Drie kenmerken van de ware liefde
Zet mij als een zegel op uw hart, als een zegel op uwen arm: ant de liefde is sterk als de dood, de ijver is hard als het graf; hare kolen zijn vurige kolen, vlammen des HEEREN. Vele wateren zouden deze liefde niet kunnen uitblussen, ja de rivieren zouden ze niet verdrinken: l gaf iemand al het goed van zijn huis voor deze liefde, men zoude hem ten enenmale verachten. Hooglied 8 : 6—7
1. Een onbreekbare band
De bruidegom heeft herinnerd aan de eerste ontmoeting met zijn gehefde: „Onder de appelboom heb ik u opgewekt, daar heeft u uw moeder met smart voortgebracht, daar heeft zij u met smart voortgebracht die u gebaard heeft."
In de beurtzang neemt de bruid het woord nu weer van hem over en zegt dan: „Zet mij als een zegel op uw hart, als een zegel op uw arm." Bij het woordje 'zegel' moeten we denken aan een zegelring, zoals aanzienhjke personen die bij zich dragen. De afdruk van de zegelring onder een document had de betekenis van een handtekening — het stuk kreeg daardoor rechtsgeldigheid. Zo was de zegelring niet alleen een kostbaar, maar ook een hoogst persoonlijk sieraad. De eigenaar zorgde er wel voor het niet te verliezen, hij droeg het altijd bij zich. De zegelring kon gedragen worden om de vinger maar ook aan . een kettinkje om de arm of aan een snoer om de hals. Welnu — zó wil de bruid het kostbaarste sieraad van de bruidegom zijn, zijn onvervreembaar eigendom. Wat hij altijd bij zich draagt. Wat hij zich door niemand af laat nemen. Wat als het ware iets van hem zèlf is! Het is een aangrijpend beeld dat de bruid hier gebruikt. Ze doet een beroep op de trouw van haar bruidegom. Zo drukt ze uit dat ze altijd bij hem wil zijn, onafscheidelijk, met een onuitwisbare plaats in zijn hart en onder de bescherming van zijn arm. „Zet mij als een zegel op uw hart, als een zegel op uw arm." De bruidegom herinnert aan vroeger, aan de bloesem van de beginnende liefde. De bruid grijpt vooruit op de toekomst, op de gerijpte vrucht van de trouw. Ware liefde bewijst zich als trouw. Trouw is beproefde lifefde, gerijpte hefde.
Is het zo ook niet in het geestelijk leven.? De lentetijd van de eerste hefde is onvergetelijk. Toen de HEERE ons deed ontwaken uit de doodsslaap. Toen de liefde Gods werd uitgestort in onze harten. Toen we onweerstaanbaar getrokken werden tot de HEERE en Zijn dienst en toen de keus in ons hart werd gelegd om het Lam Gods te volgen, waar Hij ook heengaat. Bij de bediening van het Heilig Avondmaal komt Christus ons daaraan herinneren. Dan zegt Hij: „u weet het toch nog wel hoe Ik de Eerste ben geweest in uw leven, hoe Ik u heb wakker gemaakt door Mijn H. Geest en hoe toen alles anders werd in uw leven.? " Maar als we dan op onze plaats zijn, moeten we wel beschaamd het hoofd buigen en de ogen neerslaan. Want wat is er sindsdien niet veel gebeurd! Hoe vaak hebben we de Heere bedroefd! Wat zijn we tijdenlang de teerheid van die eerste liefde kwijt geweest! Maar laten we dan niet al te veel op het verleden staren met de verzuchting: „och, werd ik derwaarts wéérgeleid." Laten we een voorbeeld nemen aan deze bruid als we zien hoe zij zichzelf aanbeveelt in de trouw van de bruidegom. Ze zegt niet: „ik zal joü aankleven als een zegelring." Ze legt niet de nadruk op haar éigen trouw. Neen, bewaar jij mij als een zegelring. Dat typeert nu ook het geloof. Het geloof is zeker. Niet en nooit zelfverzekerd. Maar zeker van de HEERE. God is getrouw. Voor mensen bij wie de trouw soms ver te zoeken is.
En zó - in Zijn kracht, geborgen in Zijn trouw, is het geloof óók zeker van zichzelf. Niet zelfverzekerd, wèl zeker van zichzelf in Christus. En die zekerheid wordt beleefd op de wijze van het gebed, in de weg van een biddend leven. „Zet mij, o Heere Jezus Christus, als een zegel op Uw hart, als een zegel op Uw arm." Of zoals dr. H. F. Kohlbrugge het vertolkte: „o druk toch ook in mijn hart Uw schone Naam, en druk mijn naam ook af in Uw goddelijk hart... plant mij door genade in U, de ware Wijnstok, ïn, opdat Gij met mij, ik met U, voor eeuwig verenigd moge zijn."
Dit gebed is in Christus ook rijk vervuld! Hogepriesterlijk draagt Hij de Zijnen op het hart. Koninklijk regeert Hij — met het oog op Zijn Kerk. Hart en arm. Wat Zijn hefde wil bewerken, ontzegt Hem Zijn vermogen niet. Zijn machtig arm beschermt de vromen... Op dit gebed komt er een geloofsleven met minder 'ups and downs', minder slingeringen tussen 'hemelhoog juichend en ten dode bedroefd.'
Zo groeit de overtuiging van de onbreekbare band van de goddehjke liefde. Zo wil de HEERE de bediening van het Woord en van de sacramenten zegenen aan het hart van de gelovigen, zodat ze vrijmoedig mogen zingen: „De HEERE is zo getrouw als sterk / Hij zal Zijn werk / voor mij voleinden." Deze geloofsovertuiging sluit echter de aanvechting en bestrijding niet uit! Dat blijkt uit het vervolg van de tekst.
2. Een onstuitbare kracht
We lezen in vers 6 verder: „want de liefde is sterk als de dood — de ijver is hard als het graf." Wat krijgen we nu.? Liefde en dood worden hier naast elkaar gesteld.? Wat hebben dié twee met elkaar te maken.? Liefde en dood hebben in elk geval dit met elkaar gemeen dat het beide oerkrachten zijn in het mensenleven. Liefde en dood zijn bronervaringen, dat wil zeggen het zijn ervaringen die de mensen altijd weer aangrijpen tot in het diepst van hun bestaan. Liefde en dood — dat zijn krachten en machten waarover dichters en zangers nooit zullen kunnen zwijgen. Bij de ervaring van de liefde èn bij de ervaring van de dood komen bij de mens de diepste vragen naar boven. De vraag naar de zin van het leven, de vraag naar onze afkomst en naar onze toekomst, de vraag naar God. In zoverre horen liefde en dood dus bijeen. Maar er is ook een grote tegenstelhng tussen hefde en dood. Het zijn tegengestèlde krachten die met elkaar botsen. Het is maar de vraag wie er overwinnend uit die botsing tevoorschijn zal komen: de hefde óf de dood.
Hier in vers 6 staat eigenlijk: ze zijn aan elkaar gewaagd, ze zijn even sterk, géén van beide kan zich overwinnaar noemen in deze strijd. De liefde is hard, dat wil zeggen onstuitbaar, niet te bedwingen. Maar ook de dood is hard, ook de dood laat zich niet aan banden leggen. Nóg sterker gezegd: „de ijver is hard als het graf." Twee moeilijke woorden staan er in het hebreeuws: „da qinna is onstuitbaar als de sjeool". De qinna is de
jaloerse liefde, de liefde die geen mededingers duldt. Zo lezen we in het tweede gebod dat Jahwe, onze God, een naijverig God is — een El qinna. Daarom mag Zijn beminde, Zijn volk, niet afhoereren door andere goden na te lopen. Immers, dan zal het ondervonden worden dat Zijn liefde een jaloerse liefde is, geen zoetsappige lievigheid die maar over zich lopen laat. Maar vurige liefde die hartverwarmend is, maar waaraan je ook je vingers kunt branden. Dat is de qinna, de liefdesijver. Dwars daar tegenover staat de sjeool, het graf dat nooit verzadigd wordt, de doodsmacht die altijd op expansie uit is, de poorten der hel, dus het offensief van de hel.
De liefde en de dood — op menselijk niveau zijn ze aan eikaar gewaagd. De liefde neemt het wel op tegen de dood, met name in het huwelijk. Maar de dood brengt toch weer smartelijke scheiding tussen twee geliefden. Maar we mogen een beslissende stap verder gaan. De goddelijke liefde wint het wèl van de dood. De liefde die in Christus Jezus, wordt ook door de dood niet te niet gedaan. Zo kan de apostel Paulus jubelen in Romeinen 8 dat ook geen dood en geen enkele doodsmacht, „ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Heere" (vs. 39). We lezen in 1 Kor. 13 (als het nieuw testamentisch complement van Hooglied 8): „De liefde vergaat nimmermeer!" De liefde duurt eeuwig, terwijl de dood als een laatste vijand wordt te niet gedaan. De eeuwenomspannende en wereldomvattende strijd tussen de liefde en de dood, zal worden beslecht in het voordeel van de liefde. Nog sterker: in Christus is de liefde reeds overwinnaar van de dood. Want aan Golgotha's kruis ging Zijn liefde onder in de dood. Maar op de Paasmorgen bleek Zijn liefde overwonnen te hebben! Wat een machtige troost en rijk uitzicht voor het geloof. O, dood en graf kunnen benauwen, dood en graf kunnen ons aangrijnzen en de adem haast afsnijden — Kohlbrugge zegt ergens: „Hoe diep zijn niet de stromen, waar wij door heen moeten! Voorzeker! de Heere staat er borg voor, dat al de Zijnen droogvoets door alles heen zullen komen, maar als men nu daarvoor staat, en men geen brug, geen roeischuit ontdekt, dan verwacht men niets anders, dan in die golven en baren te zullen verdrinken, en ellendig te zullen omkomen." Maar zie: „de liefde van Christus is stérker dan de dood — de liefdesijver van Christus is harder dan het graf." Als een jaloerse Minnaar waakt Hij over Zijn bruidskerk. Zou Hij dan toelaten dat die dood Zijn oogappel zou aanranden? Zou Hij dan toestaan dat de poorten der hel Zijn gemeente zouden overweldigen?
Nogmaals de strijd is niet gering. Het is voor de Kerk in déze wereld een strijd op leven en dood. Denk maar aan de vervolgde broeders en zusters achter het ijzeren gordijn. Denk aan de lange, bange weg van Israël door de eeuwen heen. Denk maar aan het bloed van de martelaars dat altijd weer gevloeid heeft. Denk maar aan alle spotternij, alle verdachtmaking, alle verleiding die de satan in het veld brengt tegen de gemeente van Christus. Het is ons niet geraden de Vorst der duisternis te onderschatten.
Wat is er ook een enorme, intense strijd gaande binnen het hart van een christen of christin. De Geest begeert tegen het vlees, maar ook begeert het vlees tégen de Geest. Aangrijpend is het te ervaren dat licht en duisternis kampen in je ziel. Ontmoedigend en beangstigend is het als de doodsmacht het schijnt te winnen van het leven des Geestes. Daarmee is heel die worsteling gegeven, heel die strijd om in te gaan door de enge poort, waar een gelovige zijn leven lang niet mee klaar komt.
Maar juist midden in die strijd is het Heilig Avondmaal hartversterking. Brood en wijn zeggen ons: enk nooit dat Christus de ziel van Zijn tortelduif overgeeft aan het wrede roofgedierte. Christus' liefde overwint dood en graf. En daarom: Ja die baren en golven van de doodsjordaan, zij zullen misschien het licht van mijn ogen uitdoven, mijn geloof, mijn vertrouwen, mijn gebed doen verstommen — maar Uw liefde, o mijn God! zullen ze nooit kunnen uitblussen." (H. F. Kohlbrugge). De vurige kolen van de liefde des HEEREN kunnen door vele wateren niet uitgeblust worden. De keerzijde van deze vertroosting is de vermaning. We worden vermaand een nabij leven te leiden, in afhankelijkheid van en aanhankelijkheid tot de Heere. Als er in vers 6 gesproken wordt van Christus' liefdesijver, dan zullen we ook niet mogen lonken naar vreemde mannen. Dat betekent: e zullen niet naast Christus óók de zonde mogen dienen, we zullen niet behalve Christus óók de wet, dus onze eigen godsdienst en vroomheid, mogen vasthouden als grond van ons vertrouwen. Het moet Christus alléén zijn en Christus volkomen! Te denken is in dit verband aan een woord van Paulus (2 Kor. 11 : 2): Want ik ben ijverig over u met een ijver Gods — want ik heb u toebereid, om u als een reine maagd aan een man voor te stellen, namelijk aan Christus." Ziet u — daar hebt u dezélfde ijver waarvan ook in de tekst sprake is. Paulus wil zeggen: emeente, wees bruid. Wees er voor de Bruidegom en voor Hèm alleen. Houdt Hèm in het oog, ja Hèm alleen. Wees geen allemansvriendin, maar wees maar gerust éénkennig in uw liefde. Dat is de roep tot heiligmaking die in het Woord telkens weer met nieuwe kracht op het hart gebonden wordt bij allen die de HEERE ootmoedig vrezen.
3. Een onschatbare waarde
„Al gaf iemand al het goed van zijn huis voor deze liefde, zou men hem ten enenmale verachten". Liefde, echte liefde is voor geen geld te koop en met geen goud te betalen. Wat met geld te betalen is, kan nooit ware liefde zijn. Zou een meisje haar geliefde laten gaan om te trouwen met een man die geld heeft? En zou de rijkaard om het hart van dat meisje te winnen met heel zijn kapitaal kunnen opbieden tegen de jongen van wie ze houdt met haar hele hart?
In de ene schaal de liefde, in de andere schaal het kapitaal. Het is geen vraag wat de doorslag geeft. Liefde is nu eenmaal van hoger orde en van edeler komaf, daarom van onschatbare waarde.
We luisteren naar de kanttekening van de Staten-Vertaling: „Gelijk de liefde, die daar is tussen Christus en Zijn Kerk niet kan gescheiden worden, zijnde tezamen gebonden door de band van de Heilige Geest, alzo kan ook de liefde en enige andere geestelijke gave voor geen geld gekocht worden, maar het is een vrij geschenk van God, die het geeft wien het hem belieft."
De liefde van Christus gaat boven alle schatten van deze wereld. Het is geen vergelijking! Komt de satan er mee aandragen, dan wordt hij met hoongelach begroet. Zo zeker en vast, zo uitgesproken en overtuigd, is de keus van het geloof en van de liefde, w r aar de ogen geopend zijn voor de heerlijkheid Gods en voor de lieflijkheid van Zijn zalige dienst.
De dichter van psalm 119 geeft ons al zingend commentaar op de tekstwoorden over de onschatbare waarde van de ware liefde: k Heb and'ren al de rechten van Uw mond met lust verteld, hen vlijtig onderwezen; uit al de schat van 't grote wereldrond is nooit die vreugd in mijn gemoed gerezen, die 'k steeds in Uw getuigenissen vond, door mij betracht, en and'ren aangeprezen. (Psalm 119 : 7)
V. J. H.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 november 1983
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 november 1983
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's