Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wat heb ik aan mijn Doop?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat heb ik aan mijn Doop?

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

In aansluiting op het voorgaande artikel willen we nog even doorgaan op de verhouding tussen Gods beloften en de Doop. Calvijn heeft een voortreffelijke definitie gegeven die als volgt luidt: „En zo past de barmhartige God zich in zijn onmetelijke goedertierenheid aan ons begrip aan, zodat Hij er geen bezwaar tegen heeft, ons die aards zijn, die daar we altijd over de grond kruipen en niets geestelijks bedenken, ons ook door die aardse elementen tot Hem te leiden en in het vlees zelf ons een spiegel der geestelijke goederen voor te stellen" (Inst. IV — XIV — 3). Onder het begrip „aardse elementen" en met de uitdrukking , , in het vlees zelf" verstaat en bedoelt Calvijn het water in de Doop en brood en wijn in het Avondmaal. En dan vervolgt hij even verder: „Wij stellen dus terecht vast, dat de sacramenten genoemd worden de getuigenissen van Gods genade en als het ware zegelen van Zijn goedertierenheid zijn jegens ons, die doordat ze ons die goedgunstigheid verzegelen, ons geloof op die manier ondersteunen, voeden, versterken en vermeerderen (IV-XIV-7).

Samenvattend dus dienen de sacramenten ertoe om

a. Ons dc beloften Gods verzegelen.

b. Zij voeden, versterken en onderhouden ons geloof. De spits is dus gericht op de beloften Gods, de directe vrucht voor het geloof is versterking en voeding. Aan het handhaven van deze volgorde kan heel veel wat er aan verkeerd inzicht onder ons leeft genezen. Maar dan moet u het tot geen enkele prijs omdraaien.

Een praktische wenk voor de Doopzitting kan hieruit voortvloeien. Het is goed aan de ouders die hun kinderen ten Doop willen houden eerst het grote belang van de beloften Gods onder de aandacht te brengen. Kies bij het Doopgesprek altijd uw uitgangspunt in de beloften Gods, en stel niet als eerste vraag hoe zij over de Doop denken. Want als we de beloften Gods niet als sleutel hanteren, hoe zullen we dan de schatkamers van het verbond voor hen ontsluiten. In de schatkamer van Gods heiligdom is het klare Woord van God een lamp, een licht, een leidsman.

Wat dat betreft zijn de woorden van Calvijn wel diep ontdekkend „dat we aards zijn, en altijd over de grond kruipen en niets geestelijks bedenken". Wie bij de ouders begint, begint aan de verkeerde kant. Hier is het moment aangebroken om nu iets meer te schrijven over

De Doop als teken en zegel

Sacramenten zijn heilige en zichtbare waartekenen en zegelen aldus de Heidelberger Catechismus, overeenkomstig het Woord van God. Achter een teken schuilt een betekenende zaak. Een teken dient om ergens heen te wijzen. Toch niet naar het subjectieve dat wij het zo goed doen en zo ons inspannen en het zo goed weten. Jawel het teken wijst ons inderdaad de onreinheid onzer zielen aan, maar wijst boven de mens en zijn strevingen uit naar het wonder van Gods genadeverbond. Een zegel dient om iets te verzegelen. Slechts waardevolle dokumenten worden er verzegeld en dan niet het papier, maar de inhoud, wat geschreven staat. Toegepast op de Doop moet er gezegd worden dat teken en zegel de aanwezigheid van iets heel belangrijks veronderstellen. Dit belangrijke noemen wij: het verbond der genade.

Als dit verbond der genade er niet was vóór het teken en zegel, als dit er niet aan ten grondslag zou liggen, dan zou alles in de lucht komen te hangen. Zo handelde de Heere met Abraham. Eerst richtte Hij het verbond der genade met hem op en pas daarna laat Hij het door het teken van de besnijdenis betekenen en verzegelen. Ik meen dat we dit niet genoeg aan de gemeente duidelijk kunnen maken. We moeten niet bij de mens beginnen, die „niets geestelijks bedenkt". En het kan nog negatiever gezegd worden, omdat de Schrift ons leert dat het bedenken des vleses vijandschap is tegen God. We kunnen niet anders dan op straffe van het verlies van de rijke waarde van het verbond der genade het accent verleggen van God naar de mens.

Het kindje moet toch gedoopt. U hebt gelijk, het behóórt gedoopt te wezen. Maar niet omdat het zo hoort, of dat u er niets op tegen hebt, of dat de grootouders het zo graag willen, maar omdat het tot het genadeverbond behoort. Daarom is het op zichzelf als een weldaad, als een graad van

verkiezing te noemen als wij en onze kinderen geboren worden op het erf des Verbonds. Het wil toch maar zeggen dat we gezet zijn binnen de lichtkring van de geopenbaarde genade Gods en onze kinderen zijn zo niet minder dan de volwassenen in het verbond Gods en in Zijn gemeente begrepen en door Christus' bloed is hun de verlossing van de zonden en de Heilige Geest, Die het geloof werkt, toegezegd. (Heid. Gat. antw. 74).

Deze schat wordt in de eerste Doopvraag van het Doopformulier als volgt onder woorden gebracht: „Of gij niet bekent, (belijdt) dat de kinderen in Christus geheiligd zijn en daarom als lidmaten van Zijn gemeente behoren gedoopt te wezen. En als u daar „ja" op zegt, dan bent u er ook voortaan op aanspreekbaar. „Geheiligd zijn", aldus W. a Brakel, „wil niet zeggen dat de kinderen nu in waarheid het beginsel des geloofs, der wedergeboorte en heiligmaking deelachtig zijn; ook niet dat alle te dopen kinderen en dit mijn kind in het bijzonder, uitverkoren, bekeerd en zalig zal worden; maar in het algemeen dat de kinderen der bondgenoten, uit kracht van het verbond met de bondgenoten en hun kinderen opgericht, de goederen van dat verbond in rechten hebben." Dit is heel voorzichtig en evenwichtig gesteld. Het behoedt ons voor sacramentsautomatisme, maar ook voor het automatisch aan de kant schuiven van de rijkdom van Gods verbond. Men verwijt soms anderen dat men maar doet of gedoopt zijn alles is, maar men moet wel oppassen dat men door deze ongevoelige en vaak onverschillige houding, zelf onder het verwijt valt dat aan de andere kant de Doop niets meer is. In ultra-gereformeerdheid kan men het verbond en de beloften, ja de verzegelde beloften gemakshalve overboord zetten. Dan zou het inderdaad eerlijker zijn om dan uit zo'n apatische houding gelijk maar de uiterste konsekwenties te trekken en niet langer meer te dopen als men toch niet weet dat het kind uitverkoren is. Waarom durft men dat niet aan?

En als men daar niet voor is — ik zeker niet — dan moet men méér stellen en prediken de waarde van de Doop, neen, de waarde van de verzegelde beloften Gods. En het dan niet maar aan de Heere overlaten, maar de Heere niet loslaten vanwege Zijn verbond. Zolang iemand nog gelooft en predikt dat de tranen van Christus om het verbondsvolk echt waren en het Hem aan Zijn hart ging dat zovelen verloren gingen, zolang zullen we alles op alles zetten om de waarde van het Verbond Gods in het licht te stellen.

Als we de zaak nog eens helder voor ons proberen te krijgen, dan stem ik met a Brakel in „dat het kind dus vóór de Doop al geheiligd is en zo niet een bondgenoot wordt door de Doop, maar het was het al tevoren. De Doop is teken en zegel dat we in het verbond begrepen zijn. Zo kan Calvijn de Doop noemen „een teken der inwijding, waardoor wij tot de gemeenschap der kerk worden aangenomen."

Misschien gaat dit sommigen van u te ver. Zou het ook zo kunnen zijn dat wij zover ons van de rijke inhoud van de Doop hebben verwijderd, dat, we het zicht er op kwijtgeraakt zijn? Want hoe verder een voorwerp van ons verwijderd is hoe kleiner wordt het. Op 't laatst zie je het niet meer. Dan kun je het nog wèl met de verrekijker naar je toehalen, zodat het opnieuw onder de ogen komt. Daar zijn we nu mee bezig. Door de verrekijker van het W 7 oord van God en aan de hand van bijbels-reformatorische uitspraken, eerst eens opnieuw ontdekken welke

schatten er hggen in het verbond der genade. Maar dan moet de lens waardoor ti kijkt niet beslagen zijn met allerlei vooronderstellingen en vooroordelen. Laten we toch onder ons eerlijk de Bijbel uit laten spreken eer we zelf aan het woord slaan.

Waar is dan de Doop een teken van.? Het wijst ons negatief de onreinheid onzer zielen aan. Weet u wat u zegt als u daar „ja" op zegt.? Daarmee veroordeelt u uzelf en uw kinderen, daarmee tekent u uw doodvonnis en dat van uw kinderen erbij. Doordat deze laatste ernst vaak ontbreekt, ontgaat ons de zegen en dit wijten we dan aan het feit dat God het ons toch moet geven. Gaat het zo niet in de praktijk? Echter de laatste ernst brengt ons ook bij de hoogste vreugde. En nu, zeer positief, is het water van de Doop een teken van de afwassing der zonden door Christus' bloed.? Ja zegt u, maar dat moet persoonlijk toegepast worden. Hartelijk mee eens. Maar ik wil vragen weet u ook wat er toegepast moet worden.? Weet u wel van het „hoe" en niet het dat.?

Daarom eerst: wat wil de Heihge Geest ons toeëigenen.? Hetgeen wij in Christus hebben, namelijk de afwassing onzer zonden en de dagelijkse vernieuwing van ons leven. Daarom heet dc Doop het bad der wedergeboorte en vernieuwing van de Heilige Geest. De Doop spreekt van de oneindige barmhartigheid Gods, die Zijn Zoon gaf in deze vvTreld, opdat Hij zich door Zijn bloed een volk zou kopen, ijverig in goede werken. En als we zo het teken van de Doop zien, dan krijgen we ook een oog des geloofs om op het zegel van de Doop te letten. „De Doop is als een gezegeld handschrift, waardoor God ons W'il bevestigen dat al onze zonden alzo weggedaan, doorgehaald en uitgewist zijn, dat ze nooit meer voor Zijn aangezicht zullen komen en niet vermeld en toegerekend worden". (IV —XV—1).

Let u goed op het zegel.? Het zegel verzegelt Gods beloften. En daarom zijn ze eerder een betuiging van Godswege aan ons, dan een gebeuren w^aar wij als eerste iets beloven of betuigen. Ik kom maar weer even op de praktijk terug. Ik zeg niets nieuws, het is al eerder door anderen aangereikt, maar het vraagt telkens nieuwe bezinning en doordenking. Waarom komt steeds bij de Doopspraktijk toch zo sterk naar voren wat wij beloven.? Ik heb het recht niet om aan de serieuze bedoelingen van die beloften te twijfelen. God is Kenner der harten en Oordeler der gedachten. Afgezien nog van het feit dat onze beloften dikwijls nog niet eens zo ver strekken dan de bedoeling is. Niet verder gaan soms dan van plan zijn om straks het kind christelijk onderwijs te laten volgen.

Wat een armetierig gedoe. Geen wonder dat de Doop op haar gehalte niet wordt geschat en de Doopspraktijk tot op de draad versleten raakt. Nogmaals het is een verkeerde wijze van benadering, die op den duur geen enkel houvast biedt, die er vaak toe leidt dat we van de Doop maar afzien want een mens kan toch niet volbrengen wat hij staat te beloven. Men vindt het dan eerlijker om helemaal niets meer te beloven.

Een volgende keer hopen we wat dieper op de beloften van het genadeverbond in te gaan.

K. a. Z. H. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 april 1983

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Wat heb ik aan mijn Doop?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 april 1983

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's