Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE KRONIEK

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Afbraak en groei

Met bovenstaand opschrift begint de heer G. de Klerk in het nummer van 30 december 1982 zijn rubriek van Maand tot Maand in het Hervormd Weekblad 'De Gereformeerde Kerk'. Hij gaat daarbij in op een krantebericht en schrijft dan als volgt:

„Kranten berichten deze maand gaven ons een opvallende en belangrijke tegenstelling te zien. 10 december meldde Trouw op de bekende tweede pagina: „slechts 22 procent van de Nederlanders gaat regelmatig naar de kerk". Het gaat om landgenoten boven 16 jaar, die nog wekelijks of vaker naar de kerk gaan.

Volgens dezelfde enquête rekent 44 procent van de Nederlanders zich tot enig kerkgenootschap. De officiële gehanteerde cijfers geven een veel positiever beeld. Dat komt omdat er veelal nog wordt uitgegaan van de burgerlijke stand, waar nog veel mensen als kerklid staan genoteerd die in de praktijk geen enkele band meer met een kerk hebben. Ook de cijfers van de laatstgehouden volkstelling luidden voor de kerk veel gunstiger. Als ik me goed herinner bewoog het percentage dat toen opgaf niet tot een kerk te behoren zich tus-25 en 30 procent.

In deze laatste enquête is dat percentage dus op 56 berekend. De gegevens komen uit het decembernummer van het driemaandelijks tijdschrijft „Rekenschap". Het is een Humanistische periodiek voor wetenschap en cultuur. De enquête is deze zomer gehouden door het bureau „Inter/View" onder ruim elfduizend daartoe representatief geachte personen. Gezien het wetenschappelijk hoge peil dat de enquête-techniek heeft bereikt mogen de gegevens zeker betrouwbaar geacht worden.

Het Tijdschrift „Rekenschap" heeft er oog voor dat de cijfers geen beeld geven van het godsgeloof in ons land. Onkerkelijkheid sluit niet altijd ongeloof in. Voor de kerk is dit echter niet zo'n positief gegeven als voor het blad, hoewel we hier zeker op moeten passen voor al te rechtlijnige conclusies. Voor „Rekenschap" is het meer een doekje voor het bloeden — want kennelijk zullen deze nieuwe gegevens gebruikt gaan worden om de verdeelsleutels aan te vechten die nu gehanteerd worden om allerlei kerkelijke en humanitaire instellingen in hun werk voor maatschappij en cultuur te subsidiëren. Het is nu immers aangetoond dat de werkelijkheid vandaag heel anders is dan het officiële plaatje dat nog steeds voor o.a. verdeling van het overheidsgeld, gehanteerd wordt.

Uit het gepubliceerde resultaat blijkt verder, dat wij als hervormden er helemaal niet best afkomen. We zijn van alle kerkelijke Nederlanders het minst „kerkvast". Slechts vijf procent van de officiële hervormden gaat meer dan één keer per maand naar de kerk. Het trouwst zijn de gereformeerden — waarschijnlijk zijn hier „alle soorten" bij elkaar genomen. Ook ouderen en leden van grote gezinnen gaan meer dan het gemiddelde kerklid naar de kerkdiensten. Naast het grote percentage onkerkelijken is er een groep van 20 a 30% die kan worden gerekend lot de randkerkelijken.

Het algemene beeld van de onkerkelijkheid vertoont verder een grote spreiding. Het varieert van 68% in Amsterdam tot 16 % in Midden-Limburg. De relationele waarheid van enkele jaren geleden: In 1990 zijn er in Limburg nog maar twee Rooms-Katholieken, namelijk de heer en mevrouw Gijscn wordt hiermee in elk geval weersproken.

Groei

Een dag eerder was er in het zelfde ochtendblad een bericht van heel andere strekking te lezen. Het ging over een geloofsgemeenschap in opbouw. En wel in de stad met het hoogste percentage onkerkelijken in Nederland. Trouw meldde 9 december: „Twintig moskeeën niet genoeg voor islamieten in Amsterdam". De volgende dag — vrijdag, de wekelijkse heilige dag voor de islam — werd aan de Weesperzijde een nieuwe moskee door de Marokkaanse gemeenschap in gebruik genomen. Het gebouw biedt plaats aan duizend personen. Het is de twintigste gebedsruimte in de hoofdstad. In vijf jaar tijd zijn er zeventien moskeeën in Amsterdam bijgekomen. Zij voorzien in een grote behoefte. Door onderlinge richtingsverschillen — een overeenkomst tussen islam en christendom — voelt niet elke islamiet zich in elke moskee thuis. Tegenover de twintig moskeeën telt Amsterdam honderdvijftig in gebruik zijnde christelijke kerken. Het is nog een respectabel maar wel een afnemend aantal,

Momentcel zijn er vierentwintig kerken als kerk buiten gebruik. Ook zijn er de laatste jaren meerdere kerkgebouwen gesloopt.

De opmars van de islam is ook af te lezen aan de behoefte aan onderwijs aan de kinderen. In hetzelfde pand aan de Weesperzijde worden acht leslokalen ingericht waar naar schatting 500 kinderen in de leeftijd tot 14 jaar onderwezen zullen worden in de Islam cn de arabische taal De gebedsruimte is dagelijks van vroeg tot laat toegankelijk voor mensen die er met het gezicht naar Mekka willen bidden. De financiën voor aankoop, verbouw en inrichting — ruim één miljoen gulden — zijn in enkele maanden geheel uit eigen middelen, bijeengebracht. Hieraan werken vele honderden begunstigers mee. Turken, Marokkanen en islamitische Surinamers beschikken nu over respectievelijk zeven, zeven en vijf moskeeën terwijl er één gebedsruimte is voor de Pakistaanse gemeenschap. Van de Turken en Marrokkanen in de hoofdstad behoort het overgrote deel tot de belijdende islamieten die regelmatig één van de moskeeën bezoeken. Een probleem is dat de voorgangers vaak zeer slecht voor hun taak zijn opgeleid. Ondanks dat is de islam in Nederland en met name in de grote steden in opmars. De vraag naar ruimten om in te richten als moskee zal de komende jaren nog toenemen.

Scherp contrast

Het contrast tussen beide berichten is wel erg schrijnend. Aan de ene kant een afbrokkelende invloed van de christelijke boodschap, aan de andere kant een groeiende beweging die wij vanuit de Schrift en het belijden van de Kerk niet als een heilsweg kunnen zien.

Het verschil tussen neergang en opkomst blijkt uit meerdere zaken — veel mensen die zich nog christen noemen gaan niet of zelden naar de kerk — islamitische Turken en Marokkanen zijn regelmatige moskeegangers. Christelijke kerken zijn, behalve tijdens de diensten, gesloten gebouwen. Ook de rocms-katholieke kerkgebouwen blijven in tegenstelling tot vroeger, buiten de diensten op slot. Gevaar voor stelen en het aanrichten van vernielingen dwingt daartoe. In de moskee is de gelovige altijd welkom.

Op het financiële vlak moet vaak van een grote tegenstelling worden gesproken. 15 december meldt de krant: „Fors bezuinigen in hervormd Groningen". Van de negen kerkgebouwen zullen er waarschijnlijk twee moeten worden afgestoten en twee — te weten de monumentale A-kerk en de beroemde Martinikerk voor de hervormden buiten gebruik gesteld worden. Van de negen predikantsplaatsen moeten er twee worden opgeheven. De begroting voor 1983 vertoont een tekort van driehonderdduizend gulden — dat is 12% van het totaal. Zet daar tegenover de berichten over de financiële bijdragen van de moslimgemeenschap in Amsterdam.

Zo zou er meer te noemen zijn. Hoeveel hervormde en gereformeerde catechisanten zouden er in Amsterdam staan tegenover de vijfhonderd kinderen die alleen al aan de Weesperzijde onderwijs in de Islam ontvangen? En wie de jeugd heeft — heeft de toekomst! Als laatste het opmerkelijke verschil in opleidingsniveau van de voorgangers in beide geloofsgemeenschappen. De toestand bij de islamitische gemeenschap in Nederland lijkt zo te zien op de toestand direct na de Reformatie hier te lande. In de zestiende eeuw moesten ook veel gemeenten die overgegaan waren naar de Nije leer het doen met een zeer gebrekkig geschoolde ex-pastoor die echter — door een bewuste keus de Lutherije was toegedaan. Vandaag staat onze predikanten een wetenschappelijke opleiding ten dienste waarin een kennis van honderden jaren is geïnventariseerd. Een legitieme vraag daarbij is of het gebruik van deze wetenschap ook is geïntegreerd in een bijbels geloof en ten goede komt aan een prediking naar de Schrift in verbondenheid met het belijden van de Kerk."

Tot zover de heer De Klerk.

Ik denk dat o.a. in zijn laatste conclusie één van de oorzaken ligt van het grote kerkelijk verval in ons land. Ik weet, je kan zo iets zeggen of schrijven met het grootste gemak en intussen geen greintje zorg om de hele ontwikkeling hebben. Ja, intussen menen dat het bij ons alleen nog maar te horen is. Maar zo bedoel ik het toch niet. Maar wel mag geconstateerd worden dat waar de prediking haar bron vindt in de Schrift en gedragen wordt door de Gereformeerde belijdenis, dat daar nog gemeenteleven gevonden wordt. En daar mogen we toch nog altijd dankbaar voor zijn. Hoezeer ook ons allen geldt: bewaar het pand u toebetrouwd.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 januari 1983

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

KLEINE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 januari 1983

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's