Cretenzen en Arabieren (3)
Drieduizend, zielen, en wel op één dag toegedaan, zijn erg veel. Heel erg veel, wanneer wij terugdenken aan de langzame vordering van het Evangelie tot dan toe. Had de schare van aanvankelijk Hem niet de rug toegekeerd en had Jezus niet gevraagd of de twaalf ook maar niet wilden heengaan? Vanuit die optiek was de gemeente uitgebroken in menigte. Omtrent drieduizend. Dra vijfduizend. Met gemak zullen er wel zo'n honderd Cretenzen bij geweest zijn, denk je zo. Genoeg boodschappers voor de blijde tijding. Toch moesten wij vraagtekens maken of zo direkt en regelrecht het gerucht van de grote werken Gods wel is overgewaaid naar Creta. Indien er ook vandaar Jodengenoten waren, moeten wij dan denken aan zonen en dochters van de oorspronkelijke bewoners? Van de kleine Minoërs? Of behoorden zij tot de Doriërs, die een eind maakten aan het oude regiem? De gedachte, dat in eigen taal onder ademloze aandacht verteld is van Petrus, „staande met de elven" en van wat zeker oude profeet ]oël lang voordien had voorzegd en van de opvallende vervulling van de Godswoorden, wil ons terdege bekoren. Van aardse kant is zoveel onzeker. Talloze antwoorden raakten bedolven in vergetelheid.
Van hemelse zijde is er echter zoveel klaar en gewis. Toen nog geen christelijke gemeente op Kreta was geboren, toen haar nog geen navel was afgesneden, ging de HEERE reeds voorbij om te roepen in de taal, waarin zij naar het vlees was geboren: Leef. Riep Hij, ja, Zijn Leef! Bekeert u en een iegelijk worde gedoopt. Wordt behouden van dat verdorven geslacht van u. Verdorven genoeg. Want Paulus weet ons te schrijven in zijn lettertjes aan Titus, dat Kretenzen altijd leugenachtig zijn, kwade beesten, luie buiken. Dat had nota bene hun eigen profeet gezegd. Goed dat hij het gezegd had. Deze reputatie verdienen de huidige bewoners van het vermaarde eiland niet meer. Zeker niet in termen van burgerlijke gerechtigheid. Zij heten vrijheidslievend, dapper, eerlijk, vriendelijk en gastvrij. Ik moet zeggen dat contacten dit wel uitwijzen. Zij, de bewoners van het zuidelijkste van hun rijksgebied, heten de Friezen van Griekenland.
Ongetwijfeld zullen de Kretenzen van het Pinksterfeest in Jeruzalem dankbaar genoemd zijn, toen het Evangelie het grote bergachtig eiland bereikte. Toen welke apostel of medewerker dan
ook hen riep, mochten zij weten dat de Heere zoveel eerder hen reeds had gesignaleerd. „Eer u Filippus riep, zag lk u." Toen Paulus in hoger beroep was gegaan en zijn riskante reis maakte naar Rome, zette hij vaste voet. Nog draagt een plaatsje aan de zuidkust de naam van Schonehavens. Nabij dit haventje lag de stad Lasea, verhalen de Handelingen. Zou het vermeld zijn, wanneer niet enkele contacten waren gelegd? Wat had die sobere mededeling anders voor zin? Of waren er juist in die stad aanknopingspunten? Immers van 'nstad gesproken: „Heeft Mozes er niet van oude tijden in elke stad die hem prediken en wordt hij niet elke sabbat in de synagogen gelezen? " Veel tijd is verlopen, toen zij in Schonehavens lagen. Is het lopend vuur bij die gelegenheid aangestoken of anders aangeblazen?
Zoveel is zeker dat er een behoorlijk begin was gemaakt, toen Paulus naderhand Titus op Kreta achterliet (Titus 1 ; 5). Titus immers moest terechtbrengen wat nog ontbrak en dat was vooral de institutionalisering. Hij moest van stad tot stad ouderlingen stellen. De
KOL-OMMETJE
overlevering maakt Titus de eerste bisschop van de kerk van Kreta.
„Kopj van Titus", riep de koster ons haastig toe in de Tituskerk van Iraklion, de belangrijkste stad op het huidige Kreta. De koster maakte toebereidselen voor een uitvoerig ritueel van huwelijkssluiting.
Toen de Turken kwamen opzetten en toen 'n eind kwam aan het Venetiaanse tijdperk, bracht men Titus' schedel ijlings naar Venetië in veiligheid. Pas na de bevrijding van het Turkse juk en geruime tijd daarna — kerkelijke molens malen langzaam — kwam driehonderd jaar nagenoeg later, in 1966, de schedel weer terug in Iraklion. Door een glaasje in de schrijn is de kruin van de schedel te zien.
De kerk is nog present in de Griekse samenleving. Twee van de tien keren, dat je een clubje mannen ziet op wrakke rieten stoeltjes voor 'n café (kafeneion), zit er een monnik of een pope in het midden. De orthodoxie is zichtbaar en hoorbaar vertegenwoordigd. Wanneer wij zelfs ten onzent het woord orthodoxie laten vallen zit daar meestal het onafscheidelijke zelfstandig naamwoord „dode" aan vast. Wij zijn geneigd eenzelfde woordcombinatie te maken. Veel is verstard in ceremonie, veel gestold in formules, die weliswaar schoon worden gezongen en met vaart gereciteerd. Prachtige verzen uit de psalmen en levenswoorden uit de Evangeliën.
Het is ermee als met de „Kopf" van Titus. Vandaar ons verlangen naar een teken van Pinkster, toen de Kretenzen erbij stonden en deel uitmaakten van de drieduizend. De beenderen die Ezechiël zag waren zeer dor. Titus' schedel is geel van ouderdom. Zullen deze beenderen levend worden? Van de vier hoeken van de oecumene kwam de Geest aanzetten. En zij werden levend.
Wie weet hoeveel er verborgen in harten gloeit van de liefde, die meer is dan geloof dat bergen verzet? Van de liefde die alle dingen gelooft en hoopt.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 augustus 1983
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 augustus 1983
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's