Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dominee Van den Oever

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dominee Van den Oever

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen de Afscheiding in 1834 was ontstaan en men na lang aarzelen in 1839 aan de overheid om „toelating" en „erkenning" verzocht, kon men er niet langer aanspraak op maken, de herstelde „gereformeerde" kerk te vertegenwoordigen. Men moest de naam „gereformeerd" laten vallen en nam de naam aan van „Christelijk Afgescheidene kerken". De meer conservatief ingestelden konden daarin niet meegaan. Zij splitsten zich af en noemden zich „Gereformeerde kerken onder het kruis" of, afgekort, „Kruisgemeenten".

Nu zaten deze gemeenten met het probleem, dat zij geen geordende predikanten hadden. De geestelijke verzorging van de gemeenten was in handen van mannen, die voortkwamen uit de conventikels of gezelschappen. Deze „oefenaars" waren van bevindelijke instelling. Als regel ontbrak hun een gedegen opleiding en misten zij een goede theologische scholing. Vaak maakten zij zichzelf predikant en bevestigden elkander in het ambt. Onder deze individualisten waren krachtige persoonlijkheden. Een man, die zich uitdrukkelijk wist te doen gelden binnen de kruisgemeenten was Cornelis van den Oever. Man van subjectieve inslag en autoritair in zijn optreden, had hij een groot overwicht over zijn volgelingen.

Zó krachtig was zijn leiding in het kerkelijk bedrijf van de Kruisgemeenten, dat dr. F. L. Bos in zijn boek: „Kruisdominee's" Van den Oever noemt: „de paus der kruisgezinden". In de loop van zijn onrustig, aan conflicten rijke leven, heeft hij echter veel van zijn gezag verloren. Uiteindelijk werd hij een zeer omstreden figuur. We willen uit het leven van deze man iets naar voren halen.

Afkomst

In het gezin van timmerman Van den Oever werd op 14 februari 1802 een zoon geboren. Men noemde hem Cornelis. Het was het kleine plaatsje Valkenburg bij Rijnsburg, dat door deze geboorte er een burger bijkreeg. Het timmervak bracht blijkbaar niet voldoende op om zonder zorg het huishouden in stand te houden. Althans droeg Van den Oever's vrome vrouw financieel een steentje bij door het vervaardigen en herstellen van kleding. Als Kees 8 jaar oud is, ontvalt hem reeds zijn moeder door de dood. Menigmaal maakt de jongen ook netelige situaties mee. Als hij 2 jaar is, verdrinkt hij bijna. Enkele jaren later moet men hem uit de Rijn opvissen. Weer wat later, overrijdt hem een wagen, waarbij voor zijn leven wordt gevreesd. Ook valt hij uit een boom, wordt door een bijenzwerm lelijk toegetakeld en verdrinkt, als hij 9 is, weer bijna. 5 uren lang blijft hij bewusteloos. Op school kan hij prima mee. Maar aan een opleiding, bijv. tot onderwijzer, kan niet worden gedacht. Vader Van den Oever heeft er het geld niet voor. In zijn jonge jaren is Kees alles behalve een brave borst. Meer dan naar een preek, gaat zijn interesse uit naar een borrel. En op zondag mag hij graag een kaartje leggen.

Om in eigen onderhoud te kunnen voorzien, wordt hij al op jeugdige leeftijd schippersknecht. Hij weet van flink aanpakken. Mede daardoor is hij op zijn 21e jaar zetschipper op de pakschuit van Schiedam naar Rotterdam. 22 jaar lang zal hij het beroep van schipper uitoefenen. Hij verdient nu genoeg om te trouwen. Hij doet dit op 14 december 1823 met Kaatje van der Bil. Dertien maal zal het echtpaar Van den Oever kindervreugde smaken, maar ook droefheid hebben om het jong heengaan van negen van die kinderen. Cornelis wordt in het huwelijk een wat rustiger man. Hij gaat nauwgezet leven en bezoekt de kerk. Een preek over de opwekking van de jongeling te Naïn treft hem diep. In 1832 komt hij in contact met Cors Noorduyn van Noordwijk aan Zee, die daar oefenaar was. Deze leidt hem verder in de heilsweg in. Als Van den Oever in 1833 ernstig ziek is, leest hij op zekere dag in het boek van de profeet Ezechiël. Het woord: „Mensenkind, graaf dieper", grijpt hem geweldig aan. Hij breekt met de Hervormde kerk en voegt zich bij de Afgescheidenen, omdat hij: „liever als een eenzame mus op het dak verkeert, dan gemeenschap te hebben met de verlaters van de aloude gereformeerde leer. „Hoewel Van den Oever lichamelijk altijd een sterke kerel was, moet hij als gevolg van zijn ziekte het schippcrswerk opgeven. Omstreeks 1838 verhuist dc familie Van den Oever naar Rotterdam.

Van oefenaar tot predikant

Al spoedig na zij komst in Rotterdam kan men Van den Oever aantreffen als catecheet van een groep gelijkgezinden. Ook handelt hij in „overjarig koren", wat wil zeggen, dat hij oude schrijvers voorleest. Ingewijden waren het er over eens: , , in die man zit een oefenaar". Hij werd het dan ook! Hij breekt met de Afgescheidenen. Hij is een van hen, die niet kunnen meegaan in het aanvragen aan de Overheid om vrijheid om daarmee de naam gereformeerd prijs te geven. Ook de invloed van Noorduyn zal een rol hebben gespeeld. Voor een vaste kring van toehoorders vangt Van den Oever aan de Raampoortlaan te Rotterdam te oefenen aan. En wie kon oefenen als hij? Zó weet hij zijn hoorders te boeien, dat al spoedig het aantal bezoekers van de samenkomsten de 20 te boven gaat.

Om deswege vervolging door de Staat te ontgaan, vraagt men bij Koning Willem II erkenning aan. Men kan dan ook een kerkje bouwen. Naast de 63 leden, die de aanvraag ondertekenen, werd ze ook gesteund door de burgemeester van Rotterdam. Zoals te voorzien was... inwilliging van de aanvraag brengt mee, het opgeven van de naam gereformeerd. Hangend deze kwestie, komt Van den Oever in contact met ds. W. W. Smitt, predikant van de kruisgemeente in Zalk. Deze leefde sinds 1840 met een aantal gemeenten samen in de Gereformeerde Gemeenten onder 't Kruis.

Met 64 leden sluit Van den Oever zich op 15 januari 1844 bij hen aan. Al spoedig daarna wordt oefenaar Van den Oever predikant. Op 13 februari 1844 beleggen zijn volgelingen een ledenvergadering. Van den Oever is daar niet bij. Op die vergadering besluiten de mannelijke lidmaten eenstemmig hun voorganger tot dominee te beroepen. In eerste instantie ontbreekt het de beroepene aan vrijmoedigheid dit beroep te aanvaarden. Maar als op 4 en 5 juni een Algemene vergadering van de kruisgemeenten w T ordt gehouden in Linschoten, weet ds. Smitt hem over te halen. Op 4 juni 1844 deelt Van den Oever de roepende gemeente mede, dat hij nu „ja" mag zeggen. De volgende dag neemt men hem een examen af. Hij slaagt daarvoor en wordt ingevolge art. 8 van de Dordtse Kerkorde (handelend over personen met singuliere gaven) op 9 juni met een preek over Philippensen 2 : 29: Ontvangt hem dan in de Heere, met alle blijdschap, en houdt dezulken in waarde", door ds. Smitt bevestigd. 2 dagen later doet ds. Van den Oever intrede en spreekt daarbij over 2 Samuel 7 : 18b: Wie ben ik, Heere, Heere, en wat is mijn huis, dat Gij mij tot hiertoe gebracht hebt? "

Met zijn wat ruwe welsprekendheid boeit hij zijn hoorders boven mate. Zijn op de practijk gerichte, gemoedelijk mystieke toespraken houden hen in de ban. Zijn preken zijn sterk allegoriserend. Ze munten meer uit door bevindelijkheid, dan door verklaring van de Schriften. De toepassing besloeg dan ook een groot deel van zijn betoog. Zijn taalgebruik was weinig fijn. In een van zijn eerste preken als oefenaar gehouden over Zefanja 1 : 2: Ik zal ganselijk alles wegrapen uit dit land, spreekt de Heere", luidt het:

„Bezie ik de vrouwelijke sekse, ziet gij haar hoofd, het gelijkt somtijds, óf door de menigvuldige linten, strikken, bloemen en veren wel op een ooievaarsnest, óf door de kaalheid en ontbloting van hetzelve, een kop van een chinees; haar

armen gelijken wel luchtballen... Niet minder moet men zich verwonderen over dc manspersonen, want beziet men hun hoofd, verscheidene daarvan gelijken vanwege de misselijke pettendracht, meer naar de kop van een tijger of ander dier, dan naar het hoofd van een mens. Ziet gij hun gezichten aan, met dat neerhangende Absalomshaar, zo van hun hoofd als baard, dan moet men menigmaal in twijfel staan, of men een Noorweegse bok ziet, dan of het een mens is."

In deze zelfde preek troost Van den Oever de mannen, die gekweld worden door hun lastige echtgenotes: „Maar o, arme mannen, God zal zulke wijven wegrapen; zij zullen niet alleen met Michal onvruchtbaar, maar met Lot's wijf tot een eeuwige gedachtenis zijn, als God haar uit het Sodom van de wereld zal wegrapen, maar niet met de Lot's in Soar inbrengen."

Waarop het raampje van de „opkamer", waar Kaatje verbleef en kon meeluisteren naar de preek, wordt geopend en zij roept: „Dat zou je wel willen, oude smeerlap", (dr. F. L. Bos, a.w. bladz. 100).

Men krijgt de indruk, dat het huwelijk van Kees en Kaatje, weinig gelukkig was. Het was echt niet altijd: „rozegeur en maneschijn". Ook in zijn intrecpreek als dominee, weet hij over zijn gezinsleven niet veel goeds te melden. „Wat is ook mijn huis? Ook daarin is geen waarde, en het is nog niet openbaar, wat er van worden zal. Tot heden toe is het een huis, dood door de misdaden en de zonden..." Wel mocht hij uitspreken, dat de Heere hem had beloofd, dat twee uit zijn kinderen zouden worden toegebracht.

Intussen komt de gemeente in Rotterdam tot grote bloei. Op le Kerstdag 1844 wordt aan de Raampoortlaan een groter kerkgebouw in gebruik genomen. Veel had men te verduren van vijandige activiteit. Later schreef iemand daarover: „Men kan zich heden ten dage geen denkbeeld vormen van de smaad, welke het beschaafde en onbeschaafde Rotterdam van die dagen de leden en kerkbezoekers van deze Gereformeerde Gemeente onder het kruis, aandeed. En „dominee Kees" zoals Van den Oever toen algemeen genoemd werd, was wel het mikpunt voor hun spot en zijn volgelingen deelden ruimschoots in de smaad en spot, hun voorganger aangedaan."

Toen in 1856 Nederland leed onder een cholera-epidemie, stroomde de kerk van Van den Oever vol. Tot hun troost kon de prediker de bezorgde mensen mede delen, dat niemand van zijn gemeente aan de gevreesde ziekte zou overlijden. Immers waren hem de woorden van Handelingen 27 vers 22 „voorgekomen": „Doch alsnu vermaan ik ulieden goedsmoeds te zijn, want er zal geen verlies geschieden van iemands leven onder u..."

Wonderlijk genoeg viel in dat jaar niemand uit zijn kring aan de cholera ten prooi. Eerst na lange tijd viel als eerste slachtoffer een nieuw aangesloten gemeentelid. Deze gebeurtenis, gevoegd bij zijn groot spreektalent, deed het respect voor Van den Oever in de kruisgemeenten groeien. Meer en meer nam zijn invloed toe. Driftig van karakter, kon hij onbeheerst uitvallen tegen ieder, die met hem van mening verschilde. Tegenstand duldde hij niet. Autocratisch in zijn optreden, gedreven door een sterk individualisme, was zijn woord met macht. In zijn kerkelijke kring werd hij zo een man van gezag. Werd er de onbetwistbare leider van! Vijfmaal is hij, van de verschillende algemene vergaderingen van de kruisgemeenten, de voorzitter. Verbazend veel werk heeft hij voor de gemeenten verzet. Zijn correspondentie was uitgebreid. Om contacten te leggen en te onderhouden was hij soms weken van huis. In verscheidene plaatsen institueerde hij kruisgemeenten. In de opleiding van predikanten had hij mede zijn aandeel. Behalve zijn twee zoons, kunnen als zijn leerlingen worden genoemd: M. Keulemans en J. Holster. 17 predikanten bevestigt hij in het ambt, preekt in 76 verschillende plaatsen, neemt 10 kerkgebouwen in gebruik en examineert 21 studenten. Ook als prediker staat hij zijn mannetje. 137 preken laat hij drukken.

(Wordt vervolgd)

Bolnes/Ridderkerk.

H. H.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 maart 1983

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Dominee Van den Oever

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 maart 1983

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's