ZORGEN OM DE KERK
Dezer dagen nam ik nog weer eens het boek „Leve de Kerk" van prof. dr. H. Jonker ter hand. Het omslag vertoont een reproduktie van het schilderij „Aanbidding der koningen" van Pieter Breugel de Jongere (1564 - 1638). Een kunstwerk, zegt Jonker in zijn toelichting, „dat ons aanspreekt en ook aan het denken zet. Wij aanschouwen een Zuidnederlands stadje in de winterse kou.
De sobere levenswijze van mensen omstreeks 1600 valt op. Eenvoudige mensen doen hun alledaagse werk: een bijt in het ijs hakken, water halen, bomen rooien, een vuurtje stoken, het harde leven van de eenvoudigen in de winter. Midden in deze samenleving is links op het schilderij de stal van Bethlehem met het Kindeke Jezus te zien. En bij die stal staan de drie koningen, ze komen met hun geschenken op bezoek. De stal met het Kind is de lichte partij op het schilderij.
Recht staat een kerk, als het ware wat verborgen in het duister. Het is een oude bouwvallige kerk, waarvan een muur door een steunbalk wordt gestut. Die steunbalk is zeer duidelijk aangegeven en intrigeert ons."
Hoewel, volgens Jonker, het motief van de steunbalk uit de literatuur niet te achterhalen is, mijmert hij er even over door: „Het oude gebouw staat er wat verloren bij op de duistere achtergrond. De bouwvallige kerk in haar aftandse ouderdom schijnt afgedaan te hebben voor de mensen die zeer geïnteresseerd zijn in hun arbeid, maar geen enkele belangstelling schijnen te tonen voor de kerk. Heeft de schilder opzettelijk de stal en het kind buiten de kerk geplaatst midden in het volksleven en heeft hij met de lichte tinten willen duidelijk maken dat wel het Evangelie van het Kind, maar niet de gestalte van de kerk voor de samenleving van betekenis is? "
In ieder geval vertolkt die schilder van bijna 400 jaar geleden reeds de visie die velen vandaag op de kerk hebben, aldus Jonker: „Ook thans beluisteren wij in vele toonaarden kritiek op de kerk. Zij is weggedrongen uit het maatschappelijk leven. Haar invloed op de maatschappelijke en politieke ontplooiiïng van volk en mensheid is tanende. De nieuwe ontwikkelingen op sociaal, economisch en wetenschappelijk gebied voltrekken zich buiten de invloedssferen van de kerk".
Zorgen
Het schilderij van Breugel en de interpretatie van Jonker hielden me bezig toen ik me neerzette om een artikel te schrijven bij de jaarwisseling. Dat is op zichzelf al geen gemakkelijke taak. De overgang van 31 december naar 1 januari is eigenlijk maar een
willekeurige grens die we aangebracht hebben in de tijd. Eh toch kunnen we het niet laten een blik terug en een blik vooruit te werpen. En dan zijn we zo gauw geneigd in algemeenheden of gemeenplaatsen te vervallen. Vooral wanneer we proberen vooruit te zien. Wat zal het nieuwe jaar ons brengen? Erg rooskleurig ziet het er allemaal niet uit. Op internationaal gebied, op politiek gebied, op maatschappelijk gebied. De zorgen die we in het bijna afgelopen jaar hadden, kunnen we zeker niet op de drempel van het nieuwe jaar achterlaten.
Daar komt dan de zorg bij om de kerk. De kerk, die in vele opzichten bouwvallig lijkt en een steunbalk nodig heeft. De kerk die haar greep op volk en overheid bezig is te verliezen of misschien al verloren heeft. In ieder geval teruggedrongen is naar de rand van de samenleving.
Formalisme
Behalve deze zorg, die we dan noemen het „functieverlies" van de kerk, hebben we nog andere zorgen, die meer rechtstreeks onze eigen kring raken.
In de eerste plaats wordt bijna overal geklaagd over een ontstellend gebrek aan kennis. Kennis van de Schrift en van de Belijdenis. We nemen overal een hap en een snap van mee, maar het ontbreekt veelal aan inzicht doordat weinigen nog de tijd hebben of de moeite nemen zich in een of ander onderwerp te verdiepen. Uiteraard zeer tot schade van het geestelijk-en geloofsleven. We mogen zeker met dankbaarheid constateren dat ook vandaag de Heilige Geest Zijn werk doet en dat de vruchten van dat werk nog gezien worden. Maar de klacht over de „geesteloosheid" lijkt de boventoon te voeren. Dat mogen wij, predikanten en andere ambtsdragers, ons wel aantrekken. Wanneer wij ons laten voortdrijven van het een naar het ander en ons best doen om maar enigszins te beantwoorden aan het verwachtingspatroon van de gemeente, zonder zelf voortdurend bij te tanken en iets te laten zien van het „gedreven te zijn door de liefde van Christus", dan moeten we ons niet verwonderen dat die geesteloosheid overslaat op de gemeente die we dienen.
En naarmate het geestelijk gehalte minder wordt, naar die mate krijgen wetticisme en formalisme hun kans. Neem de inhoud weg en we houden de vorm over. We gaan dan elkaar meten en wegen naar allerlei uiterlijke kenmerken.
Natuurlijk mag van christenen, van kerkgangers, een bepaalde levensstijl worden verwacht. Maar die levensstijl bestaat niet in bepaalde vormen die we elkaar dwingend opleggen. Misschien behouden we dan onder elkaar wel de schijn van zuiverheid, maar van enige aantrekkingskracht en wervingskracht naar buiten is dan geen sprake meer.
Trek naar de „vrije groepen"
Wat ook in vele van onze gemeenten speelt, en zeker met het bovengenoemde te maken heeft, is de aantrekkingskracht die de sekten, de zogenaamde „vrije groepen", blijken te hebben, met name op onze jongeren. Ongetwijfeld zijn er in alle gemeenten jongeren die een wat onverschillige houding aannemen, op de catechisatie ongeïnteresseerd zijn en voor verenigingen of clubs geen belangstelling hebben. En daarnaast mogen we dankbaar zijn dat er ook overal jeugd is die bewust meeleeft en meedoet. Maar laten we ook niet onderschatten het aantal jeugdigen dat, al of niet terecht, van mening is dat het in de kerk maar „een dooie en saaie boel" is en dat warmte en geborgenheid zoekt bij andere groepen. En vooral wanneer ze niet geremd worden door al te veel kennis van de Schrift en de Belijdenis, dan zullen ze gemakkelijk bereikbaar zijn en overstag gaan voor het enthousiasme dat ze in de Pinkstergroepen aantreffen. Het gehalte van het geestelijk leven daar laat ik nu geheel buiten beschouwing, ik constateer alleen het feit.
Polarisatie
Er is nog een ander gevaar dat ons bedreigt en dat is de verdeeldheid, die hoe langer hoe meer aan de dag treedt. Ik heb nu niet alleen op het oog de verdeeldheid en de verwarring in het geheel van de Gereformeerde Gezindte. Dat is op zichzelf al een droevige en zorgelijke zaak. Met „tien keer gereformeerd" kunnen we, naar ik vrees, al niet meer volstaan...
Maar ik denk nu aan de toenemende spanningen in eigen kring. Nu is er ook aan de rechterzijde van de kerk altijd een zekere variatie geweest. Ook in de prediking, laten we zeggen, binnen de Gereformeerde sektor van de kerk waren er steeds nuance-verschillen. Binnen het kader van Schrift en Belijdenis is dat ook legitiem. Onder de profeten en apostelen, onder de Reformatoren en de mannen van de Nadere Reformatie, waren óók verschillen. Het is alleen de vraag of we elkaar daarin verdragen, aanvullen zelfs, of dat we elkaar verketteren.
En als ik me nu niet vergis worden vandaag de dag de zaken op de spits gedreven. Naarmate de ene groep, om dat vervelende woord te gebruiken, „linkser" wordt, stelt de andere zich steeds „rechtser" op.
We vragen ons af hoe lang dit nog door kan gaan zonder helemaal van elkaar te vervreemden. En dat in een tijd waarin we elkaar juist zo nodig hebben!
Uw werk ...
Met al deze zorgen om de kerk — het is nog maar een kleine bloemlezing! — gaan we straks 1983 in. Is het schilderij van Breugel, een kerk die op instorten staat, het toekomstbeeld van de kerk? Of is het verval al zo groot dat de inéénstorting niet rneer voorkómen kan worden?
Wanneer we alleen naar de feiten kijken, dan zouden we geneigd zijn de vraag bevestigend te beantwoorden. Maar dan kijken we toch teveel door de bril van het ongeloof. Want de Heere heeft beloofd — en die belofte geldt ook voor 1983: de poorten der hel zullen Mijn Gemeente niet overweldigen. We kunnen zeker bezorgd zijn, wanneer we de realiteit in ogenschouw nemen. Maar we mogen die zorgen ook in handen leggen van Hem Die Zijn Gemeente bouwt. „Uw werk, o Heere", bad de profeet Habakuk, „behoud dat in het leven in het midden der jaren, maak het bekend in het midden der jaren, in de toorn gedenk des ontfermens".
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 december 1982
Gereformeerd Weekblad | 14 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 december 1982
Gereformeerd Weekblad | 14 Pagina's