JAN RAP EN ZIJN MAAT
KOL-OMMETJE
Abraham Kuyper zou het gezegd hebben. Hij zou het zelf gezegd hebben de meester van de doleantie, toen hij met vele volgelingen en medestanders zich een goed heenkomen zocht uit de aloude kerk der vaderen. Van sommigen kon 1 hij het niet al te best hebben dat zij niet met hem meegingen en deden als hij. De mannen waarvoor hij waardering kon opbrengen en waarvoor hij achting koesterde. Wellicht had-hij hun aansluiting bij zijnj uittreden als vanzelfsprekend aanvaard. Doch zij bleven. Toen voegde hij ietwat hovaardig hen toe:
Blijven jullie daar maar in die kerk, waar het beste bloed uit wegvloeit en waar de frisse krachten uit wegtrekken. Blijven jullie daar maar met wat van weinig gehalte daar achterblijft. Kuyper had mogelijk de kerk aan ellendigheid willen prijs geven. Blijven jullie daar maar. Met Jan Rap en zijn maat. Abraham en zijn maten verlaten het zinkend schip. Rap dat is afval. Afval van hout en plantenstengels. Het allegaartje dat heen en weer schuift tussen wal en water. Jan Rap, het volk van het laagste allooi, het uitschot.
Het moet gezegd dat de volgelingen van de Doleantie zich gewoonlijk niet ophielden op de laagste sporten van de maatschappelijke ladder. Wat Jeschurun nu ook niet altijd ten goede gekomen is. Ik bedoel geestelijk.
Nu komen zij ons weer ophalen. In de kerk waar wij gebleven zijn. Met Jan Rap en zijn maat. Het volk waarmee David, Michal zijn echtgenote ten spijt, wist verheerlijkt te zullen worden. Nu komen zij ons ophalen in onze oude vaderlandse kerk om samen op weg te gaan. De geestelijke nazaten van Kuyper en zijn medestanders. Met wie en wat komen zij opzetten? Met even dezelfde gevoelens en opvattingen? Of zijn zij intussen ook „ver-jan-rapt"?
Omdat wij met Jan Rap achterbleven hebben wij destijds de kerk niet verlaten. Als zij; terugkomen zullen wij de kerk evenmin uitvluchten. AI brengen zij Jan Rap en zijn maat met zich mee.
In een kerk, waarin ondanks ontelbare zwakheden en gebreken, ondanks ettelijke aanklachten, nog genoeg voorhanden is van het verachte en van hetgeen niets is, opdat de Heere door Zijn genadige verkiezing van dit juist het wijze en het edele kan beschamen, kan men altijd zijn. Zeker zolang men niet wordt uitgeworpen.
Hetgeen niets is heeft God uitverkoren, opdat Hij hetgeen iets is te niet zou maken. Opdat geen vlees zou roemen voor Hem.
De kerk is waar geroemd wordt. Waar die roemt, roemt in de Heere.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 april 1984
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 april 1984
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's