Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wathebik aan mijn doop

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wathebik aan mijn doop

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

Alvorens nu in te gaan op de legitieme vraag , , wat heb ik aan mijn Doop", moeten we een andere vraag voorrang geven. Zolang het Bijbels zicht op de Doop ontbreekt kan ik nooit goed weten wat ik er aan heb. Een kind in de eerste klas leert eerst de letter A, vervolgens de letter B en zo komt hij door het hele alfabet heen. Al spoedig maakt hij woordverbindingen, waaruit al spellend woorden en zinnen ontstaan. Langzamerhand vertelt het kind trots dat hij lezen kan. Wie vraagt wat de Doop betekent moet eerst vragen wat de Doop is. Hoe legitiem de vraag naar de betekenis van de Doop ook is, als we niet bij A beginnen kunnen we geen a van een b meer onderscheiden. Onwetendheid is een groot gebrek onder ons. Vaak wordt er maar op los gepraat, veel wordt er nagepraat. En als u de moeite

eens zou willen nemen om de praktisch eenvoudige boekjes over dit onderwerp eens rustig door te lezen, dan zou er al heel wat aan kennis op dit terrein gewonnen zijn. 1) Of wilt u een ander voorbeeld.? Ik bezit duizend gulden. Nu kan ik vragen: wat heb ik aan die duizend gulden.? Wat koop ik er allemaal voor.? Het hangt er maar van af welke waarde dit bankbiljet vertegenwoordigt. In hoeverre is dit bankbiljet gedekt.? Wat het teken en zegel van de Doop betreft, geldt dat dat er een dekking is van de volle honderd procent, in het woord van Gods belofte. Zullen we nu eerst eens nagaan

Wat is de Doop?

Met het heilig Avondmaal behoort de heilige Doop tot de twee sacramenten, die Christus beide als bewijzen van Gods genadige verbondstrouw aan Zijn gemeente op aarde heeft nagelaten. Niet om er vrijblijvend mee om te gaan, maar om als instelling in de gemeente een verzekerde plaats te geven. De waarde van de sacramenten is dermate groot, dat waar ze ontbreken er geen sprake van een kerk meer is. Calvijn wijst er met nadruk op dat de kerk dMr is waar de rechte bediening van Gods Woord en de rechte bediening van de sacramenten is. Geen sacramenten, dan ook geen kerk. We houden dan alleen nog maar een secte over. Tornen aan de waarde van de sacramenten, of ze op een of andere wijze wegmoffelen uit de levens-en geloofspraktijk der kerk, hun bestaan dulden desnoods, maar zc het liefst als een lastige steen uit de weg gaan, is op zijn minst sectarisch.

De Catechismus spreekt van „heilige, zichtbare waartekenen en zegelen, van God ingezet, opdat Hij ons door het gebruik daarvan de beloften van het evangelie des te beter te verstaan geven en verzegde", (vr. en antw. 66). Van God ingezet, en ddarom te eerbiedigen. Dat zet niemand zo maar even aan de kant. Wacht u er wel voor. Er valt op dit gebied nog heel wat te verbeteren, of om het nadrukkelijker te stellen, de gemeente moet zich van haar verkeerde opvattingen bekeren.

Laat ik dan alleen nog maar blijven bij de manier waarop we in de gemeente met de instellingen van God omgaan. Bij de Doop is vaak de kerk voller dan anders. We zijn daar blij mee. Maar is de drukbezochte kerkdienst een graadmeter voor de geestelijke belangstelling ten aanzien van de Doop? leder die dit leest moet maar voor zichzelf het antwoord geven. En hoe is het gesteld in de diensten waar het Heilig Avondmaal wordt bediend? Meer lege plaatsen dan ooit. De motivering voor dit wegblijven uit de dienst is u allen eveneens bekend. Waarom is het dan ineens niet meer: Hoe branden mijn genegenheên.

Om 's Heeren voorhof in te treên? Als u tegen overigens trouwe kerkgangers het waagt om te spreken van een verachting van de sacramenten, zullen ze dat u niet in dank afnemen. Maar wat is het anders? Is de inzetting Gods van zo weinig waarde dat u het de moeite niet eens waard vindt om er ook maar naar te kijken? Vele dienaren van het Woord zijn er mee bezig, zuchten er onder, waarschuwen er tegen.

maar er verandert aan deze slechte gewoonte niets, of niet genoeg. We moeten ons niet te snel beroemen in of te gemakkelijk beroepen op ons gereformeerd-zijn, zolang er nog zoveel te reformeren is. Ik heb het hier niet over het Avondmaal, maar over de Doop. Maar de bewuste en beruchte avondmaalsmijding, waarbij de lege plaatsen op de avondmaalszondag een teken aan de wand zijn, moet als een groot kwaad aan de kaak gesteld worden. Ik kwam hierop omdat ik wilde wijzen op de sacramenten als instelling Gods. In het kader van ons onderwerp mag u het een zijspoor noemen, in het licht van de Schrift is de gekonstateerde onverbeterlijke verachting van het sacrament een afwijken van de hoofdweg, met alle geestelijke gevolgen van dien.

Houden we vast aan het feit dat de Doop dus een inzetting van God is, dan ligt hic-r van meetaf een scherpe afbakening tegenover het gebruiken van de Doop uit „gewoonte" of „bijgelovigheid". Uit deze waarschuwing van ons Doopsformulier is zonder meer duidelijk dat de vragen rondom de Doop niet van vandaag alleen zijn. Wie meent, vroeger was het zo best en nu is het allemaal zo slecht heeft wel een zeer beperkte blik. Zou er ooit een tijd geweest zijn dat de strijdende kerk haar gemak er van kon nemen? Het zijn dezelfde misvattingen die er heersten en heersen. En zal dit anders worden in de toekomst? Wat we wèl mogen zeggen is, dat de kerk der reformatie toen haar wapens beter geslepen had, en toonde wat het zeggen wil in de volle wapenrusting Gods te staan en te strijden. Ons rest niet anders dan in de militia Christi de geestelijke wapenrok te dragen.

Gewoonte en bijgelovigheid, zegt ons Doopsformulier moet vermeden.

Gewoonte: „mijn (ons) kind moet toch gedoopt zijn, dat is het minste wat je ze mee kunt geven. Dan heb je er toch iets aan gedaan. Ze kunnen dan later niet zeggen waarom ben ik niet gedoopt". Als de Doop niet méér voor ons betekent dan is het toch geen wonder dat we met de Doop niets meer doen. En vragenderwijs wil ik stellen of dit niet bevorderd wordt door de heersende gedachte dat gedoopt zijn op zichzelf nog niets zegt? Dit werkt gewoontevorming in de hand en leidt tot het kwaad van onderschatting van dc Doop.

Bijgelovigheid: „mijn (ons) kind zou eens ongedoopt kunnen sterven en dan is het niet gedoopt, dan zou het wel eens niet zalig kunnen worden." Vragenderwijs wil ik opnieuw stellen of we op deze wijze geen magische kracht aan het doopwater toekennen, en we roomser zijn dan we waar willen hebben? Een heilzame korrektie op deze bijgelovige opvatting van de Doop is het woord van het Doopsformulier, dat onze kinderen als erfgenamen van Gods verbond behóren gedoopt te wezen.

Kinderen komen niet door de Doop in het verbond; maar hun geboorte op het erf des Verbonds brengt mee dat zij het teken en zegel van dit verbond in de Doop behoren te ontvangen. De Doopvragen van ons formulier worden ingeleid met de zin: „Geliefden in de Heere Christus, gij hebt gehoord dat de Doop een inzetting Gods is, om ons en onze kinderen Zijn verbond te verzegelen. Van hieruit worden we gedrongen om eerst na te denken over de verhouding tussen

Gods beloften en de Doop

Dc volgorde is niet willekeurig, wel schriftuurlijk. W T ant eerst zijn er de beloften

Gods, daarna volgt de verzegeling van de beloften Gods. Onder Gods beloften dienen we het hele evangelie te verstaan in al zijn volheid. Wie ook maar enigszins thuis is in onze belijdenisgeschriften, weet dat op de beloften Gods in het evangelie geopenbaard zeer sterk de nadruk wordt gelegd. Onze reformatorische vaderen hebben nooit wettisch over Gods beloften gesproken. Als in Zondag 7 gevraagd wordt wat een christen nodig is te geloven — en nodig is hier beslist heilsnoodzakelijk — dan is het antwoord: Al wat ons in het evangelie beloofd wordt". Dc sacramenten willen ons leren: „de beloften van het evangelie des te beter te verstaan" (antw. 66). „De Heilige Geest leert ons in het Evangelie en verzekert ons door de sacramenten, dat onze volkomen zaligheid in de enige offerande van Christus staat, die voor ons aan het kruis geschiedt is (antw. 67). Om dit evangelisch karakter van de sacramenten nog eens te onderstrepen lezen we onze Nederlandse Geloofsbelijdenis artikel 33.

„Wij geloven dat onze goede God, acht hebbende op onze grovigheid en zwakheid, ons heeft verordend de sacramenten, om aan ons zijn beloften te verzegelen, en om panden te zijn der goedwilligheid en genade Gods te onswaarts, en ook om het geloof te voeden en te onderhouden; dewelke Hij gevoegd heeft bij het Woord des Evangelies, om te beter aan onze uiterlijke zinnen voor te stellen, zowel hetgeen Hij ons te verstaan geeft door Zijn Woord, als hetgeen Hij inwendig doet in onze harten, bondig en vastmakend e in ons de zaligheid, die Hij ons meedeelt."

We kunnen niet anders dan tot schade van het geestelijk leven in de gemeente deze

evangelische noties achterwege laten. We zullen daarom, willen we iets aan onze Doop hebben, ons uitgangspunt moeten kiezen niet in dc subjectieve, zogenaamd onderwerpelijke ervaring van de beloften Gods, maar in de ons in het Evangelie verkondigde beloften Gods. Als u nog eens goed let op artikel 33, zoals we dit gedeeltelijk citeerden, dan ziet u duidelijk de heilzame volgorde. God geeft ons Zijn beloften te verstaan door het Woord, verzegelt die beloften door de sacramenten; dat gaat voorop. En dan maakt I-lij hetgeen Hij inwendig doet in onze harten bondig en vast. Het omkeren van deze orde Gods leidt tot misverstand en allerlei misstanden.

Om dit nog eens wat nader toe te spitsen beginnen we dus met het Woord. In het Woord zijn ons de beloften-van het Evangelie geopenbaard. Dit snijdt elk automatisme bij de wortel af. De sacramenten bezitten geen enkele zelfstandige kracht. Zo leert men wel in de Roomse Kerk en die weg gaat men ook op als gezegd wordt dat in de Doop alles in geschiedt. We moeten Woord en sacrament niet losmaken van elkaar, noch het sacrament bedektelijk tot zelfstandige grootheid verheffen. Aan de ene kant mogen we niet zeggen dat er bij de Doop niets gebeurt, want dan maken we de Doop waardeloos. Aan de andere kant kunnen we niet zeggen dat er niets meer gebeuren moet.

Ik sluit me aan bij wat ds. C. van der Wal in zijn prachtigce boekje „Amen en Beamen" daarover schrijft: , , De kinderen zijn erfgenamen van het Rijk Gods en van Zijn verbond. Ze zijn erfgenamen van de beloften Gods. Maar dit wil niet zeggen dat ze automatisch erfgenamen zijn van het geloof in die beloften."

K. a. Z.

H. V.

1). Ter aanbeveling noem ik u: C. van der Wal „Amen en Beamen", J. H. Kok, Kampen, 1971; C. van der Wal: „Zal men ook jonge kinderen dopen", J. H. Kok, Kampen, 1979; Calvijn Institutie IV, XIV en XV; Vooral ook Heidelb. Cat. Zondag 26—27; Ned. Gel. Bel. Artikel 33 en 34; Tenslotte het Doopsformulier.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 april 1983

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Wathebik aan mijn doop

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 april 1983

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's