DE PREDIKING VAN GODS BELOFTEN
(3)
Niet in strijd met Gods besluit
Gods is levend en krachtig, maar ons oor, ons hart is ervoor gesloten.
Calvijn zegt: „Indien iemand het volk aldus zou toespreken: wanneer gij niet gelooft, dan is het omdat gij van Godswege tot het verderf verordineerd zijt — dan zou hij daarmee de luiheid begunstigen en de boosheid vrij spel laten." Trouwens, iedere keer weer komt Calvijn terug op deze vermeende tegenstelling. Ter illustratie een paar citaten: „Want indien God iets belooft betuigt Hij daardoor Zijn goedgunstigheid, zodat er geen enkele belofte is die niet het getuigenis is van Zijn liefde. En het doet er niet toe dat de goddelozen, terwijl ze overladen worden met grote en voortdurende weldaden van Gods milddadigheid, een des te zwaarder oordeel over zich halen. Want daar ze niet bedenken dat die weldaden hen overkomen uit Gods hand, en dat niet erkennen, of indien ze het soms erkennen, toch Zijn goedheid geenszins bij zichzelf overwegen, kunnen ze daaruit niet méér aangaande Zijn barmhartigheid onderwezen worden dan het redeloze vee, dat in over-. eenstemming met zijn staat, wel dezelfde vrucht der milddadigheid ontvangt, maar toch niet daarop let. Evenmin staat in de weg dat ze, door gemeenlijk de voor hen bestemde beloften te versmaden zich een grotere wraak op de hals halen. Want ofschoon de werkdadigheid der beloften zich dan eerst openbaart, wanneer zij geloof bij ons gevonden hebben, wordt toch hun kracht en eigenaardigheid door ons ongeloof of onze ondankbaarheid nooit uitgeblust." (Institutie, III, II, 32).
„Evenwel, zult gij zeggen, indien dat zo is, zal men maar weinig kunnen vertrouwen op de beloften des Evangelies, die, wanneer ze van Gods wil getuigen, bevestigen dat Hij datgene wil wat strijdt tegen Zijn onschendbaar besluit. Dat is geenszins zo; want hoewel de beloften der zaligheid algemeen zijn, strijden ze toch in niets tegen de praedestinatie der verworpenen, mits wij slechts onze geest richten op hun uitwerking. Wij weten dat de beloften eerst dan voor ons werkdadig zijn, wanneer wij ze door het geloof aannemen; maar wanneer daarentegen het geloof verijdeld is, is tevens ook de belofte teniet gedaan." (Institutie, III, XXIV, 17).
Gods beloften en onze verantwoordelijkheid
Waarom laat de Heere Zijn beloften verkondigen aan alle hoorders van het Evangelie? Opdat niemand enige verontschuldiging zou overhouden. Niet alleen de zonde stelt ons schuldig voor God, ook, en vooral, het afwijzen van Zijn genade.
„Dit is het oordeel, dat het Licht in de wereld gekomen is, en de mensen hebben de duisternis liever gehad dan het licht, want hun werken waren boos" (Joh. 3 : 19). Waar de rijkdom van Gods beloften wordlt verkondigd, daar wordt de mens in zijn armoede te kijk gezet. Wanneer de Heere zegt „Ik ben het Brood des levens", dan betekent dat, dat ik zonder van dat Brood te eten moet sterven van honger. Wanneer Hij het water des levens aanbiedt, dan wil dat zeggen dat ik anders van eeuwige dorst moet versmachten. En wanneer Hij me wil bekleden met de kleren des heils, dan zegt Hij daarmee dat ik naakt ben.
Het is dus Gods bedoeling door de prediking van het Evangelie ons.te laten zien onze honger, onze dorst, onze naaktheid, onze armoede, en dat we vanuit die ellende zullen vluchten tot Zijn onuitsprekelijke rijkdom. Dat we zullen zeggen: „Heere, ik heb niets, maar U hebt alles, ik ben niets, maar U bent alles, ik kan van mezelf niets, maar U bent de Machtige." De Heilige Geest en de beloften
. In het lezen van het Woord en in de prediking van het Woord komen dus de beloften van God tot zondaren. Worden zondaren genodigd, aangespoord, opgeroepen, zich te bekeren en de beloften van het Evangelie te geloven. Maar is er nu één zondaar die dat uit zichzelf doet, een zondaar die dat uit zichzelf kan? Nee, niemand kan dat, niemand wil dat ook.
Dat het tóch geschiedt is alleen maar te danken aan de verborgen werking van de Heilige Geest. Ook daarop legt Calvijn voortdurend de nadruk. „Daarom, zonder' de verlichting met de Heilige Geest wordt er door het Woord niets gewerkt."
Maar op grond daarvan heeft Calvijn zich niet laten verleiden geringschattend te spreken over het Woord. Integendeel/juist hij wijst altijd weer op de noodzaak van de omgang met het Woord, en van het horen van de prediking. Woord en Geest vormen bij Calvijn geen tegenstelling, hij zag die twee juist als een eenheid.
Het is niet zó dat de Heilige Geest eerst over ons komt en dat we dan pas het Woord gaan verstaan. Ook niet zó dat we 't Woord lezen of horen en dat de Heilige Geest achteraf het Woord kracht bijzet. Dat gaat samen. Calvijn gebruikt in dit verband vaak het woord „simul" (tegelijkertijd). De Heere heeft de Heilige Geest beloofd bij het Woord, en de Geest doet Zijn werk mét het Woord. We mogen die twee wel onderscheiden, maar niet scheiden.
Hoe de Heilige Geest dat doet, dat is Gods geheim. „De wind blaast waarheen hij wil en gij hoort zijn geluid, maar gij weet niet vanwaar hij komt en waar hij heengaat, alzo is een ieder die uit de Geest geboren is" (Jöh. 3:8).
We kunnen ons de samenhang en de samenwerking van Woord en Geest nooit
intiem genoeg voorstellen. Calvijn zegt: „God scheidt nooit Zijn hand van Zijn mond". Zijn mond — dat is het .Woord, de belofte. En Zijn hand — dat is de krachtdadige werking van Zijn Heilige Geest. ,
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 augustus 1982
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 augustus 1982
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's