Luther over de twee regimenten
Theologische Verkenningen (E.O.), 15 december '85
"Wie het zou willen wagen om een heel land of de wereld met het Evangelie te regeren, die zou net zo doen als een herder die woWen, leeuwen, adelaars en schapen in één stal bij elkaar bracht en ze allemaal vrij door elkaar heen liet lopen en zou zeggen: „Zo, weiden jullie hier maar en weest rechtschapen en vreedzaam onder elkaar: de stal staat open, weide hebben jullie genoeg, voor honden en stokslagen behoeven julhe niet bang te zijn". Nu, dan zouden de schapen best wel vrede bewaren en zich op deze manier vredig laten weiden en regeren; maar ze zouden niet lang leven en geen dier zou aan de andere dieren ontkomen.'
Dit citaat van Luther behelst misschien wel de bekendste uitspraak die hij inzake dc leer van de twee regimenten gedaan heeft. Het beeld laat aan duidelijkheid niets tc wensen over. Als alle mensen als 'schapen' waren, dus oprechte gelovigen, wcdergebo-
ren christenen, ware volgelingen van Jezus Christus, dan waren er geen honden en geen stokken nodig. Er zou geen enkele behoefte zijn aan het uiterlijk geweld van een leger, aan de sterke arm van de politie of aan het wrekend zwaard van de justitie... Voor zichzelf hebben echte christenen uit wereldlijk regiment dan ook niet nodig. Ze kunnen geregeerd worden door Woord en Geest. Maar christenen wonen op aarde nu eenmaal niet dicht bij elkaar, stelt Luther vast. Het is meestal niet zo dat ergens huis aan huis christenen wonen. De massa blijft helaas ver van het ware geloof. En vele mensen gedragen zich tegenover hun naasten als roofdieren. Daarom moeten mensen voor elkaar beschermd worden. Met harde hand dient in deze wereld waar de zonde heerst de orde gehandhaafd te worden. Met het evangelie valt de wereld niet te regeren. Wie dat toch probeert geeft niet alleen blijk van grenzeloze naïviteit, maar ook van een gevaarlijke roekeloosheid.
Uit naastenliefde en uit erkentelijkheid voor Gods goede voorzorg in deze, zal de christen het wereldlijk regiment in alles respecteren. Hij zal dit, regiment ook zonder gewetensbezwaar kunnen uitoefenen als koning, rechter, soldaat, gerichtsdienaar. Zelfs zou de oprechte christen kunnen solliciteren in de vacature van een beul — wanneer er op een bepaald moment aan beulen gebrek is en vanuit de motivatie dat het recht zijn loop moet hebben. Luther kan zich bij deze overwegingen beroepen op die Schriftgegevens waarin de wereldlijke overheid als een inzetting en ordening van God wordt genoemd (bijvoorbeeld het bekende Romeinen 13 : l-7> .
Maar hij wist ook heel goed dat andere teksten tegen zijn visie aangevoerd werden. Staat er niet in de 'Bergrede' van Christus dat wie op de ene wang geslagen wordt, ook de andere moet toekeren? En sluit Jezus' roeping om ook de vijanden lief te hebben, niet iedere vorm van geweld en machtsuitoefening uit? Bovendien heeft de Meester gezegd dat zij die naar het zwaard grijpen door het zwaard zullen vergaan (Matth. 26 : 52). Voor de praktijk van het christenleven leidt dat toch tot geen andere conclusie dan dat volstrekte geweldloosheid geboden is? En als er zoiets als christelijke politiek bestaat, zal deze toch radicaal pacifistisch van aard moeten zijn! Dergelijke geluiden werden in Luthers dagen ook al gehoord. Anderen erkenden wel dat de politiek niet zonder machtsuitoefening kon worden bedreven, maar deze zou dan ook door een christenmens als besmet terrein gemeden moeten worden. Laat de politiek maar aan de ongelovige over!
Wij danken aan Luther een verhelderende doorlichting van deze problematiek en zijn visie op het tweeërlei regiment heeft de laatste tijd zelfs nog aan aktualiteit gewonnen. Het komt er voor Luther op aan heel de Schrift te laten spreken, zonder tegenstrijdigheden te suggereren en zonder al te vlotte harmonisatiepogingen te ondernemen. God regeert op tweeërlei wijze. Er is enerzijds het wereldlijk regiment, dat niet restloos in handen van de satan gevallen is. Weliswaar is de satan vanwege de zondeval de overste dezer wereld geworden, maar God heeft Zijn schepping en schepselen niet losgelaten. Hij heeft het wereldlijk regiment juist gegeven tot inperking van de macht van de boze, opdat er een goede orde zou zijn in de samenleving van zondige en verdorven mensen.
De staat, de politiek, de maatschappij zijn geen van God verlaten gebieden. Er zijn door God zelf noodverbanden aangelegd, ordeningen gegeven, bedijkingen aangebracht om de chaotisering van het leven tegen te gaan. Het is het rijk van Gods linkerhand, waar Hij meer indirekt, niet zo onmiddellijk, nogal 'vreemd' en 'gemaskerd' en onder de schijn van het tegendeel werkt. Maar de wereld is niet afgeschreven, niet overgelaten aan het vrije spel van de machten van de duisternis. De schepping is ondanks alles Gods goede schepping gebleven. De wereld is Gods wereld en het wereldlijke leven is niet als zodanig goddeloos!
Maar ja. het gééstelijk regiment is nog even wat anders! Daar heerst Gods rechterhand, daar is Christus Koning over een gewillig volk op de dag van Zijn heirkracht. De wet van de liefde wordt er spontaan gevolgd en de innerlijke drang van de Geest der liefde maakt er uiterlijke dwang volstrekt overbodig. In het geestelijk regiment is de christen thuis, maar in het wereldlijk regiment is hij op z'n post. Als christen in de uitoefening van zijn wereldlijke functie, blijft hij christen. De wijze waarop hij zijn functie uitoefent, zal dus door het christenzijn gestempeld worden. Niettemin wordt zijn functie zelf niet 'verchristelijkt'. De politieman blijft politieman, de soldaat blijft soldaat, de beul blijft beul en — of hij nu christen is of niet — hij doet wat zijn functie binnen het wereldlijk regiment met zich brengt. Leidt dat tot schizofrenie, tot een verknipt bestaan of tot een indeling van het leven in waterdicht gescheiden compartimenten? Toch niet, het gaat er om christen uit écn stuk te zijn op het tweeërlei terrein van kerk en staat, gemeente van Christus en samenleving.
Wie de dingen altijd weer hopeloos door elkaar gooit, dat is de duivel. Hij zorgt voor confusio regnorum, verwarring van de regimenten. Luther ziet deze confusie op drie fronten optreden. De Paus trekt het wereldlijk regiment, binnen het geestelijke. De 'Schwarmer' of dopersen doen precies het omgekeerde: zij trekken het geestelijk regiment binnen het wereldlijke. In de derde plaats zijn er overheden die hun bevoegdheden overschrijden en dan geestelijk over de zielen willen regeren, wat gewetensdwang ten gevolge heeft. De paus met zijn machtsstreven en de monniken en nonnen in hun kloosterlijke afzondering illustreren de roomse confusie. De dopersen, de 'Rottengeister', zoals Thomas Müntzer (1467/68-1525) wilden uiteindelijk op revolutionaire wijze Gods rijk op aarde verwerkelijken. Luther nam op theologische gronden afstand van de opstandige boeren. Tegen hun sociale eisen op zichzelf verzette hij zich niet en hij nam tegenover de vorsten geen blad voor de mond in het bepleiten van het rechtvaardige in de zaak van de boeren. Maar hij heeft er tegelijkertijd principieel bezwaar tegen dat deze boeren hun eisen op het Evangelie meenden te kunnen funderen en er blijk van gaven de christelijke vrijheid coram Deo voor Gods aangezicht, niet zuiver te onderscheiden van een seculiere en politieke vrijheid. Het gevolg daarvan moet wel zijn dat het evangelie wordt veranderd in een revolutionaire, wereldse wet.
Het is dus duidelijk dat Luther niet uit oneigenlijke motieven zich tegen de révolte van de boeren in 1525 keerde. Zeker niet omdat hij een 'vorstenknecht', een slaafse hielenlikker van de hoge heren zou zijn geweest. Met name wanneer het overheidsgezag totalitair dreigde te worden, dus wanneer de gewetens gebonden werden en dc vrijheid van religie bedreigd, protesteerde hij scherp en kon zelfs oproepen tot het plegen van lijdelijk verzet, . 'Want over de ziel kan en wil God niemand laten regeren, dan alleen Zichzelf'.
Over het algemeen is Luther door de jaren heen dc grenzen van de twee regimenten trouw blijven bewaken in zijn principiële bezinning, maar ook in zijn praktische opstelling en positiebepaling in de politiek. Wél kan dc kritische vraag worden gesteld of hij niet een sterker accent had moeten leggen op de uiteindelijke eenheid en integratie van de beide regimenten. Integratie is toch heel iets anders dan confusie en het tweeërlei regiment gaat toch zeker uit van één Heere! Ik zou niet willen beweren dat deze integratie bij Luther gemist wordt, maar ze krijgt te weinig inhoud en ze houdt te vage contouren.
Anders ligt dat. bij Johannes Calvijn, bij Hyldreich Zwingli en over het algemeen bij de gereformeerden. Een belangrijke uitspraak van Zwingli is: Regnum Christi etiam externum, het rijk van Christus is óók uitwendig. Christus is Koning in het hart, maar ook in de kerk, maar óók in de wereld. Zwingli weet van het onderscheid tussen de goddelijke en de menselijke gerechtigheid. We zouden kunnen zeggen dat de grondstruktuur van een visie op tweeërlei regiment ook bij hem aanwezig is. Maar Zwingli zou niet kunnen zeggen dat God met Zijn linkerhand en als een 'vreemd werk' de wereld regeert. Onmiskenbaar benadrukt hij méér dan Luther de integratie van de twee regimenten in het éne rijk van Christus — de theocratie of christocratie als geloofsvisioen en ideaal. Hetzelfde geldt van wat Calvijn in navolging van Martin Bucer terzake naar voren heeft gebracht, met name in het vierde boek van zijn Institutie. De christelijke overheden zorgen als 'voornaamste leden der kerk' voor de handhaving van beide tafels van de wet in het gemenebest. Krachtiger dan bij Luther wordt bij Calvijn het Koningschap van Christus over alle terreinen van het leven beleden. In artikel 36 van onze Nederlandse Geloofs Belijdenis vinden we een neerslag van deze geloofsvisie, dit theocratisch perspektief. Alles moet Hém eren!
In de lijn van Calvijn zetten gereformeerden zich in voor de volle erkenning van Christus' heerschappij in het publieke leven. De decaloog is richtinggevend voor het beleid van de overheid. Deze wereldlijke regering houdt Calvijn zo dicht bij het koningschap van Christus, dat hij deze kan typeren als een externum medium salutis, een uiterlijk middel of voertuig van het heil!
Tenslotte iets over de aktuele betekenis van Luthers visie. Mijns inziens is en wordt de reformator nogal eens grof onrecht gedaan door een vertekende, een caricaturale weergave van zijn 'twee-rijken-leer'. Luther heeft zich niet schuldig gemaakt aan het bevorderen van een 'dubbele moraal', waarin het leven van de mens in zijn beroep en in alle maatschappelijke en economische verbanden losgemaakt zou zijn van de doorwerking van het Evangelie. Hij is niet bij dc pakken van een nu eenmaal toch verdorven wereld néér gaan zitten. Hij heeft zich niet aan een moedeloze berusting overgegeven. Ook kan niet gezegd worden dat hij de Bergrede buiten spel zou hebben gezet of dat hij het wereldlijk regiment aan eigen wetmatigheden zou hebben overgelaten.
Luther heeft op diepe wijze doorleefd dat we ons bevinden in een tussentijd, in de voorshands onophefbare spanning van het 'nu reeds' en het 'nog niet'. Alle dingen zijn Christus onderworpen, maar we zien dat nog niet en ervaren maar al te zeer de anti-machten en tegenkrachten. Luthers ethiek is eigenlijk een 'ethiek van de voorlopigheid'. De reformator doet recht aan de raadselachtigheid en ondoorzichtigheid van Gods wereldregering.
In het geloof leven we nu eenmaal onder het kruis en niet in de glorie. Daarom kunnen we in de politiek niet doen alsof het Koninkrijk Gods al te realiseren zou zijn. We komen niet boven de gebrokenheid van de situatie uit. We ervaren die gebrokenheid heel bitter, bijvoorbeeld vanwege de blijvende noodzaak van een geloofswaardige afschrikking met behulp van afschuwelijke wapens. De wereld is niet met de bergrede te regeren. Het zwaard van Romeinen 13 blijft helaas onvermijdelijk. Ook al zal een gereformeerd christen behoefte hebben aan een kanttekening bij Luthers gedachtengang. Het christenleven naar het bestek van de Bergrede wil een zoutend zout en een lichtend licht, zijn voor héél de maatschappij. Het blijft de roeping van Godswege om mee te arbeiden aan de verhoging van het theocratisch gehalte van de politieke situatie. Gods geboden zijn heilzaam voor alle mensen en de onderhouding ervan betaamt alle mensen. De twee-rijken-visie van Luther blijft ook heden een werkbaar uitgangspunt. Maar dan wel graag met een gereformeerd of zo u wilt calvinistisch tonicum!
V. J. H.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 december 1983
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 december 1983
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's