steeds minder op een bed in de huiskamer. Het lijden wordt weggemoffeld naar de randen van ons bestaan. We zijn blij dat we het naar de witte steriele kamers van onze ziekenhuizen kunnen verwijzen. Daar hoort het thuis. Het mag geen inbreuk maken op ons luxe leventje. In dit verband is ook te herinneren aan het gesprek rond de euthanasie.

Zeker kan met een gemakkelijke machtsspreuk daarbij niet elk geval worden afgedaan. Ik denk dan aan die gevallen waarin het lijden ondraaglijk is geworden en de noodzakelijke pijnbestrijding aan de rand van euthanasie reikt. Maar ook is zeker dat hier de moderne beleving van lijden en pijn een invloed heeft die vanuit de Bijbel niet erg positief te waarderen valt.

Telkens weer stuiten we in het leven van heden op dit wegvluchten voor moeite en zorg. Denk ook maar eens aan de vanzelfsprekendheid waarmee we naar allerlei rustgevende tabletten grijpen. We geven onszelf of anderen nauwelijks de gelegenheid om verdriet echt te verwerken. Bij het overlijden van geliefden moet het pilletje uitkomst brengen. Ons evenwicht willen w r e hervinden langs de gemakkelijke chemische weg.

Bij de begrafenis mag de kist niet zakken, we vinden dat veel te „eng". En ik denk dat er zonder veel moeite aan deze voorbeelden nog een hele rij zou zijn toe te voegen.

Terecht wijst mevr. Sölle er op, dat dit alles ten koste moet gaan van een werkelijk menselijk leven. Als we echt leven, zullen we liefhebben, ons inzetten voor een ideaal, maar juist dan zullen we ook de nodige pijn oplopen. We bezeren ons aan anderen. We vinden teleurstellingen, soms raken we zelfs geheel ontgoocheld. Wie dat alles vermijden wil, vermijdt tenslotte het leven zelf. Hij trekt zich terug in een gevarenvrije zóne.

Maar in dat gebied heerst de dood. Maar er is volgens Sölle een nog grotere prijs, die betaald moet worden voor het ongestoorde welbevinden, dat we nastreven. We verliezen niet alleen het eigen leven, maar ook dat van anderen. We worden immuun, ongevoelig voor het leed van anderen. We trekken het ons niet werkelijk maar aan. We zijn als de priester en de leviet in de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. We willen er niet in verwikkeld raken, er geen verantwoordelijkheid voor dragen. Het is allemaal veel te moeilijk. Als we ons eigen gemakkelijke leventje maar voort kunnen zetten, dan is het ons goed.

In deze zorg kunnen we Sölle helemaal bijvallen. We herinneren aan de kenschetsing van de tachtiger jaren als het , , ik"-tijdperk. Velen zijn alleen maar uit op zichzelf. Om een ander en zijn pijn bekommert men zich niet. En het eigen lijden dat wil men zoveel mogelijk voorkomen, omdat men er geen enkele waarde of zin in kan ontdekken.

Afweer en onverschilligheid, als we daarover nadenken in verband met het lijden moeten we ook iets zeggen over de Stoa. We kennen misschien wel de uitdrukking: ctoïcijns. Zo noemen we iemand, die schijnbaar niet uit zijn evenwicht te krijgen is. De grootste tegenslagen in het leven worden rustig en haast onverschillig ondergaan.

Je kunt namelijk het lijden uiterlijk proberen af te weren, je kunt dat ook innerlijk doen. Dat uiterlijke lukt namelijk nooit helemaal. Een gladweg verlopend leven maken we zelfs met alle middelen, die ons in de moderne tijd ten dienste staan, niet. Hoezeer we ons ook afschermen, waterdicht is het nooit. Auto-ongelukken, overspanningen, neurose, hart en vaatziekten, verslavingen het zijn de kwalen van het moderne leven.

En het komt op het onverhoedst zo maar ons leven binnen.

Dc Stoa is een wijsgerige richting uit de Griekse oudheid die tot vandaag aan de dag haar invloed doet gelden.

Ook volgens haar gedachtengang hoort het lijden noodzakerlijkerwijze bij het leven. Op de een of andere manier past het zinvol in de goddelijke, dat is redelijke, orde van het bestaan. Aan de gang der dingen is dan ook bitterweinig te veranderen. Het beste is maarom je er bij neer te leggen. En je geluk er van afhankelijk te maken. Geluk moet je zien te vinden in je zelf. Dat kan alleen als je je niet laat beheersen door je gevoel, maar redelijk en verstandig leeft. Wat je ervaart roept allerlei reakties bij je op, angst bijvoorbeeld, vreugde en verdriet. Maar dat moet je relativeren, betrekkelijk stellen. Je moet je verstand gebruiken, je er niet door laten meesleper! Je moet het redelijk laten gelden, dat het er nu eenmaal bijhoort, en dat de grootte van je verdriet slechts subjektief is. Zo verliest tenslotte elk gevoel zijn kracht en wordt het verstand overwonnen.

Als ideaal geldt hier de wijze en deugdzame mens, die zijn gevoelens geheel meester is. De wijze is zichzelf genoeg. Hij is niet meer te schokken, niet meer uit het lood te slaan door de wisselingen van het fortuin.

Hij heeft zich gepantserd tegen al wat zijn gemoedsrust wil verstoren. In zichzelf, in de burcht van zijn eigen redelijke persoonlijkheid vindt hij rust en evenwicht. Daarin trekt hij zich terug. Huilen is dan een teken van zwakte. Je laat je dan gaan in je gevoelens. Dat is onverstandig. Veel verstandiger is het. om te bedenken dat de moeiten er nu eenmaal bijhoren en dat jij ook je deel daarvan krijgt. Het ware geluk is daarvan niet afhankelijk. Zoals rijkdom niet aan het ware geluk kan bijdragen, kan armoede daar niet aan afdoen. En die tweeslag zouden we kunnen uitbreiden met gezondheid en ziekte, eer en oneer, enz., enz. Ze behoren alle tot adiafora, de dingen die niet uitmaken, die niet belangrijk zijn. Je moet je er dan ook niet door laten ringeloren. Met een stalen gezicht moetje proberen het lijden te ondergaan.

In deze houding zit iets van gelatenheid en onverschilligheid. Sporen ervan vinden we in een bekend gedicht van een van onze klassieke dichters Joost van den Vondel (1587—1679) waarmee hij een vriend wilde troosten over het verlies van zijn zoon. We lezen daar:

Gelukkig is een vast gemoed Dat in geen blijde weelde smilt En stuit gelijk een taaie schild De onvermijb're tegenspoed.

En nog altijd blijft deze geesteshouding boeien. In de beweging van de Christian Science vinden we iets dergelijks. Lijden en pijn zijn niet echt werkelijk. Ze behoren tot de uiterlijke wereld van de stof, die niet wezenlijk is. De geest van de mens blijft er vrij van en moet zich er dan ook vrij van houden. En zelfs onder ons laten mensen soms dit ideaal van onbewogenheid en stoerheid gelden.

In de Bijbel echter treffen we het niet aan. De mens die de HEERE vreest is niet de zelfgenoegzame, die kalm en onbewogen door alles van dit leven heengaat. Integendeel, we komen in de Bijbel angstige, ja soms radeloze mensen tegen. Mensen, die er onder door dreigen te gaan. We horen Gods kinderen schreeuwen, we zien ze huilen. Ze zien het soms helemaal niet meer zitten. Ze begrijpen er niets meer van.

En van de Heere Jezus kunnen we zeggen, dat Hij er alles van weet. Hij heeft verdriet gehad. Hij huilde bij het. graf van Lazarus. Van Zijn angst lezen we in de geschiedenis van Gethsemané. Daar werd Zijn zweet zelfs bloed. En op Golgotha klaagt Hij Zijn verlatenheid uit.

Nee, God vraagt van Zijn kinderen geen onbewogenheid. We mogen kleine zwakke en hulpeloze mensen zijn, mensen die huilen. In die tranen wil Hij bij ons zijn. Wij hebben geen Hogepriester, die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden. Van de Heere Jezus zingen onze kleintjes: Hij kent de tranen en de pijn. In alle zorg en nood mogen we ons door Hem gedragen weten.

E.

Jac. W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 mei 1984

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Lijden, afweer en onverschilligheid

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 mei 1984

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's