Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze Vader om Christus' wil

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze Vader om Christus' wil

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(1)

Bovenstaand opschrift kwam mij in gedachten bij het lezen van een zeer sympathieke brief, die mij door een lezeres van ons blad werd gezonden, nu al weer enige maanden geleden.

Na iets van de leiding des Heeren in haar leven te hebben weergegeven, met nadruk op de troostrijke zekerheid van de vergeving der zonden in Christus' reinigend bloed, is mij gebleken dat er een vraag bij haar is blijven zitten, waar ze niet goed raad mee weet. De vraag betreft de vrijmoedigheid des geloofs, om in de omgang met de Heere gebruik te maken van de Vadernaam. In de pastorale praktijk komen we die vraag meermalen tegen. Wanneer en in hoeverre heeft een kind van God het (voor-)recht God met de teerste "^van alle namen, de Vadernaam aan te spreken.? Ik licht nu de voornaamste gegevens eerst uit de brief, en mogehjk kunnen andere lezers zich daarin vinden, of deze zuster in Christus in haar gedachtengang volgen. Dan zijn we, hoewel onbekend, nochtans elkaar bekend en komen we wel-licht met andere lezers van ons blad in een gesprek met elkaar over zeer wezenlijke zaken. Zaken die direct de worsteling van het geestelijk leven betreffen.

Welnu dan, de boventoon in de brief voert het woord van de apostel Petrus: U dan die gelooft is Hij (Christus) dierbaar. Daar is de weg van worsteling en strijd tenslotte op uitgelopen. Niet vreemd gebleven aan de trekkende liefde des Vaders, niet onbekend met het ontdekkend werk des Geestes, niet vreemd aan de vertroostingen uit de goddehjke beloften, bleef de kennis van Christus een tijdlang verborgen. Over de oorzaken daarvan zullen we het nu maar niet hebben. De gevolgen zijn duidelijk. Terechtkomen in een wettisch leven, een omweg maken, net als Christen in de Pelgrimsreis van John Bunyan. Hij sloeg de weg naar het huis van heer Wettisch in en veronachtzaamde de raad van Evangelist, die hem rechtuit naar de enge poort, naar het kruis van Christus verwezen had. Toen maakte Christen een omweg, die als hij goed geluisterd had naar de raad van Evangelist, niet nodig was geweest. Nu waren en zijn er altijd mensen, die dit aan anderen als een onvoorwaardelijke eis stellen, dat ze beshst die omweg moeten maken. Het raakt niet direct het onderwerp waarover ik nu iets schrijven wil, daarom ga ik er nu niet nader op in. Het zou met de stukken aan te tonen zijn, en wel vanuit de Schrift, dat, als we dit .als eis stellen, bezig zijn ons te stellen onder het vonnis van het Woord: Tevergeefs eren zij Mij, lerende leringen die geboden van mensen zijn. Wat een algemeen menselijke dwaling is, die bij de meeste christenen voorkomt, mogen we niet zomaar tot een goddelijke regel maken voor iedereen.

Laten we eens horen wat Christen in de Pelgrimsreis er zelf van zegt: Wereldwijze had Christen immers aangeraden om de raad van de Evangehst niet op te volgen, maar naar het dorpje Zedelijkheid op weg te gaan, naar het huis van heer Wettisch. Echter he-

lemaal vastgelopen ontmoette Christen de Evangelist opnieuw en weet u wat die toen tegen hem zei?

„Eerstelijk gij moet verwerpen zijn afrading, waardoor hij u uit dc weg getroond heeft; ja ook uw eigen toestemming in deze raad; nademaal dit is de raad Gods te verwerpen, en dat om de wil van een wereldwijze. De Heere zegt: strijd om in te gaan door de enge poort: de poort namelijk tot hetwelk Ik u zend, want eng is de poort die tot het leven leidt en weinig zijn er die dezelve vinden. Van deze enge poort, en van de weg die derwaarts leidt, heeft de goddeloze mens u afgetrokken, en daardoor bijna ten verderve gebracht. Haat daarom deze zijn verlokkingen en walg aan uzelven, omdat gij aan deze zijn raad gehoor gegeven hebt. Ten andere: Gij moet daarin ook zijn raad verwerpen, dat hij u het kruis moeilijk zocht te maken, want gij moet dat waarderen boven alle schatten van Egypte. De Koning der heerlijkheid heeft ook u gezegd, dat hij, die zijn leven zal willen behouden, die zal hetzelve verliezen... Ten derde: Gij moet verfoeien, dat gij uw voet gezet hebt op dc weg die leidt tot de bediening des doods, en te dien einde eens bedenken tot wie hij u henenzond en hoe onbekwaam die persoon is om u te ontlasten van uw pak."

We keren terug tot de brief. Daarin wordt ook vermeld hoe het kwam tot de doorbraak van het geloof in de omhelzing van Christus; en onder de prediking werd het steeds meer bevestigd dat wie zalig wil worden, geloven moet in Hem, die de Vader tot ons behoud in de wereld zond. Hij voor mij, daar ik anders de eeuwige dood had moeten sterven. Toen werd de vrucht, de bate van dit omhelzend geloof genoten. Indien de Zoon u zal vrijgemaakt hebben, zo zult gij waarlijk vrij zijn.

Nu blijft er voor mijn briefschrijfster een vraag open, waar zij voor haar besef niet goed uit is, en waar ze — als ik haar goed begrijp — graag wat opheldering over zou willen hebben. Niet dat mij dit gevraagd is, maar ik maak het uit de inhoud van haar brief op. En mogelijk hebben anderen er ook iets aan., als we nader op haar probleem ingaan. Ik ben geneigd om het woord „probleem" zoals u ziet. tussen aanhalingstekens te zetten, want ik heb een beetje de indruk dat het geen echt probleem is, al kan ik me heel goed voorstellen dat het voor de betreffende persoon wel een probleem kan betekenen. Zij vraagt nu: Hoe leer ik nu tot God Vader zeggen, want dat mag toch als je Christus kent? "

Een beetje zit het antwoord al in haar vraag opgesloten. Inderdaad als u mag zeggen dat u door Christus met God verzoend bent, dan staat niets meer in de weg om de Heere bij de kroon van zijn heerlijke namen te noemen, Vader, onze Vader. Maar weet u wat soms in de weg staat? De gedachte dat er weer een zeer bijzondere daad altijd en voor ieder met plaatsgrijpen om de Vader naam met vrijmoedigheid uit te sprekm. Ik zeg niet dat sommigen van Gods kinderen daar op een zeer bijzondere wijze weet van krijgen, maar ik zeg wel dat niet elk kind van God dat als eis moet. stellen, dat men het noemen van de Vadernaam, het vrijmoedig gebruik maken van de Vadernaam als een aparte geestelijke ervaring te beleven krijgt. Ten eerste zouden we daar dan een methode van maken. Ten tweede zoud: r — en dat doen we toch al genoeg — de Heere de weg voorschrijven, hoe Hij ons. als kind de Vadernaam moet leren uitspreken. Ten derde zouden we die eis als normatief voor anderen gaan stellen, en elkaar als kinderen van een huisgezin het recht op de Vadernaam betwisten. Jij bent zover wel en jij bent zover nog niet. Daar moet je dan eerst maar eens grondig verslag van kunnen doen. Ten vierde ligt het gevaar van geestelijke hoogmoed voor de hand. Ik ben zover dat ik tegen God Vader mag zeggen, en een ander moet nog maar eens zien hoe hij ooit zover komt.

Als we op die toer gaan is het te begrijpen dat dit een probleem gaat worden, of — en ik wil hierbij erg voorzichtig zijn — zouden we niet bezig zijn om er zelf een probleem van te maken, wat in de Schrift zo kinderlijk eenvoudig ligt? Is het voor satan geen koren op zijn molen als we zo opnieuw afstand doen van de vrijheid die in Christus geschonken is? Hij fluistert ons dan in: je bent lang nog niet zover als die en die, en die heeft het toch ook maar zo beleefd. Daarmee wijken we intussen wel af van de eenvoudigheid die in Christus is.

Het beste oriëntatiepunt om terug te keren tot die eenvoudigheid is het Woord. We willen ons met de Schrift in de hand afvragen hoe het verband ligt tussen het oprecht geloof en het gebruik van de Vadernaam. We willen om te beginnen even noemen het vaderschap Gods waaraan de Heere zich houdt krachtens de schepping. Dat erkennen wij en op deze erkenning heeft de Heere alle recht. Maar door de gevallen mens als zodanig wordt God niet meer als Vader erkend. Dat is mede onze diepe val, onze uiterste verlorenheid. De wereld heeft geen vader meer. Maar nu is er door de openbaring van Gods genade een bijzonder vaderschap Gods, en daar gaat het nu over.. God is onze Vader door Christus geworden zegt zondag 46 van de Heidelbergse Catechismus. De Vadernaam komt in het Oude Testament altijd voor in verband met het verbond dat God met Israël heeft gesloten. Het initiatief gaat daarbij geheel en al van de Heere uit. In het verband van het verbond vraagt Mozes aan Israël in zijn afscheidslied: Is Hij niet uw Vader, die u verkregen heeft, Die u gemaakt en bevestigd heeft? En dan vertelt Mozes verder hoe de Heere Zijn volk vond in een land der woestijn en in de huilende wildernis; Hij voerde hen rondom, Hij onderwees hem, Hij bewaarde hem als Zijn oogappel (zie Deut. 32). Zo teer is dus de verhouding tussen de Heere en Zijn uitverkoren volk, zoals een moeder

wel eens tegen een kind zegt: jij bent mijn oogappel.

Verder valt het op dat de Vadernaam ook heel nauw verbonden wordt met de belofte van de Messias, in het bijzonder aan David en zijn nageslacht gegeven. De Heere belooft dat na Davids dood zijn zaad — in dit geval Salomo — voor de Heere een huis zal bouwen en dat de Heere zijn troon zal bevestigen. Daarop volgt dan het woord: k zal hem zijn tot een Vader, en Hij zal mij zijn tot een zoon (2 Sam. 7 : 14). Natuurlijk slaat dat in eerste instantie op Salomo, maar we weten dat de Geest ook in deze profetie van Christus getuigt.

Tenslotte komen we in de profetiën van Jesaja het beroep van het schuldige volk op dc Vadernaam tegen. Gij zijt onze Vader, want Abraham weet van ons niet en Israël kent ons niet; Gij o HEERE zijt onze Vader, onze Verlosser van ouds af is Uw Naam (Jes. 63 : 18). En in het volgende hoofdstuk: och nu HEERE, Gij zijt onze Vader; wij zijn leem, en Gij onze Pottebakker, en wij allen zijn het werk Uwer handen. Vader om Zijns verbonds wil en naar Zijn belofte: k ben Israël tot een Vader. Het verbond spreekt van verkiezing, van een herstelde relatie van God uit. In dc kaders van het verbond is de HEERE Vader van Zijn volk.

K.a.Z.

H. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 december 1983

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Onze Vader om Christus' wil

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 december 1983

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's