DE PREDIKING VAN GODS BELOFTEN
(2)
Voor wie zijn de beloften?
Een vraag die rechtstreeks verband houdt met het voorafgaande is deze: voor wie zijn de beloften? Wanneer we niet een bijbel vól beloften hebben, maar wanneer de Heere slechts sporadisch één belofte geeft, dan is het duidelijk dat de beloften niet aan alle mensen zonder onderscheid mogen worden verkondigd.
verkondigd. Terecht heeft dr. C. Graafland opgemerkt dat het bij deze visie zó wordt voorgesteld „dat niet allen voor deze belofte in aanmerking kwamen, zelfs niet allen die door de doop in het verbond met God zijn opgenomen, maar alleen degenen die bekommerd zijn vanwege hun zonden, en met een oprecht, door de Geest gewerkt verlangen, uitzien naar het heil des Heeren, dus reeds 'in de belofte' leven. Zodoende kon de prediking van de belofte Gods niet ruim en onbelemmerd gebracht worden. Men moest erbij vermelden voor wie zij bestemd was" (C. Graafland, Het vaste Verbond, pag. 76).
De bekende tekst uit de Pinksterpreek van Petrus, die geciteerd wordt in het doopsformulier (U komt de belofte toe en uw kinderen, enz.) wordt dan ook uitsluitend betrokken op hen die verslagen zijn in het hart en die gekomen zijn met de vraag: wat zullen wij doen, mannen broeders?
Op het eerste gezicht lijkt het allemaal te sluiten als een bus. Men zegt dan: een mens zal toch éérst aan zijn zonde moeten worden ontdekt. Immers, zonder kennis van ellende is geen verlossing nodig. Pas wie grondig verbrijzeld is door de Wet is een geschikt objekt voor het Evangelie van Gods genade. Juist aan hen die ontledigd zijn en die niets meer hebben belooft de Heere dat Hij alles voor hen wil zijn en dat Hij alles aan hen wil geven.
Zelfkennis en zondekennis en schuldbesef — op zichzelf nodige en onmisbare zaken! — worden dan toch op een subtiele manier tot een soort voorwaarden om tot Christus te komen, voorwaarden die recht geven op de beloften van het Evangelie.
Het is merkwaardig, maar wat men door de voordeur wilde uitdrijven — de grond in de mens — heeft men dan door de achterdeur binnengehaald. We ziin dan immers terecht gekomen bij de Judaïsten tegen wie Paulus in de Romeinenbrief en in de Galatenbrief zo heeft gestreden omdat ze de Wet wilden onderhouden om op die wijze een zeker recht te krijgen op het Evangelie.
Voor alle hoorders
Men moet het woord van Petrus (U komt de belofte toe...) toch wel erg uit het verband rukken, wil men de belofte beperken tot de verbrokenen van hart en de verslagenen van geest. Want Petrus zegt niet alleen: U komt de belofte toe, maar ook: Uw kinderen. En bovendien: allen die daar verre zijn. Van die kinderen, maar zeker van hen die verre waren, wist Petrus toch niet of ze ooit door de Heilige Geest aan zichzelf zouden worden ontdekt...
Maar afgezien van deze tekst, uit héél de Schrift is duidelijk genoeg dat de Heere Zijn genade aanbiedt, Zijn heil verkondigt aan ieder die^Jiet maar horen wil. Wendt u naar Mij toe en wordt behouden, alle gij einden der aarde (Jes. 45 : 22). Mannen broeders, tot u is het Woord der zaligheid gezonden (Hand. 13 : 26). Wie dorst heeft kome en wie wil neme het water des iêvens om niet (Operib. 22 : 17).
Wie de belofte van het Evangelie beperkt tot de uitverkorenen of zelfs tot de verbrijzelden en verslagenen, die komt, hoewel hij misschien de schijn van rechtzinnigheid heeft, in lijnrechte strijd met de belijdenis der Kerk! Want de Dordtse Leerregels zeggen: „Voorts is de belofte van het Evangelie dat ieder die in de Gekruisigde Christus gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. Welke belofte aan alle volken en mensen tot wie God naar Zijn welbehagen Zijn Evangelie zendt, zonder onderscheid moet verkohdigd en voorgesteld worden, met bevel van bekering en geloof" (D.L. II, 5). En: „Zovelen als er door het Evangelie worden geroepen, die worden ernstig geroepen. Want God betoont ernstig en waarachtig in Zijn Woord wat Hem aangenaam is, namelijk dat de geroepenen tot Hem komen. Hij belooft ook met ernst allen die tot Hem komen en geloven de rust der zielen en het eeuwige leven" (D.L. III/IV, 8).
Het is dan ook de opdracht van alle dienaren van het Evangelie deze belofte te verkondigen, onbepaald en onbeperkt. Iemand heeft gezegd: „Wie de belofte verzwijgt, pleegt verzuim, wie haar onkent pleegt verzet."
De Marrow-theologie
Nergens is de prediking van Gods beloften zo krachtig en nergens klinkt het aanbod van Gods genade zo duidelijk als in die stroming van de Schotse theologie die we kennen als de Marrow-theologie. Uit reaktie tegen hen die van het Evangelie een nieuwe wet maakten, waarbij de mens van zijn kant eerst aan bepaalde voorwarden moest voldoen, verkondigen deze theologen met kracht en met kleni Christus aan alle hoorders van het Evangelie.
Het zou geen moeite kosten hiervan vele voorbeelden ter illustratie te geven. Moge hier één citaat volgen:
„Waarom twijfelt gij eraan, daar er geen twijfel over valt? Gaat heen, zegt Christus, predikt het Evangelie aan alle creaturen. Dat is: gaat heen en verkondigdt ieder mens zonder uitzondering dat, hoe groot zijn zonden of wederspanningheden ook geweest zijn of nóg zijn, gaat heen, verkondigt hem deze blijde boodschap dat, indien hij komen wil, Ik hem zal aannemen. Dat Ik hem zijn zonde zal vergeven en dat hij zalig zal worden. Zeg hem indien hij komen wil en Mij aannemen wil, dat Ik zijn liefhebbende Man en hij Mijn beminde bruid zal zijn. Laat ik het zeggen met de woorden van de apostel: Zo zijn wij dan gezanten van Christus' wege, alsof God door ons bade, wij bidden van Christus' wege: laat u met God verzoenen!"
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 augustus 1982
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 augustus 1982
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's