Van Pontius naar Pilatus
Toen Pilatus dan dit woord hoorde, werd hij meer bevreesd, . . . Toen gaf hij Hem dan hun over, opdat Hij gekruisigd zou worden. Johannes 19 : 8 en 16
O rechters, tot de stoel der eer gekozen. Hoog is het ambt van de rechter. Hemelhoog zijn rechters verheven vanwege de majesteit van hun waardigheid. Het is juist hetzelfde evangelie van Johannes, waaruit de tekst is gekozen voor deze overdenking, dat in het tiende hoofdstuk stil staat bij de hoogheid van de funktie van rechters der aarde. Zij danken hun aanstelling aan goddelijke aanspraak. Globaal is het zo, dat men bij ede wordt toegelaten tot ambten die gemachtigd zijn om de eed te eisen. Hemelhoog zijn zij verheven, zo zingt ook de psalm. Daarom zullen zij ook ter helle worden nedergestoten, wanneer door hun toedoen de fundamenten der aarde wankelen, omdat de autoriteiten in duisternis tasten. Hoezeer is het zaak dat de procedure billijk plaats vindt en dat het vonnis overeenkomt met recht en wet. Geen rechter kreeg ooit hoger en heiliger zaak te behandelen dan Pontius Pilatus.
Had hij, deze god, ooit kunnen bevroeden dat hij de rechtvaardigheid en gerechtigheid ter beoordeling kreeg van Die God was en Mens, de Koning der gratie, Jezus de Nazarener. johannes de Doper riep ineens resoluut uit, toen hij ervoer met Wien hij van doen had: Mij is nodig, door U gedoopt te worden. Geldt dat niet van alle ambten, funkties en waardigheden? Had Pilatus niet moeten betuigen: Mij is nodig door U geoordeeld, gevonnist en mocht het zijn wonderlijk vrijgesproken te worden? Had Herodes in plaats van de spottende knieval niet ootmoedig de Heere Jezus te voet moeten vallen? Had hij Sions Vorst niet moeten erkennen voor zijn HEER? Had Pilatus niet Christus' tucht moeten verdragen, omdat Deze daarin hem Zijn liefde toonde? De tucht van Christus' waarheidsgetuigenis als scepter van Zijn onbeweeglijk Koninkrijk. Mij is nodig om door U geholpen, bestierd, gericht, onderwezen, bezocht, genezen te worden of wat ook. Mij is nodig. Wanneer was dit uw woord? — o —
De belijdenis hecht aan het „geleden onder Pontius Pilatus". Geen naam, behalve de heilige namen en titels, vaker genoemd dan die van deze persoon. Concreter maakt de catechismus ons gewis dat er veei afhangt en wat er met zoveel woorden afhangt van het optreden van de Romeinse bestuurder en justitiële funktionaris. Het lijden.van de Hogepriester onzer belijdenis krijgt een officieel karakter. Weliswaar is sprake van een wereldlijke rechter, maar als zodanig van een hoge dienaar Gods. Het oordeel, hoe grandioos verkeerd, is toch van Godswege. Opdat ook de vrijspraak allergeloofwaardigst vast zou zijn. Nee, Pilatus heeft lang niet alles billijk aangelegd, zoals hij verplicht en geroepen was. Vanwege het woord Gods aan hem geschied. Hij maakt de indruk van iemand, die wel zoveel rechtsgevoel bezat, dat hij het niet aandorst Jezus over te geven aan allen die in haat Zyn ondergang zochten. Typisch de representant van iemand, die het goede wil, doch tenslotte zwicht voor het kwade, dat hij zocht te vermijden. In dat opzicht het beeld dat honderdduizenden en miljoenen mensen vertonen. Een mens die heen en weer geslingerd werd en het zo mogelijk elkeen zoveel mogelijk naar de zin wilde maken.
In letterlijke zin zien wij het gebeuren. Hij loopt als een pendeldiplomaat naar , )uiten naar de aanklagers, die wel uitkeken dat zij zich ritueel niet verontreinigden door het rechthuis te betreden, en weer naar binnen in het rechthuis, waar Jezus was voorgeleid. Pilatus de geslingerde. Meest waarschijnlijk betekent zijn naam de „met werpspies bewapende". Hij is zelf zo'n geworpen speer, die weggeslingerd wordt door boosaardige hand. De volksmond weet van iemand die van Pontius naar Pilatus wordt gestuurd. Inderdaad, Jezus gaat niet alleen heen en weer tussen Herodes en Pilatus, die er een eigenaardige vriendschap aan overhielden, maar Hij gaat ook als het ware heen en weer tussen de betere en slechtere Pilatus. Als er
iets naar voren komt in het tekstverhaa.1 dan dit. — o —
Pilatus had al enkele pogingen achter de rug, alvorens onze tekst constateert dat hij nog meer bevreesd werd. Hij zag in de Heere Jezus een onschuldig slachtoffer zowel van zijn religie, maar zo waren er zovelen in dat land en die stad, en van de venijnige haat, waar niet mee viel te spotten, van door godsdienstigheid gedreven priesters en schriftgeleerden. Geen feller haat dan godsdienstige. Ga je gang maar met Hem, maakte Pilatus zich van de zaak af. Jullie hebt toch een wet? Pilatus weer naar binnen. Zijt Gij dan waarlijk een Koning? Binnen het rechthuis kan Pilatus nog veel minder opschieten. Dat vreemde Koninkrijk van een raadselachtige waarheid maakt hem alleen maar bijgelovig angstig. Laat ik mij er ferm doorheen slaan. Jullie razende Joden kunt hoog of laag springen, maar wat ik ook in Hem en van Hem vind, in elk geval vind ik in Hem geen schuld. Ik weet het goed gemaakt. In zijn gedachten: Barabbas kiezen zij nooit van hun leven. Hardop zegt hij: Kies wie ik u op dit uw hoogheilige feest ga loslaten. Die gevaarlijke Barabbas of de Koning der Joden? Tegen elke verwachting en berekening van Pilatus in klinkt het: Niet Dezen. Zelfs met Zijn vervloekte Naam wensen zij hun lippen niet te verontreinigen. Maar de beminde lezers mogen als zij willen en kunnen, en als zij hongeren en dorsten een kruimeltje oiplezen en een droppeltje oplekken voor hun ziel, die schreeuwt naar God en dorst naar het water des levens. Zegt u zelf, hadden die Joden in hun felle haat een kostelijker Naam kunnen bedenken dan deze naam Deze? Want zo is Hij. Tot onze troost zeer nabij, dat wij Hem kunnen aanraken met de top van onze vingers. Deze is het! Deze hier. Is er machtiger, lieflijker, gewilliger dan Deze? Deze hier bij mij. Die mijn gaan en liggen omringt. Gij zijt altoos nevens mij. Wie is toch Deze? Deze Jezus? — o —
Maar ter zake. Pilatus' poging is mislukt. Hij zwalkt heen en weer. Als een dronken man. Dronken van verlegenheid in dat
eeuwige uur. Want Zijne ure was nu gekomen. Dat uur van hemel en hel. Het meest essistentiële uur van gans de geschiedenis van wereld en mensheid. Van buiten naar binnen in het rechthuis. Van de man zoals hij in de maatschappij optrad naar zijn innerlijke mens zoals de intimi hem kenden. Van de slechtere naar de betere Pilatus, die hij beurtelings was. Hij maakte van de Heere Jezus een deerniswekkende stakker, waar elk wel medelijden mee moest krijgen. Ieder ja, maar niet zijn haters. Ga je gang dan maar, riep Pilatus tegen het gekrijs: Kruist Hem, kruist Hem, in. De Joden voeren voort en daverden van een wet, een wet van meer dan de wetten van Meden en Perzen, naar welke Hij noodzakelijkerwijs sterven moest. Wat gaf Ahosverus zich moeite om Daniël te redden van de tweebenige leeuwen boven en vóór de viervoetige beneden in de kuil. Pilatus wist daar ook van. Toen hij zo fel hoorde van een wet, een heilige wet, die overtreder was, omdat Jezus zich Gods Zoon, Zich God gemaakt had, werd hij pas goed benauwd. Hij was reeds erg bevreesd. Niet in het minst ook door het briefje van zijn bezorgde vrouw dat hem gebracht was.
Jezus. Iemand die te maken had met de goddelijke sfeer. Toen werd hij nog meer bevreesd. Iets van schrik des HEEREN. Maar tot geloof kon hij niet bewogen worden. Bevreesd, maar geen vreze Gods. Hij wilde met alle geweld weten waar Jezus vandaan kwam en Wie Hij eigenlijk was. Want het verhoor had Hem wel zekere eerbied ingeboezemd voor de Heilige en Heerlijke, Die Jezus was. Wat moest hij? Wat moest hij doen met Jezus? Al riep hij de hulp in van alle goden die hij kende en vereerde, het hielp hem niet. Is er ooit een mens voor zo'n verantwoordelijke taak geplaatst? Maar wat oordelen wij ten aanzien van Jezus Christus, Die ons duizenden malen wordt aangeprezen, voorgehouden en indringend verkondigd? Kunt u zich Pilatus' verlegenheid en vrees dan helemaal niet indenken? Voor geen miljoenste deel? Dat kunt u toch geen mens wijsmaken. Het werd al angstiger. Jezus sprak van zonde en groter zonde. Pilatus' eigen ambt, waardigheid en autoriteit komen ook al in de hoge lucht te hangen. Dat is geen laag bij de grondse aangelegenheid. Wat moet ik, wat moet ik? — o —
In onze vertaling is al weer van een 'toen' sprake. Weliswaar niet van 'hote' en 'tote' als in onze teksten, maar toch wel met toen vertaald. Van toen af was Pilatus Ahosverus ten voeten uit, die zich tot zonsondergang moeite gaf om de profeet Daniël te redden. Toen dwongen hem Jezus' tegenstanders eindelijk, ja eindelijk de rechterstoel op te gaan. Daar had hij steeds omheen gedraaid. Steeds was Jezus heen en weer gegaan tussen Pontius en Pilatus. Wel een keer op zijn bevel gegeseld, maar nooit in waarheid ter dood veroordeeld. Hoogstens was het met verantwoordelijkheid en al naar de Joden toegeschoven, maar die namen dat niet. Nu beklimt hij bevreesd en moegetobd de rechterstoel. Daar zullen wij het hebben. Nu zullen zij het beleven. De stilte is een moment voelbaar als stilte tijdens een niet aflatende storm. Hoort wat hij zegt? Zie Uw Koning! Moeten wij dan met Hem hun Messiaanse verwachting, hun glorie, hun talloze voorrechten van Godswege, die machtig zijn en vele, prijs geven? Moeten zij met-Hem hun nationale trots en hun innerlijk ongebroken Koninkrijksverwachting offeren?
Voor hun blinde haat bestaan dit uur van hel en duisternis geen remmen. Door alles heen roepen zij dat zij geen koning hebben, willen, verwachten, kennen dan de keizer. Zij leveren zich met geest, ziel en lichaam uit aan de keizer, wiens beeltenis op de munten men als offergave niet duldde. Neem weg, neem weg, kruis Hem. Let wel toen Pilatus nog eenmaal als laatste reddingspoging indringend vroeg: Zal ik Uw Koning kruisigen? Toen waren het volgens de tekst, de fanatieksten die nog waren overgebleven. Alleen de overpriesters riepen: Wij hebben geen Koning dan de keizer. — o —
Toen gaf Pilatus het op. Pilatus' oorlogspaard moest eindelijk sneven. Hiertegen was hij niet opgewassen. Het kon ook niet. De Zoon des mensen gaat toch heen gelijk besloten is. Dat is waar. Maar het pleit deze rechter niet vrij. Althans niet vrij voor het strenge gericht dat eenmaal over hem zal gaan. Wee, de mens door wie Hij wordt verraden, losgelaten, overgegeven.
Pilatus moest het opgeven. Het laatste scherpe wapen was hem uit handen geslagen. Zal ik dan uw Koning kruisigen? Als Hij toch eens waarlijk Gods Zoon was? Durft u alle twijfel uit te sluiten en keihard te roepen dat Hij uw Koning niet is en nooit zijn kan? Pilatus slingert heen en weer tussen het zal niet of het moest toch eens waar zijn, dat Hij... Zal ik uw Koning kruisigen? Een beslissing voor alle eeuwigheid. Pilatus is uitgeput. Hij heeft niets meer en weet niets meer. Het was al gebleken dat de vriendschap der wereld, de connectie met de keizer, hem zwaarder woog. Hij was niet uit martelaarshout gesneden. Martelaars toch hebben hun leven niet liefgehad tot de doodtoe. Kennen wij dat geslingerd worden tussen hoop en vrees? Je zou zeggen: Wie niet? Altijd die beweging heen en w r eer. Van ons minder goede naar ons betere ik. Als wij dan het geluk maar hebben dat bij ons sterven de wijzer juist ons betere ik aanwijst. Dat. zouden wij willen? Bedenk dat in die slingering, gedurende die pendelbeweging geen vlees gerechtvaardigd wordt. Om 's levenswil moeten wij daar tussenuit. Liever vandaag dan morgen. Heden nog als wij die stem horen. — o —
Mag ik u uitnodigen nog even terug te lezen? Zo'n regel of zeven. Daar lezen wij: 'Voorbereiding van het Pascha'. En: 'omtrent de zesde ure'. Naar ik mij laat vertellen het uur dat de Paaslammeren werden weggesleept ter slachting. Toen gaf Pilatus Jezus over. Toen. Zie, het Lam Gods, predikt Johannes reeds in zijn eerste hoofdstuk. Zie, het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegdraagt. Hoe ziet u dat nu eigenlijk? Kunt u dat nu eens precies vertellen? Dat zie ik zo: Ook mijn zonde gaat ginds mee. Dank zij 'Deze'. Toen was het afgelopen. Ik gaf het op. Niet langer zweefde ik van mijn éne ik naar het andere. Mijn leven hield op. Die ikken, die betere en die mindere, stierven. Hij begon te leven. Zijn leven werd mijn leven. Dat ik leef, leef ik voor het geloof in de Zoon van God. Zie, het Lam Gods.
Soms vraagt men mij wel eens iets dat mij doet zeggen: „Zie bladzij zoveel de zoveelste regel van onderaf". Of: „Zie hoofdstuk zoveel vers dat". Rondom en van binnen vragen zij vaak: „Hoe weet je? " „Hoe weet je dat? " „Hoe weet je, dat...? " Dan heb ik één antw r oord: „Zie, het Lam Gods." Daar kun je alles vinden wat ik weet. Daar heb je het. Daar alleen. Hoe eenvoudig is het. Hoe waarachtig. Hoe onwrikbaar. Hoe rustgevend.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 maart 1984
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 maart 1984
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's