Problemen rond het „stil gebed"
Stijl
„Is er ook stijl gewenst in de kerkdienst? " Zo luidt een vraag uit het catechisatieboekje „Wij geloven en belijden" (H. Veldhuizen en W. Verboom, blz. 41). Ik heb die vraag — met alle respect voor de auteurs, die ik tot mijn vrienden reken! — altijd een beetje beschouwd als het intrappen van een open deur. Wanneer ze aan de orde kwam dacht ik altijd: stel je voor dat een catechisant zou zeggen: „Nee, in de kerkdienst is geen enkele stijl gewenst, je kunt er gerust een stijlloze vertoning van maken". Ik heb dan ook nimmer een ander antwoord gekregen dan: „Uiteraard is stijl in de kerkdienst gewenst en nodig".
Met grote instemming wil ik hier wel doorgeven wat prof. dr. K. Dijk schreef over „waardigheid en deftigheid" in de dienst des Woords:
„Dit geldt ook van elk gebaar. Dit geldt ook van het kleed dat gedragen wordt. Dit geldt niet minder van elk onderdeel van de liturgie en van het kerkgebouw tot zijn portalen toe; dit geldt van de dienst des Heeren hier op aarde waarin moet uitkomen dat Sion de volkomenheid der schoonheid is" (De dienst der prediking, blz. 193).
Stil gebed
Dat de hele kerkdienst stijlvol moet verlopen, en dat daarom aan de voorbereiding en de verzorging alle aandacht moet worden besteed, dat is me uit het hart gegrepen. Ik heb er een afschuwelijke hekel aan wanneer van de eredienst een „onder-onsje" wordt gemaakt of wanneer sommige dingen zomaar „op z'n jan-boerefluitjes" geschieden. We zijn in de kerk, onder de bediening van het Woord, voor het aangezicht des Heeren, en zowel de gemeente als de voorganger moeten zich dat voortdurend bewust zijn. Daarom ben ik wat geschrokken van een brief die ik nu alweer een paar maanden geleden ontving uit een gemeente in het westen des lands. Een broeder uit die gemeente heeft zich geërgerd aan het feit dat een kerkeraad van bijvoorbeeld 10 of 15 man het kerkgebouw binnenkomt — de predikant in de regel als tweede — en dat dan elke ambtsdrager voor zichzelf begint met het „stil gebed", zodat de eerste soms al „klaar" is, terwijl de laatste nog niet op zijn plaats is. Maar het ergste van alles is volgens hem dat de dienaar van het Woord niet kan wachten tot iedereen zit, en reeds het votum begint uit te spreken, terwijl de laatste kerkeraadsleden geen kans meer krijgen hun „stil gebed" te beëindigen.
Nu, ik kan hem geruststellen en zeggen dat ik het van harte met hem eens ben. Ook al sta ik reeds op de kansel, ik kijk altijd even naar de ouderlingen en diakenen of ze allen reeds „gezeten" zijn, en ik wacht altijd op de laatste man.
Maar... nu komt het. Deze broeder heeft me twee keer gehoord, beide keren bij de bevestiging van een candidaat, en in beide gevallen maakte ik me schuldig aan het door hem gesignaleerde kwaad. Ik sprak het votum uit toen de laatsten van de stoet nog niet eens binnen waren...
Beide door hem bedoelde diensten liggen alweer zó ver in het verleden dat mijn fout niet meer te controleren is, maar ik kan me niet voorstellen dat deze broeder me zomaar ten onrechte beschuldigt. Hij vroeg me deze zaak publiekelijk aan de orde te stellen. Wel, dan wil ik ook wel in het openbaar erkennen dat ik in die gevallen niet goed heb opgelet en misschien, door de spanning die zo'n bijzondere dienst nu eenmaal met zich meebrengt, tegen mijn eigen regels gezondigd heb. Wanneer het dan „vreselijk oneerbiedig" is overgekomen, dan zal mijn briefschrijver hopelijk wel van me aannemen dat het niet oneerbiedig bedoeld is geweest.
Een oplossing?
Het probleem is hiermee nog niet opgelost, want bovengenoemde broeder heeft geconstateerd dat vele collega's zich aan hetzelfde euvel schuldig maken. En het zal moeilijk zijn hiervoor algemene regels te geven.
Belangrijk is in dit verband welke plaats de predikant in de stoet inneemt. In vele gevallen gaat de dienstdoende ouderling voorop, daarna volgt de dienaar van het Woord en daarna komen de overige kerkeraadsleden. Het is .ook mogelijk dat eerst de kerkeraad naar binnen gaat en dat de predikant de rij sluit, of dat er misschien nog één achter hem komt om dc deur dicht te doen. In dat geval kan de predikant niet voortijdig beginnen omdat hij als laatste met het „stil gebed" klaar is.
Een andere oplossing die mijn briefschrijver me aan de hand doet en die ik graag doorgeef is de volgende:
„Na de handdruk van de dienstdoende ouderling wacht de predikant, met het gezicht naar de gemeente, heel eerbiedig tot het laatste kerkeraadslid in de bank heeft plaats genomen en dan begint voor allen tegelijk het stil gebed". Een eenvoudig voorbeeld ter navolging opdat alles met eerbied en orde geschiede".
Ik heb dit alles maar doorgeveven ter overdenking van predikanten en kerkeraden, die er hopelijk hun winst mee kunnen doen.
W. v. G.
P.S.
In mijn bijdrage van vorige week (27 jan.) is een storende fout geslopen die ik graag wil corrigeren. Op blz. 40 staat: „Meestal is dat ambtelijke leiding waartegen zich men moet verzetten". De oplettende lezer(es) zal hopelijk begrepen hebben dat er moest staan: „Meestal is dat ambtelijke leiding waartegen men zich niet moet verzetten". •
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 februari 1984
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 februari 1984
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's