001: wandelen als bomen
KOL-OMMETJE
Als geschreven, als beloofd zo nodig een psalm. Wij beginnen met de eerste. Vanwege het code-gedoe van deze tegenwoordige tijd zou het moeten zijn:001. Zo doen we dat vandaag.
In de allereerste van het liederenboek gaat het om de wet, de thora. Het grote thema van Israëls godsvrucht. De onderwijzing, wat zeggen wil dat het niet zozeer om vastgestaafde richtlijnen gaat dan wel om bewegelijke en levende en op de situatie nieuws-zeggende instructie. Als er één goedertierenheid elke morgen nieuw is dan zeker de onderwijzing. De psalm gaat over weg en wet. De wet, die elders heet lamp en evengoed spoor, waarin de voet niet wankelt. Duidelijk vallen op de twee wegen, die er zijn. Het zullen de brede en de smalle wegen wel zijn. De weg die vergaat en tot ondergang leidt, en de weg, die de HEERE kent. Blijkbaar vergaat die weg niet. Nee, want de HEERE kent ten leven, ten eeuwigen leven. God kennen heet het eeuwige leven; zon Gods kennen dit dan niet zijn?
De man, die op tijd de weg der goddelozen, de ondergangsweg, verliet, heet welgelukzalig, en zijn lust en geluk is gesitueerd in de overdenking van de wet. Er is veel gang en beweging in deze psalm. Alleen met de spotters dreigt het vast te lopen. Zij schieten wortel in hun gestoelte. Even dan. Weldra stuiven zij ritselend als kaf de verte tegemoet. Zij bestaan niet en houden zich niet staande. Vervolgens besluit het lied met de twee wegen, waarnaar velen deze psalm benamen.
Massief is echter de beeldspraak ter typering van de rechtvaardige. Hij staat onwrikbaar bij de waterbeken. Verpoot die boom niet, want de vruchtbare plek garandeert het geluk. Leer alvast hieruit dat wij vergelijkingen, gelijkenissen, niet tot in het onzinnige, trek voor trek, moeten verklaren. Immers een zeer standvastige rechtvaardige is tegelijk de wandelaar op de door God gekende weg. De wet.
Feitelijk doen wij hetzelfde als de gelukkige blinde die de Heere in Bethsa'ida, de stad van Petrus en Andreus, het licht schonk. Het was geen genezing ineens. Markus heeft oog voor de worsteling, die af en toe het wonder kenmerkte. Ziet u al iets, luidt de gespannen vraag. Is het al morgen, is de nacht al geheel geweken? Het gaat in étappen. , , Iets zie ik. Aan bomen greep ik me vast, toen ik als blinde mijns weegs ging. Zo zie ik als ronde stammen, zonder precies waar te jnemen hoe hoog zij oprijzen, mensen! Maar zij bewegen zich. Ik zie hen als bomen wandelen." Een handoplegging is nodig alvorens deze blinde van Bethsa'ida kan zien. Allen kan zien. Ver en klaar.
Het pad van de rechtvaardige is een licht voortschrijnende tot de volle dag. Gaande wordt het meer licht.
In deze psalm hebben wij goede ogenzalf. Voor blinden, van verre niet zienden. Wat zie je? Mensen, rechtvaardigen liefst. Als bomen aan de beek. Doch zij wandelen.
Ik denk dat je daaraan de rechtvaardigen kent. Sommigen staan wel, maar wandelen niet. Anderen wandelen, maar staan: ho maar. Zo kan de psalm ons zicht op de wereld verbeteren, en onze kijk op mensen verhelderen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 februari 1983
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 februari 1983
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's