TERUGBLIK OP DE CONTIO
Deze regels rollen uit mijn schrijfmachine, nadat ik zojuist ben teruggekeerd van de jaarlijkse predikantenconferentie. En waar het hart vol van is, loopt dc mond van over. De welwillende lezer zal het me hopelijk niet kwalijk nemen wanneer mijn gedachten nog wat vertoeven in het Henri Dunanthuis, waar vele predikanten van de Gereformeerde Bond elkaar in de eerste week van januari plegen te ontmoeten. Vele, want natuurlijk niet alle... Er zijn er altijd die verhinderd zijn. Ze hebben een begrafenis, of een huwclijksbevestiging. Of ze hebben zich alweer in het gemeentewerk gestort. Of ze zijn er enkele dagen uitgebroken voor familiebezoek. Het is een wat wisselend publiek dat rnen op dc contio aantreft. Sommigen missen nooit, ze komen er al jaren en blijven die gewoonte trouw, tot in hun emeritaat toe. Anderen komen er incidenteel, nu eens wel, dan weer eens niet. En weer anderen laten systematisch verstek gaan.
Hoe dan ook, ik ben er dit jaar geweest.
Anderhalve dag nog wel. Het smaakte 's woensdags naar meer, zodat ik ook donderdag nog de reis gemaakt heb. En ik heb er geen ogenblik spijt van gehad.
Ontmoeting
Op de contio worden referaten gehouden en discussies gevoerd. Dat is altijd weer leerzaam. Ik weet niet hoe het anderen vergaat, maar als ik luister, dan zit ik altijd te denken: wat weet ik toch eigenlijk maar weinig. En dan bekruipt me de lust om me eens goed in een bepaald onderwerp te verdiepen. Dat is al een winstpunt van deze jaarlijkse conferentie, dat ze de lust tot studie stimuleert. Want wij, dominees, die altijd maar moeten uitgeven, moeten ook eens innemen. Als we niet van tijd tot tijd „bijtanken", dan staan we op een gegeven moment droog.
Dat is een belangrijk apsect. Maar de referaten zou je dosnoods nog in de krant kunnen lezen en ook van de discussie zou je op één of andere manier wel kennis kunnen nemen. Minstens zo belangrijk is de ontmoeting met elkaar. Je loopt tegen collega's aan die je in een vorige ring of classis hebt leren kennen. Je praat met mensen met wie je samen hebt gestudeerd en die inmiddels twee of meer gemeenten hebben gediend. Of je maakt kennis met tot-nog-toe onbekenden. Maar hoe dan ook: je ontmoet elkaar en je neemt kennis van eikaars zorgen en vragen.
Want dat is een opmerkelijke zaak: waar dominees bij elkaar zijn, daar ontstaan gesprekken over de gemeenten die ze dienen en het werk dat ze doen. En dan hoor je vaak tot je verwondering dat die ander dezelfde problemen heeft die je zelf ook hebt. Dat is een goede zaak. Predikanten hebben de neiging bewustzijnsvernauwing te krijgen: de wereld is niet veel groter dan hun eigen gemeente. En de problemen van die gemeente achten ze zeer exclusief. En dan blijkt ineens dat die problemen ook in andere gemeenten leven. Dat werkt bevrijdend, te merken dat vrienden, collega's voor dezelfde opgaven staan, aan dezelfde last tillen. Daarin kun je van elkaar leren, daarin kun je elkaar bemoedigen.
Bezinning
De hoofdschotel van de conferentie was een refaraat van ds. C. den Boer over de theologie van K. H. Miskotte. Daarnaast vertelde drs. A. Noordegraaf ons iets over zijn bezoek aan de D.D.R. en het reilen en zeilen van de kerk aldaar. Tenslotte was er een helder betoog van ir. J. van der Graaf over de verhouding van apostolaat en belijden, vooral in verband met de Kerkorde zoals die in 1951 is aanvaard. Ik ga u noch over de referaten, noch over de discussie informeren. Dat zullen de dagbladen en de periodieken wel doen. Maar zowel het één
als het ander was verhelderend en belangrijk met het oog op ons staan en werken in de Hervormde Kerk.
Bezinning bood ons ook de Bondsvoorzitter. ds. L. J. Geluk, die de conferentie opende. Met enige weemoed denken we dan terug aan de vele keren dat wijlen ds. G. Boer en ds. W. L. Tukker dat deden. Ook hier blijkt: het ene geslacht gaat en het andere geslacht komt. Maar ook collega Geluk deed het op indrukwekkende wijze. Hij sloeg met ons een blik in de overvolle predikantcnagenda, en legde ons de vraag voor wat er uit die agenda kon worden geschrapt, willen we ons werk althans op een verantwoorde wijze blijven verrichten. Ik denk dat we daardoor veel huiswerk meegekregen hebben. Niet zozeer wat er gedaan moet worden omdat dat allemaal van ons wordt verwacht. Maar vooral wat er nagelaten kan worden opdat onze arbeid niet ijdel zij...
Het is eigenlijk een teken aan de wand dat predikanten elkaar moeten voorhouden dat er drie dingen zijn die niet verwaarloosd mogen worden: studie voor de preek, bezinning op het geheel van het werk, en... het gebed. Ik wil de eerste wel zijn om publiekelijk te belijden dat we in alle drie tekortschieten. En daarvoor kunnen we niet naar de gemeente wijzen die vaak het onmogelijke van ons eist. Daarvan kunnen we alleen onszelf de schuld geven. Wanneer deze conferentie, en vooral het openingswoord, ons tot deze drie weer gestimuleerd heeft, dan waren de twee dagen die we „eruit gebroken" zijn, geen verloren tijd.
Bemoediging
Ik wil wel verklappen dat ik bemoedigd en gesterkt teruggekomen ben. Vooral omdat bij alle verdrietelijkheden en teleurstellingen in het ambtelijk werk toch als een paal boven water blijft staan dat de Heere beloofd heeft met Zijn Woord te zullen doen wat Hem behaagt. Ook al brengen wij er vaak niets van terecht!
Want dat Woord stond op deze conferentie centraal. Aan het begin werd gelezen een gedeelte van Jesaja 6. Een man van onreine lippen, die woont temidden van een volk van onreine lippen wordt uitgezonden met het Woord en is ook bereid met dat Woord uit te gaan.
Maar niet alleen het luisteren naar het Woord, ook het. samen bidden en het samen zingen was bemoedigend. Wc moesten meer zingen, heeft ds. Tukker ooit eens bij zo'n gelegenheid gezegd, want „böse Leute haben keine Lieder" (vrij vertaald: verkeerde mensen zingen niet!). Nu, gezongen hebben we! En we mogen dan soms klagen over polarisatie, maar wat deed het dan goed, samen te zingen héél die prachtige Psalm 133: „Ai, ziet', hoe goed, hoe lieflijk is 't dat zonen van 't zelfde huis als broeders samenwonen, waar 't liefdevuur niet wordt verdoofd..."
Ik denk met enig heimwee aan deze conferentie terug. Ik hoop dat ook anderen gesterkt zijn door de ontmoeting en de bezinning. En de gemeenteleden mogen het best weten dat we het nodig hebben om er weer tégen te kunnen. Want misschien zijn er wel die denken: ze doen het maar , , in de baas z'n tijd". Nu, mag ik het dan oneerbiedig zeggen? We deden het, in de Baas Zijn tijd, en met het oog op de Baas Zijn werk! Daarom zongen we ook aan het slot: Laat Uw gena ons met haar troost verrijken. En laat Uw werk aan Uwe knechten blijken...
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 januari 1983
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 januari 1983
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's