Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Evangelisch en/of reformatorisch

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Evangelisch en/of reformatorisch

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

sola gratitia

Wc komen nu lot een aantal vragen die zich groeperen rond het volgende thema van de Reformatie namelijk sola gratia, alleen door genade. Hierin werd de prediking van de volkomen vrije en soevereine genade van God samengevat. Het ging liierbij allereerst om onze staat voor God. J^echtvaardig voor God kan een zondaar niet en nooit zijn als daarvoor nog enige gerechtigheid moet gelden van zijn kant. Geen enkel goed werk van ons kan ons iets waardig maken bij God. Onze gerechtigheid voor God kan alleen de gerechtigheid van Christus zijn. Door het geloof wordt die ons uit louter genade, zonder enige verdienste van onze kant toegerekend.

Sola gratia dat betekent, dat niet onze werken, maar Christus' werk alleen ons de zaligheid brengt. We weten, hoe dat voor Luther een geweldige bevrijding betekende. Met alle boetedoeningen, die hij zichzef oplegde kwam hij nooit verder. Altijd bleef de onrust, de angst. Het was en bleef immers onvolkomen wat hij presteerde voor God. Totdat hij tot het bevrijdend inzicht of beter gezegd, geloof kwam, dat Christus' boetedoening ook voor Hem genoeg was.

Maar dit sola gratia reikt nog verder. Zoals vvel gezegd wordt: Liet is ook genade om genade te ontvangen. We stuiten hier op de vraag naar de oorsprong van het geloof. Die oorsprong is ook al weer de genade Gods. Zijn verkiezend welbehagen. Het komt er op aan dat we het rechte verband leggen tussen geloof en verkiezing. Het sola gratia wil ook zeggen, dat het geloof genade gave van God is. Van God Zelf in Zijn verkiezende liefde.

Het geloof is niet een positieve instelling van ons tegenover het heil van God. Het geloof komt niet ten diepste daaruit voort, dat wij dat heil wel willen, dat wij door de prediking tot het inzicht gekomen zijn dat het maar beter voor ons is om het heil van God aan te nemen. Neen, nooit zullen wij het ook maar voor één procent aan onszelf kunnen danken dat we zalig worden. Het is alleen Gods werk. Het is alleen genade. Sola gratia.

De Reformatie verzette zich met dit thema tegen het zogenaamde semi-pelagianisme van Rome. Dat betekende een verzacht pelagianisme. Pelagius (ong. 400) leerde dat de mens de vrije wil had om het goed te doen. De keuze mogelijkheid tussen kwaad en goed was van hem geschonken, maar hij moest het zelf willen en volbrengen. Het doen van het kwade heeft verder geen invloed op zijn natuur. Hij kan desondanks het goede willen en volbrengen.

In het semi-pelagianisme is dat wat afgezwakt. De wil van de mens is na de zondeval toch niet helemaal gezond meer. Ze is wel aangetast, maar te zeggen, dat ze dood is, gaat het semi-pelagianisme te ver.

Hieruit blijkt wel duidelijk, dat het sola gratia onmiddellijk samenhangt met de visie op de mens en zijn mogelijkheden t.o.v. God. Het sola gratia snijdt elke samenwerking af. Elke mogelijkheid dat de zondaar God op welke manier dan ook een eindje tegemoet komt, valt weg. In het paradijs is de zonde naar binnengeslagen. Het is een verderf, een macht in ons leven geworden, waardoor wij niet anders willen dan het kwade.

Alleen de genade van God kan ons redden. En die genade is cr dan ook, mild en overvloedig! Van heel onze zaligheid blijft dan ook slechts de eer aan God. Liet is niet van degene, die wil noch van degene die loopt, maar van de ontfermende God.

Nu kan mijn inziens terecht de vraag gesteld worden, of met deze dingen in evangelische kring wel genoeg ernst wordt gemaakt. Komt God en Zijn genadige beslissing over mensenlevens wel genoeg aan Zijn eer.? Of hgt er meer het accent op de mens en zijn beslissing over God. Is het niet veelbetekenend, dat het in allerlei toespraken en liederen de zogenaamde songs telkens weer gaat over het aannemen van Jezus.

Nu zal ik de laatste zijn om te ontkennen, dat het een Bijbels motief is. Telkens weer worden mensen in de Bijbel opgeroepen om lot God te komen. Hem aan te nemen en in Hem te geloven. Dit khnkt ook duidelijk door in een belijdenisgeschrift als onze Dordtse Leerregels waar in III IV art. 17 te lezen is dat God door de vermaningen de genade meedeelt. En we dienen ons in reformatorische kring telkens weer terdege bewust te zijn van het gevaar van de zgn. valse lijdelijkheid en een prediking, waaraan het bevel tot geloof en bekering ontbreekt en die niet verder komt dan een vrome wens.

Toch neemt dit alles mijn aarzeling niet weg. Zit het misschien in de toonzetting van een en ander.? Klinkt er wel genoeg verwondering in door, en ootmoed.? Het is toch nogal wat dat God met de prediking van Zijn evangelie komt tot zondige en verloren mensen. En die zonde is schuld! Het is allerminst vanzelfsprekend dat God naar zulke mensen omziet. Mogen w^e dat dan zomaar geloven.? Dat mag ongetwijfeld. Maar juist dat feit is zo groot, dat er altijd weer de overweldigende kracht van Woord en Geest voor nodig is om mij er voor in te winnen, om mezelf er aan te doen kwijtraken!

De donkere tonen ontbreken in evangelische kring bepaald niet. Maar zijn het niet meer de tonen van eenzaamheid, angst, hopeloosheid, dan de tonen van zonde en schuld.? En moet dan niet noodzakelijker wijze de verwondering over de genade Gods op de achtergrond raken.?

Er is rond dit thema nog een ander punt aan de orde te stellen. Het hangt wel duidelijk met het voorgaande samen. Is het niet veelzeggend, dat er in evangelische kring weinig waardering is te vinden voor de kinderdoop.? We hebben gezien, dat hangt ook samen met een bepaalde visie op het Oude Testament. Maar het moet hier opnieuw aan de orde komen. Juist bij de kinderdoop ligt de volle nadruk op God en de genadige belofte van Zijn verbond. Nog voor zo'n kind zich ergens van bewust is, is God er al en legt Hij in Zijn ontferming de hand op zo'n kind. Bij de volwassendoop dreigt telkens weer de geloofskeuze van een mens het belangrijkste te worden. Dat is natuurlijk niet persé nodig. Ook de volwassendoop kan en mag gezien worden allereerst als teken van wat God in Zijn genade wil zijn voor mensen. Maar de praktijk leert, dat al gauw de mens en zijn belijdenis op de voorgrond komt. Men ziet zo'n Doop meer als bevestiging van eigen keuze voor God, dan als bevestiging van Gods keuze voor ons. Dat geldt helemaal als men zo'n doop nog telkens wil herhalen ook.

Mij trof wat ik in dit verband bij Bavinck las in zijn Gereformeerde Dogmatiek II blz. 358, dat namelijk Pelagius ook in moeilijkheden kwam met de kinderdoop en er slechts door allerlei inkonsekwenties een plaats aan geven kon. Dat lijkt me niet toevallig. Het bovenstaande kan dat duidelijk maken.

In dit verband zou ook nog gewezen kunnen worden op het zogenaamde geven van getuigenissen, dat verwantschap vertoont met het in reformatorische kring niet onbekende vertellen van je bekeringsgeschiedenis. Het kan soms goed en nodig zijn om op z'n tijd te vertellen, wat God in je leven gedaan heeft. Hij moet en mag aan Zijn eer komen. Maar we moeten hier wel zeer beducht zijn voor een stuk schematisme. Het wordt dan allemaal w^at geforceerd. En vooral, de vrome mens met zijn ervaringen komt meer aan zijn eer dan de HEERE God.

De nadruk op de persoonlijke geloofsbeslissing brengt voorts een stuk individualisme met zich mee. Meer dan in de historische kerk, de ruimte van het genadeverbond Gods, de geslachten door, voelt men zich thuis in de kleine groep. De ambtelijke prediking als overlevering van het heil, de belijdenis van de kerk als antwoord op die •prediking staan minder hoog genoteerd, dan het spontane getuigenis van de enkele gelovige. De kenmerken van de ware kerk worden meer in het subjektieve, dan in het objektieve gezocht.

Natuurlijk bedoel ik niet te zeggen dat het bij uitstek reformatorisch zou zijn om geheel in het objektieve te blijven. Dan dreigt het gevaar van een enorm stuk uiterlijkheid en vanzelfsprekendheid. De Reformatie heeft haar weg willen zoeken tussen Rome aan de ene kant en het Doperdom aan de andere kant. Ze heeft noch de kerk als instituut, als genademiddel, noch de kerk als gemeenschap der heiligen op willen geven. Maar daarom vraag ik me juist ook af of men in evangelische kring niet te veel op één spoor rijdt.

E. Jac. W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 maart 1983

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Evangelisch en/of reformatorisch

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 maart 1983

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's