Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze verhouding met Rome

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze verhouding met Rome

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

De vorige keer he'bben, we gezien dat het een goede zin heeft om ons op deze zaak te bezinnen. Maar zodra je er aan begint doemen de problemen voor je op.

Allereerst is er de vraag: Wat bedoelen we met Rome? De een denkt bij Rome aan zijn rooms-katholieke buurman, met wie best te praten valt. De ander aan een kollega op kantoor, bij wie je eigenlijk weinig van zijn achtergrond merkt. Weer een ander ziet in gedachte een geweldige kathedraal voor zich oprijzen en denkt aan de hele toestand van altaren en kaarsen en afbeeldingen die daarbinnen te vinden is. En nog weer een ander denkt aan een boek dat hij pas gelezen heeft bijvoorbeeld van een professor Schillebeeckx.

Als je aan Rome denkt moet je dan aan de kerk denken, aan het instituut, of moet je dan meer aan de mensen denken, die je tegenkomt? Of mag je het eigenlijk niet eens zo tegenover elkaar stellen? Mag je de enkele personen niet los zien van dat alles wat Rome is. En kun je ze daarvoor dus ook verantwoordelijk stellen?

• Ik denk, dat dat toch eigenlijk bevestigend beantwoord moet worden.

Als Nederlanders worden wij geacht de

wet te kennen. We worden er op aangesproken. We kunnen ons nooit verontschuldigen met: Ik wist niet of ik wil eigenlijk helemaal niet. We worden geacht te weten. En in het laatste geval zouden we een samenleving moeten zoeken, die beter bij onze ideeën past.

Zo kan toch iedere rooms-katholiek aangesproken worden op zijn rooms-katholiek zijn. En vanuit de rooms-katholieke visie zelf is het toch eigenlijk ook zo, dat iedere rooms-katholiek wordt geacht te geloven wat de kerk gelooft. Een visie die zich verdicht in de gedachte van de onfeilbaarheid van de paus. Toch denk ik aan de andere kant, dat we hier voorzichtig moeten zijn. Die voorzichtigheid is al te vinden bij de reformatoren. Van de kant van de franse protestanten kreeg Calvijn nog wel eens het verwijt te horen, dat hij in zijn Genève gemakkelijk kon praten. Het in Frankrijk niet bijwonen van de diensten van de roomskatholieke kerk zette hem onmiddellijk onder verdenking van ketterij met alle gevolgen van dien. En emigratie was toch geen eenvoudige zaak. Bovendien kon men toch niet loochenen, dat de roomsen ook een kerk hebben en het bijwonen van hun diensten deed toch de christennaam niet verliezen.

Calvijn antwoordt daarop op het eerste gezicht nogal radikaal: Alle moeilijkheden verdwijnen terstond zodra de christen in zijn gemoed vaststelt, dat ieder resoluut en zonder tegenspreken de goddelijke ordinantie moet volgen. Altijd moet men op God zien en vóór alles vrezen Hem te mishagen.

Toch wil Calvijn zulke mensen niet direkt verwerpen, wat hun ganse persoon betreft als hij enig gebrek in hen laakt. Hij wil ze niet van het getal der gelovigen uitsluiten.

Verder ontkent Calvijn ook niet dat er ook onder de vergadering der roomsen nog kerk is. „Zeker betwijfel ik niet, dat de Katholieke kerk over alle landen, waar de tyrannie van de paus heerst, verspreid is. Want gelijk Paulus besluit, dat de genade Gods nooit van de Joden wijken zal, omdat Hij hen eenmaal in Zijn onschendbaar Verbond heeft opgenomen, zo kunnen wij zeggen, dat onder alle volken, die de HEERE eenmaal met Zijn evangelie verlicht heeft, de kracht van Zijn genade eeuwig blijft. Verder hebben zij de Doop, die een Deken van Gods verbond is, dat niet ijdel kan zijn. En hoewel het merendeel der mensen, ja bijna allen aan afgoderij zijn overgegeven desalniettemin kan Gods genade door hun ondankbaarheid niet belet worden, dat zij niet altijd haar loop houdt".

En verder schrijft Calvijn: Zo zou ik niet goedkeuren, dat iemand een zodanig volk geheel verwierp of het excommuniceerde bij het verwerpen van een dergelijke gemeenschap."

Toch roept Calvijn dan ernstig en dringend op te breken met de leiders van Rome. Het is een wegtrekken als uit Babyion, waarmee God recht gediend wordt. We zien hier dat deze reformator aan de ene kant heel duidelijk is als het gaat om de konkrete roeping voor de gelovige om zich bij de ware kerk te voegen, , aan de andere kant blijft hij voorzichtig in zijn oordeel over hen die achterblijven. Die voorzichtigheid vindt bij hem haar grond in het geloof in de trouw en de majesteit van Gods genade die dwars door alle verwringingen en verdraaiingen heen, mensen aan Christus kan binden. Al wil dat op geen enkele manier zeggen, dat we dan in die verwringingen en verdraaiingen maar berusten moeten. Dat is ons genoegzaam duidelijk geworden uit het leven van de Reformator zelf.

Om het ons nu niet al te moeilijk te maken houden we het maar een beetje algemeen als het gaat over Rome. We houden het maar bij, het officieel kerkelijke. We hoeven dan geen keus te maken tussen Schillebeeckx of Gijssen, tussen Lefèvre of Küng.

Een volgende moeilijkheid zou vervolgens in het eerste woord van onze titel kunnen liggen. Onze verhouding met Rome. Wie zijn die ons? Wie zijn wij, die onze verhouding met Rome bepalen. De Gereformeerde Gezindte dus. Maar is daarin alles koekoekenzang? Nu is het ongetwijfeld zo, dat er binnen elke geestelijke beweging verschillen kunnen zijn, waarmee men toch niet buiten het kader van het geheel valt. Toch denk ik dat de laatste tijd de tegenstellingen zo zijn toegenomen, dat terecht de vraag gesteld kan worden of dat allemaal nog haar plaats vindt binnen de ruimte van het gereformeerde. Een belangrijk punt hierbij is de spanning tussen de kontinuïteit en de aktualiteit. In sommige kringen is men zo aan de aktualiteit vervallen, dat men de verbondenheid met het verleden praktisch kwijt is. De gereformeerde belijdenissen spelen niet of nauwelijks meer een rol in geloven en denken.

Het spreekt vanzelf dat dat ook alles uitmaakt voor de bepaling van je verhouding met Rome.

Hier willen we toch proberen aan het verleden recht te doen en daarbij het heden niet uit het oog te verliezen. We verwijzen nog eens naar de grondslag van het C.O.G.G.

Nu we toch met de woorden van de titel bezig zijn nemen we meteen ook maar het woord dat nog overschoot. Het middelste. Verhouding namelijk.

Er zijn allerlei verhoudingen. Te hebt wiskundige verhoudingen. Ook menselijke verhoudingen. En ook daarin is weer allerlei onderscheid aan te brengen. Er zijn familieverhoudingen, kollegiale, maatschappelijke, politieke, enz. Je hebt ook kerkelijke en

geestelijke verhoudingen. Onze vraag spitst zich op dat laatste toe.

Zouden we met de Rooms-Katholieke kerk een kerkelijke geloofsgemeenschap kunnen vormen.? Zou de gemeenschap, die in het verleden gebroken is hersteld kunnen worden.? Zou je de verhouding kunnen typeren, dan nog wel niet met: samen op weg, maar toch wel met: op weg naar samen.?

Een vraag die hierbij een belangrijke rol speelt is: Wat is eigenlijk kenmerkend voor kerkelijke en geestelijke gemeenschap.? Een antwoord, dat daarbij voor de hand ligt is: geloof. Maar dan ben je er nog niet, want dan springt het van de ene vraag op de andere. Wat is eigenlijk geloof.? En met name, welke rol speelt bij het geloof de inhoud daarvan.? Het belijden dus.

Het is 'niet zonder opzet, dat ik dat aan de orde stel. In onze tijd wordt aan de inhoud van het geloof steeds minder waarde gehecht. Het is niet zo belangrijk wat je gelooft en hoe je het allemaal onder woorden brengt, het komt er maar op aan dat het echt is. En je moet vooral niet komen aandragen met dogma's. Dat is toch allemaal maar koud en star.

Bovendien is er een nog steeds groeiend besef van relativiteit, betrekkelijkheid. Het is toen allemaal wel zo gezegd, maar dat kun je nu toch niet meer handhaven! We moeten nu zoeken naar nieuwe antwoorden. Samen zoeken! Onze gemeenschap zou weieens veel meer kunnen liggen in de antwoorden die we niet hebben, maar zoeken, dan in de antwoorden die ons vanuit het verleden worden voorgehouden.

Ik moet daar toch bezwaar tegen aantekenen. Hoezeer het waar mag zijn, dat de tijden veranderen en wij met hen, geloofsgemeenschap heeft alles te maken met gegeven antwoorden. Omdat geloofsgemeenschap alles te maken heeft met het gegeven Woord. De Schrift, de Godsopenbaring. Ik mag daarbij herinneren aan de gedurige vermaning van Paulus om toch vooral te blijven bij de leer die naar de godzaligheid is, aan zijn worsteling met de Galaten om het rechte evangelie van Jezus Christus en aan de voortdurende waarschuwingen, die we oo'k bij andere Bijbelschrijvers vinden tegen de dwaalleraren.

Welnu als het dan gaat over de inhoud van het geloof, over de belijdenis ook, dan zijn er dacht ik toch altijd nog aan Rome enkele vragen te stellen, die van fundamenteel belang zijn voor de kerk en christen zijn.

E.

Jac. W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 oktober 1983

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Onze verhouding met Rome

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 oktober 1983

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's