Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In den beginne

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In den beginne

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(5)

„En God zeide: aar zy lickt! en daar werd licht... Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de eerste dag". Genesis 1:3 — 5

En God zeide...

Van een rabbi wordt het volgende verhaal verteld. Toen zijn meester, een groot leraar, de heilige Schrift wilde uitleggen en gekoinen was tot de woorden „En God zeide", werd de rabbi door een hevige ontroering aangegrepen, en hij schreeuw^de en bewoog zich dermate dat hij het onderwijs verstoorde en men hem naar buiten de zaal moest brengen. Daar was hij in een kamer, waar hij tegen de waanden sloeg en riep: En God zeide... Hij werd pas stil toen de leraar zijn uitleg beëindigd had. Zo kwam het dat hij de uitleg van zijn meester niet kende, maar wellicht veel sterker dan de meer geleerde leerlingen door de boodschap bewogen was...

Ook wij kunnen de woorden „En God zeide..." niet horen en niet naspreken zon-

der dat een hevige ontroering zich van ons meester maakt.

En God zeide: Daar zij hcht...

Het spreken van God khnkt als een bevel: Want Hij spreekt, en het is er; Hij gebiedt, en het staat er" (Psalm 33 : 9). Wanneer wij mensen een bevel uitspreken, dan is er iemand, die toegesproken wordt en het bevel verneemt. Dan is het, zoals de hoofdman van Kapernaüm tot Jezus zegt: ik zeg tot deze: a! en hij gaat..." Hier echter is er niemand, die door het bevel van God wordt toegesproken. Hier schept God in het spreken de hoorder. Hier begint de stem van God al scheppend over de afgrond te gaan. Hier kunnen wij slechts slaan tegen de muur in afgronddiepe ontzetting en verwondering: n God zeide...

In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. Nu spreekt God het uit. Hier is het uitgesproken Woord van God. En als eerste is daar tegenover God, buiten Hem, voor Zijn aangezicht: het licht!

Het geschapen licht! .

Er was duisternis op het gelaat van de afgrond, er w^as woestijn, gapende zinloosheid. Nu is het eerste: het licht! De Joodse overlevering kent hier het beeld van een koning, die een paleis wilde bouwen. Dc plaats echter was in duister gehuld. Hij stak toen lampen en toortsen aan om te zien waar hij de fundamenten zou kunnen leggen. En God zeide: daar zij licht...

God — Hij Zelf is licht. Er is gans geen duisternis in Hem. Dit licht is de Zoon van God, eeuwig en ongeschapen. Maar nu is er hcht ook buiten God. Dit licht echter is nog niet het hcht van zon en sterren: deze lichtdragers schijnen immers pas op de vierde dag.

En daar werd licht! Niet het licht, dat God Zelf is en ook niet het licht van de hemellichten zon en sterren is hier bedoeld. Maar — het licht verschijnt hier dat de

Vader schept door het Woord, door de Zoon. En wat mogen wij van dit hcht uitspreken.?

„En God zag het hcht, dat het goed was..." God zag het hcht toen het geschapen was en sprak daarna Zijn oordeel er over uit: Goed! In het Hebreeuws: , , tov" (ons woord: tof!) en daarvan is de betekenis niet alleen „schoon, mooi, prachtig" maar vooral ook „goed, zeer geschikt voor de bestemming, die God aan het licht geven wil". Zie, daar is het licht, stralend over de duistere afgrond, stralend voor het aangezicht van de Schepper. Waartoe.? Waarvoor.?

„...en God maakte scheiding tussen het hcht en tussen dc duisternis". Licht en donker! God maakt scheiding tussen deze twee. Hij haalt ze uit elkaar en Hij houdt ze uit elkaar. Zoals je ~ zo verklaarde iemand deze woorden — twee vechtende jongens uit elkaar haalt. Licht, jij hier! En duisternis, jij daar! Op je plaats!

Licht en duisternis... Wij noemen beide woorden doorgaans in één adem en we spreken over de afwisseling van licht en duisternis. Ze horen beide bij elkaar in voortdurende afwisseling... Zo echter getuigt de Schrift hier niet. Onze tekst laat onmiskenbaar horen dat God een voorkeur heeft. Een voorkeur namelijk voor het hcht. Dat horen we in de woorden: n God zag het licht, dat het goed was. Van de duisternis horen we dit niet uitspreken. We horen niet: n God zag de duisternis, dat deze ook goed was. Er staat zelfs niet met zoveel woorden dat God de duisternis schiep. En God zeide: aar zij duisternis! en daar werd duisternis...: at horen we niet. Wat we horen is, dat God het hcht schept, dat Hij het hcht ziet, dat het goed is en dat daarna God scheiding maakt tussen licht en duisternis. God schept het hcht. Schept God ook de duisternis.? Eenmaal waagt de profeet deze uitspraak: , Ik formeer het hcht, en schep de duisternis; Ik maak de vrede, en schep het kwaad; Ik, de HEERE, doe al deze dingen" (Jes. 45 : 7). In Genesis 1 wordt het zó niet uitgesproken. Hier wordt verkondigd, dat God hcht en duister uiteenhaalt...

„En God noemde het hcht dag, en de duisternis noemde Hij nacht..." God geeft beiden een naam. En dat is van een diepe betekenis in de Schrift: een naam te geven, een naam te ontvangen, te benoemen. Wanneer God aan het hcht en aan de duisternis een naam geeft, dan wil dat zeggen: Hij is de Schepper, de Koning, de Heerser. Licht en duisternis zijn geen zelfstandige machten, maar ze zijn op hun plaats gesteld door de naam, die God hen geeft. In deze naam ligt de roeping van Godswege besloten. Licht en duisternis worden van nu af bij hun naam geroepen: het licht is geroepen om voortaan „dag" te wezen en de roeping van de duisternis is , , nacht" te zijn.

Hier horen we — met de klanken van de duisternis van het , , tohoe wa bohoe" nog in de oren — een woord van onuitsprekelijke bevrijding en vreugde. De duisternis, die op de afgrond is als een duister gelaat, wordt nu op geheel andere wijze opnieuw genoemd. Nu horen we van duisternis, die als een begrenzing van het licht gegeven is. We horen van de nacht als de begrenzing van de dag. Hoe zouden wij mensen anders weten wat licht is, cn wat dag is, wanneer er niet was de tegenstelhng tussen de duisternis en het hcht. Voor de dag heeft God een bestemming en zo ook voor de nacht. Wanneer God een naam geeft, v*? anneer iets of iemand door LIem benoemd is, dan is er een roeping mee verbonden.

„Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de eerste dag". Ons treft, dat hier eerst de avond wordt genoemd. Wanneer het licht geschapen is, wanneer de dag geweest is, dan volgt de avond, de overgang van licht naar duister, de mengeling van dag en nacht, de schemering op de scheiding van acht en donker, cn dan wordt genoeind de morgen, het doorbreken van het licht, een nieuwe dag door de duisternis heen, de eerste dag... Eigenlijk valt er te lezen: dag één! Eén dag. En of er morgen weer een dag zal komen — zoals wij vaak onnadenkend over de lippen laten komen — dat staat geheel aan onze Schepper. Dag één is nu geweest. En daar werd hcht...

Liet licht - wat is het eigenlijk.?

Bij het horen van het scheppingsbericht beginnen we ons te verwonderen over de meest eenvoudige dingen van het leven. Dat is de bedoeling. De verwondering hier vanwege de afwisseling van dag en nacht. Kunnen wij ons nu voorstellen wat het licht van deze eerste dag geweest is, toen nog geen zon, maan en sterren geschapen waren.? Er was licht, niet van geschapen hchtdragers, zoals van de zon of van een kaars afkomstig, en toch was er licht buiten God. Dit licht — zo verstaan we de Schriften — wordt geschapen door het Woord, door het bevel van God. En in het Woord — zegt Johannes — was het leven, en het leven was het licht der mensen, en dit licht schijnt in de duisternis... In God is het ongeschapen, eeuwige licht. De Zoon van de Vader. En buiten God is nu het geschapen licht. God wil, zo horen we, licht buiten zichzelf. En zo spreekt God. De genoemde ontzetting van de Joodse rabbi zullen ook wij nu herkennen, en zo niet, dan blijft ten diepste de Schrift voor ons gesloten. W'anneer God spreekt, dan is dat voor ons het bewijs dat God niet alleen wil zijn. Hij is niet alleen in Zichzelf — er is immers het meervoud van Vader, Zoon en Heilige Geest - en Hij wil niet alleen zijn zonder een schepping tegenover. Wie spreekt, richt zich tot een oor, een hoorder. Dat drukt ook de Naam van Israëls God uit: ik zal zijn, die Ik zijn zal. God zoekt een ander, een , , gij" tegenover Zich, een schepping, die door Zijn Woord in het aanzijn wordt geroepen, en die Hem antwoordt...

Het eerste nu dat God sipreekt is: Daar zij licht! We trachten nu te horen met de oren van Israël. Wanneer Israël naar dc tempel opgaat, dan is dat een verschijnen van het volk voor het aangezicht des Heeren. Dan is er een zoeken van Zijn aangezicht, een verlangen om Zijn aangezicht te zien... Met Israël beseffen we dan, dat geen mens het aangezicht Gods kan zien en toch leven. Niemand heeft ooit God gezien. Op aarde woont Hij in de duisternis van het heihge der heiligen. In deze duisternis spreekt God: Daar zij licht! En v%? at zien we nu: het licht zelf.? Het hcht zelf is niet te zien. Wat is hcht eigenlijk.? Golven, trillingen... In het licht zien we niet het licht zelf, maar datgene wat verhcht wordt: een landschap, een schilderij. En bij afwezigheid van licht, in de duisternis, beseffen we wat we missen wanneer er geen hcht is. Daar zij licht! God spreekt deze woorden niet, opdat wij het licht zelf zullen zien, maar opdat we Hem zullen zien, zoals Hij Zich in het werk van Zijn handen te zien gééft!

Ver boven het licht van de zon uit is het licht van de eerste dag het geheim waardoor wij mensen de onzichtbare God kunnen zien. Hem zien nooit rechtsteeks, maar in de verhulling van Zijn openbaring, in het kleed van Zijn schepping, in de vleeswording van

het Woord.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 1983

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

In den beginne

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 1983

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's