012 Gods spreken is zilver
KOL-OMMETJE
Eén, twee, drie van de tientallen, m.a.w. de psalmen elf, twaalf en dertien, die de afstand van psalm 10 — 'de goddeloze' — naar psalm 14 — 'de dwaze' — overbruggen, zijn zangen als gelovigen te lijden hebben van vijandschap en vervolging. Dat waren we afgesproken. Vorige week kwam er nog iets bij. Namelijk dat het gauw veranderen kan. Aan het einde van lied elf bestond er alle rust. Gods ogen zagen met welgevallen en geruststellend op de oprechten. Zo gevoelt een kind zich veilig als vader of moeder op hem neerziet. Er gebeurt me niets. Ineens kan de toestand zich volkomen wijzigen. Psalmen vertolken niet honderdvijftig keer stoïcijnse gemoedsrust van opvarenden over een spiegelgladde levenszee en een glazen wereldoceaan. Psalmen zijn kinderverzen. Momentopnamen van snel wisselende situaties. Zo maar paniek.
Het is niet als bij elf. Spreken, zingen vanuit de schuilplaats. "Bij U schuil ik". Integendeel. Het is: Help, help! Een roep, die dikwijls opkhnkt, vooral in het licht bewogen bestaan van een klein kind. Plots een schreeuw, waterlanders, geroep: Help. help! Wat is er aan de hand, mijn kind.? Je kunt wel zingen, dat 's HEEREN ogen geslagen zijn op vromen en oprechten. Maar er zijn geen vromen, er zijn geen goedertieren mensen meer. Getrouwen zijn witte raven geworden. Elia-achtige toestanden. Ik alleen ben overgebleven. Een samenleving en een klimaat als Paulus ons schetst in Romeinen 1 en Romeinen 3. Ik alleen ben overgebleven en zij zoeken mijn ziel. De wereld is slecht geworden. Wat zijn ze dun geworden en hoe is alles in verval. Van leugen en bedrog hangt de wereld aan elkaar. De grootsprekende tongen doen dienst als zwaarden en dolken om de weinige getrouwen, die nog over zyn, wel in de eerste plaats naar het leven te staan. Haast wanhopig klinkt de hartgrondige wens of de HEERE alle vleiende hppen zou willen afsnijden. Want zij snorken: Wie doet me wat! Hun keel is een geopend graf; met hun tongen plegen zij bedrog; slangenvenijn is onder hun lippen; welker mond vol is van vervloeking en bitterheid. Nog even en je ziet de snelle voeten op pad om bloed te vergieten. Een onhoudbare en critieke toestand. Help, help. Behoud, o HEERE.
Dit is verloren, zei de man. Wij denken en de wereld zegt: Dit is reddeloos verloren. Dan juist komt de verlossing.
In het dodelijkste ogenblik. Toen mij geen hulp of uitkomst bleek, toen mijn geest in mij bezweek, en overstelpt was door ellend', hebt Gij, o HEER', mijn pad gekend. Mijn weg gekruist. Ik zal nu opstaan, zegt de HEERE. Nu. Het uur Nu heeft geslagen. Een uur dat wij niet horen klinken, omdat het in de hemel slaat. Het uur Nu. Jozua — 5 : 14 — verneemt: een, maar Ik ben nu gekomen. Ook Daniël Zeer gewenste man, merk op Mijn woorden en kom overend, want Ik ben alsnu tot u gezonden. Om de verwoesting van de ellendigen en om het kermen van de nooddruftigen, zal Ik nu opstaan, zegt de HEERE. Mij is altijd geleerd, net als u, dat de Heere helpt en ter verlossing nadert op het gebed en niet om het gebed. Dat is goed bedoeld, maar wij moeten op zulke stereotype uitdrukkingen niet dood blijven. Het Woord zegt gerust: m het kermen der nooddruftigen. Dat is best te verdedigen bovendien. Ik zal nu opstaan. Dat gebeurde in Jozefs hof, maar ook reeds in Bethlehem, en ook zelfs in Nazareth, toen dc engel de blijde geboorte aankondigde. Vrees niet Maria, Ik ben nu gezonden om te verkondigen dat de HEERE nu zal opstaan. Golgotha begint bij Bethlehem. Dat is waar. En Jozefs hof ritselt in Nazareth. Wanneer gesproken wordt van de gewisse weldadigheden aan David. Ik zal in veiligheid stellen, zegt de HEERE.
Een kakofonie van grootsprekende tongen. "Monden tegen de hemel gezet en tongen die lopen te wandelen op aarde" (Ps. 73). Dat blijft tot de tijd van het beest, dat een grote mond krijgt om godslasteringen te spreken. Maar dw^ars door alle oorverdovend en hartverscheurend gebral heen klinkt het eerste en laatste woord. Zalig, zalig, zalig allen, die de woorden Gods horen door al het aards gedruis heen. Woorden, die zuiver zijn, zilver en zevenvoudig gelouterd. In deze woorden is niet een vleugje of geringste spoortje van leugen of bedrog. Een en al zuiverheid. O zilveren klank van de woorden Gods. Gelouterd en daarom louterend. Gelouterd door het lijden. Zeker, maar dan wel omdat het louterende Woord als instrument werkt als ik door de hitte van het lijden op temperatuur ben gebracht. Woorden die vast en zeker bewaarheid worden en die als een beschermende mantel om me heen zijn geslagen, als ik de kou weer inga. S
Ja, want ais ik uit het heiligdom weer buiten kom, draven de goddelozen of er niets is gebeurd. De snoodsten van de mensenkinderen gaan eerzuchtig de hoogte in. Alsof er geen einde aan komt. Maar hun dagen zijn geteld. Hun gedraaf en hun in de hoogte steken zijn laatste stuiptrekkingen. Gods spreken is zilver. De woorden van de HEERE zijn de zilveren irene-(vrede)tonen, die zich vrij klinken boven de hese sirene-(verleidende) klanken van 'hunne' keel. Al uw zilverlingen voor dit
zilver.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 december 1983
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 december 1983
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's