KLEINE KRONIEK
Over engelen en het bestaan van God
Ds. W. Dekker (Rotterdam-Delfshaven) hield op de jaarvergadering van Protestants Nederland d.d. 14 mei 1983 een lezing die als titel mee kreeg „Zien wij nog engelen om ons heen? " De ondertitel van deze lezing was „Over de praktische betekenis van het bestaan van God in deze tijd".
Ds. Dekker geeft in het eerste deel van zijn lezing een bijbels exposé over de engelen en hun dienst. De titel en de ondertitel van zijn lezing sluiten op elkaar aan. Wie nadenkt over de vraag wie God is, komt de engelen tegen. En wie vraagt: hoe ervaren wij God vandaag, komt eveneens de engelen tegen. Engelen zijn o.a. boden die mensen doen ervaren dat God naar hen omziet. Ds. Dekker sluit zich aan bij-een recent boek van dr. Boon „Over de goede engelen" en diens conclusie: wij leven in een goeddeels ontkerstende cultuur en daaruit zijn de komende en de gaande engelen geheel verdwenen. De lijnen worden verder doorgetrokken. Ds. Dekker vraagt zich af of wij als reformatorische christenen wel voldoende innerlijke weerbaarheid hebben tegen het geestesklimaat van onze tijd waarin niet alleen voor engelen geen plaats meer is, maar evenmin voor de hemel en voor een God in de hemel. Als we constateren dat ook in ons denken en geloven de engelen nauwelijks nog een rol spelen dan kan dat verschijnsel al een begin zijn van een geïnfecteerd zijn door het materialistische, naturalistische, atheïstische klimaat van onze tijd, aldus ds. Dekker.
Oorzaken
Het slot van zijn lezing poogt op dit laatste nader in te gaan door te vragen naar de oorzaken van dit verdwijnen. Ik citeer dat slot van de lezing van ds. Dekker in z'n geheel omdat ik vind dat hij daarin een waardevolle analyse van deze tijd geeft en poogt enig tegenwicht te bieden. Ds. Dekker:
„Wanneer wij speuren naar de oorzaken van het feit, dat de engelen uit de gedachtenwereld en ervaringswereld van vandaag verdwenen zijn, dan kunnen wij daarvoor theologische factoren aanwijzen. We kunnen er bijvoorbeeld op wijzen, dat het verbond zo'n allesbeslissend principe in de huidige theologie is geworden. God is per definitie een God van mensen en van de a-seïtas Gods *) is in het theologische denken nauwelijks plaats meer. Dus is er nauwelijks plaats meer voor de hemel als de eigen ruimte van Gods zijn en dus zeker niet voor duizenden engelen, die de hemel zouden bevolken. De overaccentuering van het verbond bracht met zich mee overaccentuering van de mens als partner in het verbond. De mens is Gods bondgenoot. Dus, wanneer God iets doet in deze wereld, doet Hij het via mensen. In het verbond tussen God en cTe mondige mens lijkt weinig ruimte meer voor engelen. Okke Jager schrijft in een bespreking van het genoemde boek van Boon in. 'Trouw': 'Na de watersnood werd een gedenkpenning ontworpen met de tekst: de engelen zullen u op de handen dragen. Daarbij werden geen engelen afgebeeld, maar helicopters, die drenkelingen opvisten. Helicopters zijn moderne engelen.'
Wij kunnen nog meer theologische factoren noemen. Het is immers logisch, dat een scheppings-en voorzienigheidsleer, die op deze verbondsleer geent zijn evenmin veel ruimte voor engelen laten. Wanneer de schepping er puur en alleen is terwille van het verbond met de mens, is de schepping van engelen nauwelijks interessant meer. Zo zouden er nog wel heel wat meer theologische factoren te noemen zijn, die de engelen verdrongen hebben. Ook op het terrein van de eschatologie —• het laatste bolwerk van de engelen — zijn de engelen overbodig geworden sinds God en mens samen de toekomst maken.
Toch — en nu kom ik tot wat voor mij een zeer belangrijk punt is — wij moeten ons op deze theologische factoren niet verkijken. Want in deze theologie hebben we te maken met geloofsbezinning, die op gang gebracht en gevoed is door een totaal veranderd cultureel klimaat. Op dit laatste zullen wij minstens zozeer onze aandacht moeten richten. Het is mijn stellige overtuiging, dat wij
nog veel te vaak denken, dat wij er zijn door een bijbelse theologie te stellen tegenover 'n onbijbelse. Ten diepste is dit natuurlijk wel waar. Als we dan maar zien, dat door zo'n bijbelse theologie het cultureel klimaat waarin wij momenteel verkeren even bloedernstig genomen moet worden als door de theologie, die wij bestrijden en afwijzen.
Konkrcet betekent dit, dat wij af te wijzen hebben een theologie die van de nood een deugd maakt. Een theologie, die van de nood van het materialistisch, atheïstisch klimaat van onze dagen een deugd maakt door God en Zijn hemel naar beneden te halen en op te doen gaan in onze verifieerbare werkelijkheid.
Daarentegen hebben wij te zoeken naar een theologie, die werkelijk kritisch ingaat op dit klimaat, de wortels ervan bloot legt en een uitweg biedt, w r aardoor de realiteit van het bestaan van God en de realiteit van een hemel, die zich welft over deze aarde, weer in 't vizier komen.
Dat is" natuurlijk nogal wat. U moet niet van mij verwachten, dat ik zo'n theologie hier vanmiddag even op tafel leg. Ik zou hooguit enkele stippellijntjes kunnen tekenen en dat wil ik aan 't einde van deze lezing proberen:
1. Niemand denke, dat zijn kring of groep bij voorbaat gevrijwaard is tegen het a-theïstische klimaat van onze huidige cultuur. Niets is gevaarlijker dan te denken met eigen groep of kring wat dit betreft in een stormvrij gebied te verkeren. Men verkijke zich ook niet op allerlei religiositeit, die opbloet. Het feit, dat deze religiositeit zich meestal afspeelt in groepen, die niet wezenlijk deelnemen aan onze cultuur, respectievelijk een eigen subcultuur vormen, onderstreept slechts dat de directe Godservaring midden in de wereld van vandaag ontbreekt.
2. We moeten bijzonder zuinig zijn op die denkers onder ons, die ieder op eigen wijze vanuit het joods-christelijke denken onze cultuur hebben proberen te doorschouwen tot op haar wortels, om haar vervolgens fundamenteel onder kritiek te stellen. Ten onzent denk ik dan aan mensen als F. de Graaff, Arnold E. Loen, R. Boon en anderen. Zij kunnen ons helpen bij een scherpe diagnose en hebben ook over de therapie nog wel een en ander te zeggen.
3. Als predikanten, maar ook als ouders en leraren hebben wij een zeer belangrijke taak de jongeren cultuurkritisch te leren denken. Telkens weer zullen we de ideologie van onze tijd, als zou er geen andere wereld zijn dan deze wereld, moeten doorbreken. We zullen hen duidelijk moeten maken dat het hart zijn redenen heeft, die het verstand niet kent. We zullen de schrikbarende blikverenging op dit terrein hen duiddelijk moeten maken. Onthutsend is in dit verband, wat in 'Trouw' van 9 mei te lezen stond over dr. Willem de Vries, de Amerikaanse hartchirurg, die het kunsthart inplanteerde. Hij durft te beweren: 'Het hart kunnen we als 'zetel van de ziel' of als 'symbool van de liefde' wel vergeten. Het is gewoon een pomp, meer niet. Ik denk dat we dat bewezen hebben'.
Hoe zou een jeugd, die door dit denken geinfecteerd wordt, überhaupt nog enige interesse kunnen hebben voor werkelijkheden als God, de hemel, de engelen. Straks leven zij met een plastic kunsthart een aantal jaren langer. Maar het zal een leven zijn, waarvan zij zich al lang de zin afvroegen, omdat het door volstrekte leegte omringd wordt. Mijn stelling is dus: Wanneer wij niet grondig ons met de cultuur van onze tijd bezighouden, heeft een orthodox theologisch antwoord geen zin. Het zal immers niet overkomen als een woord dat ergens op slaat.
4. Het gaat niet om een cultuurkritiek en het aankweken van een andere manier van denken zonder meer. Het gaat niet om symboolgevoeligheid zonder meer. Het gaat ook niet om een antenne voor een hogere wereld zonder meer.
Van de Reformatie moeten en kunnen wij in dit verband overnemen het 'Solo Christo'. Wat zouden wij hebben aan een hogere wereld, wanneer daar slechts onbetrouwbare duistere machten woonden? Wat zouden wij hebben aan een hemel boven ons, wanneer die hemel ons niet tegelijkertijd
symbool zou zijn van de goedertierenheid Gods, zoals Psalm 103 daarvan zingt: Want zo hoog de hemel is boven de aarde, is Zijn goedertierenheid geweldig over degenen, die Hem vrezen.
Wat zouden wij verder komen met engelen, als zij niet allen zouden zijn 'gedienstige geesten, die tot dienst uitgezonden worden om dergenen wil, die de zaligheid beërven zullen' (Hebr. 1 vs. 14)?
Slechts in het Solo Christo weten we dat al deze dingen zo zijn en dat de ruimte van God die ons omringt met Zijn engelen een ruimte is van genade en barmhartigheid.
In onze bijbelse verkenning hebben we gezien, dat engelen altijd te maken hebben met een beslissend ingrijpen van God. De engelen in hun aktiviteiten wijzen ons zo als vanzelf op het meest beslissend ingrijpen Gods: leven, sterven en opstanding van Jezus Christus.
Wat zou het heerlijk zijn als we nu de genade van God zouden mogen ontvangen in onze dagen om opnieuw de engelen om ons heen te zien en dan zó als konkrete belichaming van de liefde Gods, die is in Christus Jezus.
Kunnen wij er behalve de bovengenoemde zaken nog iets aan doen?
Het eerste is bidden., Bidden ook onder een gesloten hemel. Ja, juist dan: Och dat Gij de hemelen scheurdet, dat Gij neder kwaamt (Jes. 64 vs. 1).
Het tweede is: de lofzang gaande houden. De liturgie van de gemeente wordt onder ons meest schromelijk onderschat. In de liederen van oud en nieuw verbond zingen we boven onze beperkte ervaringen uit, terwijl er tegelijk herkenning is in de ervaring van leegte en Godverlatenheid, met name in de Psalmen.
In de liederen worden de symbolen bewaard, die in een vermaterialiseerde wereld, althans nog de herinnering levend houden aan de dingen die boven zijn. En soms is er ineens — en dat is werkelijk genade — via het lied en het symbool kontakt, zodat we het met Jacob kunnen zeggen: Gewis is de Heere aan deze plaats. Dit is niet dan een huis Gods, en dit is de poort des hemels (Gen. 28). Engelen Gods komen langs de ladder. Verenigen hemel en aarde tesaam. Want de ladder is Jezus.
Van nu aan, zegt Jezus tegen Zijn discipelen aan het begin van Zijn optreden, zult gij de hemel zien geopend en de engelen Gods opklimmende en nederdalende op de Zoon des mensen (Joh. 1 vs. 52). Van nu aan. Er staat nergens, dat dit vandaag niet meer zou kunnen."
Tot zover de lezing van ds. Dekker.
*) De a-sëitas Gods: de vol-zaligheid Gods in Zichzelf.
Waardevol
Ik schreef in deze lezing waardevolle dingen te hebben gevonden. Waardevol omdat hier oog blijkt te zijn voor de tijd waarin wij heden leven. Terecht stelt ds. Dekker dat we niet moeten denken dat de infectie van het atheïstisch leefklimaat aan onze kerkdeuren voorbij gaat. Er zitten misschien wel a.s. atheïsten onder ons gehoor. Jongeren die opgroeien in onze gemeenten. Die met ontzettende vragen soms zitten en niet of nauwelijks antwoord krijgen in prediking en catechese waar zo vaak de bekende paden worden bewandeld. Natuurlijk zijn er gelukkig ook talloze andere voorbeelden te noemen en, aan te wijzen. Maar we moeten het als kerk wel bedenken èn weten wat er omgaat. En zo mogelijk ons ertegen wapenen. Welk w r apen is kachtiger dan het zwaard van de Geest, het Woord Gods. Maar dat wil dan wel gehanteerd worden, niet opgehangen als een ornament aan de wand van onze kamer of kerk.
Graag zou ik nog eens wat richtlijnen meer van ds. Dekker ontvangen of lezen van een theologie die kritisch ingaat op het huidige leefklimaat en de wortels ervan bloot legt. Die theologie werd in de Reformatie bijv. geboden, naar mijn overtuiging. Maar een toespitsing op onze tijd zou verrijkend zijn.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juni 1983
Gereformeerd Weekblad | 10 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juni 1983
Gereformeerd Weekblad | 10 Pagina's