KLEINE KRONIEK
Nog een keer over: God is een vraag geworden?
U herinnert zich wellicht nog dat we twee weken geleden in deze rubriek een lang citaat doorgaven uit een artikel van prof. dr. A. van de Beek over bovenstaande vraag. Met instemming lazen we de diagnose die hij stelt van onze tijd. Alleen schreven we de vorige keer al in het kort dat we de therapie niet helemaal geslaagd vinden. De vragen zijn knap verwoord, maar het antwoord op al die vragen blijft tamelijk mager, naar mijn smaak. Ik schreef het al: het Woord als middel en plaats van de bekendwording van God door de verlichting van de Heilige Geest wordt niet genoemd. Maar eerst wil ik uit het tweede artikel het slot citeren. Een soort antwoord op de opgeworpen vragen betreffende God. Prof. Van de Beek schrijft dan:
„God is een vraag geworden. Wat moet je met het probleem aan? Hoe krijgen we God terug? Want dat laatste is de ondertoon van het bezig zijn met deze vraag. Als het ons niet interesseert of er een God is of niet (wie is dat trouwens? ), houden we ons niet met dit probleem bezig. Het bezig zijn met de vraag veronderstelt interesse in God. Wij vinden het belangrijk genoeg ons erin te verdiepen. Wij zouden graag van de fragwürdigkeit van God afwillen en het willen weten, zeker weten, dat Hij er is — en hoe het nu met Hem zit. Hoe krijgen we God terug? De gegeven antwoorden bleken niet voldoende. Ze hebben een moment geholpen en helpen soms nog, maar een nieuwe golf van godskritiek spoelt ze weg. Misschien had u van mij een antwoord verwacht. Dan moet ik u teleurstellen. Ik heb ook geen sluitende oplossing. Ik kan u God niet terug brengen. En als ik het zó zeg, is wellicht gelijk duidelijk, waarin het zit. Wij kunnen God niet terugbrengen. Hij kan alleen zichzelf teruggeven. Dat is het wonder van de Geest.
God is niet rationeel te bewijzen. Hij laat zich niet inkaderen in onze systemen. Hij is niet een verlengstuk van onze wereld. Maar als dat voor God geldt, geldt dat ook voor de ontmoeting en het leven met God. Dat kun je niet zelf maken. Je kunt God niet beheersen, niet over Hem beschikken, ook niet over de gemeenschap met Hem. Dat betekent dat je het geloof niet kunt maken. Je kunt er niet zelf voor kiezen. En je kunt 't slkaar niet aanpraten. Want steeds weer zal God onze systemen ontgaan. Als we geloven is dat, omdat God zich aan ons openbaart. Omdat hij in zijn vrijheid van liefde ons heeft aangeraakt, op een onontkoombare wijze. Liefde is niet te beredeneren. Waarom houdt je van iemand? Om deze of gene eigenschap? Om het voordeel dat je van de relatie hebt? Het kan allemaal meespelen, maar het is de liefde niet. Liefde is een wonderlijk geheim, dat over je komt en waarin je groeit, maar waarover je niet beschikt. Zo is ook het geloof. Er mag van alles tegen het geloof zijn in te brengen, toch laten we het niet los — nee, omgekeerd: het laat óns niet los. Het laat zich niet beheersen — positief noch negatief.
Hoe aangevochten ook, met hoeveel vragen ook omgeven — God blijft ons aanspreken. En als we over God spreken, is dat niet omdat we Hem kunnen aantonen uit een aantal feiten in de wereld, evenmin als de feiten ooit godsgeloof eronaet brachten. Het is omgekeerd: vanuit de aanraking door God zoeken wij de wereld te zien vanuit zijn aanwezigheid. Vanuit dat geloof krijgt de wereld leven en een gelaat.
Wij kunnen niet over God beschikken. Wij kunnen elkaar God niet teruggeven. Hij kan alleen zichzelf teruggeven. Dat betekent dat wij in deze tijd niet krampachtig God moeten gaan verdedigen, nog minder Hem bewijzen. Want dan glipt Hij steeds verder weg. Dan blijken onze woorden toch steeds te gering om de Eeuwige te vatten. Wat de christelijke gemeente te doen staat is het gebed aanheffen van Mozes, de man Gods: „Keetweer Heere! Hoe lang nog? Ontferm U over Uw knechten. Laat Uw werk over Uw knechten openbaar worden en Uw heerlijkheid over hun kinderen." Wij moeten ons scharen bij het „Hoelang nog" van Israël in Psalm 74 en het „Hoelang nog? " van de heiligen onder het altaar in het visioen van Johannes in Openbaringen 6. Israël en de kerk roepen in de afwezigheid van God: „Wanneer komt u terug? W ; ij wachten al zo lang en elke onvervulde vredesweek is er één te veel." Tot Hij zich waarschijlijk op een gans andere wijze onverwacht aan ons openbaart, en zich zelfs laat vinden door hen die naar Hem niet vroegen; en daar blijkt te zijn, waar wij Hem niet zochten. Tot het moment komt, dat wij bij ons krampachtig zoeken op de schouder getikt worden door de Heere, die zegt: „Wie zoekt je? " en die dan van ons vertwijfelde mensen de naam noemt — en wij in opperste verbazing zeggen: „Mijn Heere en mijn God".
God is een vraag geworden? Ja, de God die wij zoeken op onze wijzen. De God die wij menen
te kunnen beheersen. De Goa die ei is op ccn presenteerblaadje. Alle godsdienstige claims die wij hebben, hadden, of meenden te hebben gaan in onze tijd de mist in.
God is een vraag geworden? Nee, de God die de levende Heere is en is die Hij is en zijn wil die Hij is, de God van de liefde en genade. De God van het wonder van leven en heil. Wij hebben God te zeer geclaimd. Dan verbergt God zich.
Als wij als kerk en Israël gaan zeggen: „De tempel staat in Jeruzalem, dus we zitten safe", dan blijkt God zijn hele tempel niet nodig te hebben. En als we de ark als de aanwezigheid van de Naam erbij slepen om onze oorlg te winnen (1 Sam. 3vv), raken we de ark kwijt en de Naam kwijt. Maar wee degene, die denkt dat hij de Naam dan overwonnen heeft, zoals de Filistijnen merkten —• die is nog niet klaar met de God van Israël. Als we de naam van Christus menen als kerk en europese cultuur in onze portefeuille te kunnen sluiten en even tevoorschijn trekken als het nodig is, als wij menen daarmee zélf de wereld te kunnen beheersen, laat de Heere ons met heel ons mooie systeem de mist ingaan, en raken we God in Christus kwijt.
Maar wee degene, die denkt dat hij deze God nu overwonnen heeft, die zal merken, dat hij nog niet met Hem klaar is „God is dood, " zei men in de zestiger jaren. In een krant werd toen geschreven: „Maar Hij zal nog wel eens wat van zich laten horen."
Als God op dit moment de afwezige God is, is het dan niet om ons al onze claims uit handen te slaan en om zich straks te openbaren als de verrassende God, die de liefdevolle schepper is — een schepping waarop je nooit kon rekenen.
Maar God deed het, als een wonder van vrije liefde. De God die niet de God is van de willige genade, waarmee wij in zijn Naam uitverkoop houden. Maar de God die het verlorene zoekt..., mensen die door schade en schande moeten Ieren, dat ze zonder God niets zijn en slechts door een wonder er zijn en gered zijn. Wat ons te doen staat is niet het zoeken naar een nieuw godsbewijs; niet het verwezenlijken van het godsrijk op aarde, maar te roepen: „Och, dat Gij de hemelen scheurde."
Niet de theologen of filosofen, niet de politici zullen ons God teruggeven. Dat kan — en zal — slechts de levende God zelf doen." Tot zover het slot van genoemd artikel.
Vragen die over blijven
Als je dit zo leest, blijf je toch met enkele vragen achter. Ik krijg sterk het gevoel dat we maar moeten wachten tot God Zichzelf aan ons bekend maakt. God kan alleen zichzelf terug geven, staat er. Wij moeten slechts roepen: Hoelang nog? Net als het volk Gods bij zijn verbrande heiligdom (Ps. 74) en net als de zielen onder het altaar. Maar deze riepen niet omdat ze God kwijt waren, maar omdat ze vol ongeduld wachten op de rechtvaardige vergelding van de goddeloze. Ik stem wel in met de opmerking dat wij over God niet kunnen beschikking. En ik weet ook dat dat soms te makkelijk wordt gedaan. Ook onder ons. Alsof wij zelf in Gods Raad hebben gezeten, zo vlot weten sommigen te zeggen wat God wil en doet.
Nee, we belijden Gods heiligheid, dat wil zeggen: Zijn gans anders zijn dan wij. We erkennen Zijn souvereiniteit en vrijmacht. Maar toch zegt onze Belijdenis dat we God kennen met name uit Zijn Woord. „God geeft Zichzelf duidelijker en volkomener (nl. dan in de schepping) aan ons te kennen door zijn heilig en goddelijk Woord, voorzover dit voor ons in dit leven nodig is tot zijn eer tot heil van de zijnen" (art. 2 NGB).
God heeft ons niet in het ongewisse gelaten, zo lees ik hieruit, waar Hij zich vinden laat. Het is niet een soort zoekplaatje dus, zoals ik bij prof. Van de Beek het idee een beetje heb. God openbaart Zich aan ons in Zijn Woord door Zijn Geest. En die openbaring concentreert zich in Christus. Hij is de exegese (= uitleg, verklaring van God) van de Vader (Joh. 1, 18). Wie Mij gezien heeft, zegt Jezus, die heeft de Vader gezien (Joh. 14, 9). En tot ieder die in z'n leven God als de afwezige ervaart, mogen we toch meer zeggen dan: wacht maar, Hij komt wel. We hebben te prediken: Hoort en uw ziel zal even. Nabij U is het Woord, God in Christus in Zijn Woord. De ervaring van de afwezigheid van God, die prof. Van de Beek signaleert bij velen in onze tijd, kon weieens te maken hebben met het loslaten van de vastigheden Gods in het Woord ons geopenbaard en door de Geest ons bekend gemaakt in de weg van het geloof.
Zo ze niet spreken en niet leven naar en bij het Woord, het zal zijn dat ze geen dageraad hebben. Wie prijsgegeven wordt aan eigen ervaringen of aan ervaringen van tijdgenoten aangaande God, die wordt aan zichzelf prijsgegeven. En ja, wie zijn we zelf? Eén brok duisternis en Godsvervreemding. Geen wonder dat we dan het donkere bos ingestuurd worden waar slechts wolven en beren op ons loeren. Het profetische Woord echter schijnt als een licht, nog altijd, óók in de duisternis van de 20e eeuw.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 april 1983
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 april 1983
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's