Een bange droom
lk zocht des nachts op mijn leger Hem, Dien mijn ziel liefheeft; ik zocht Hem, maar ik vond Hem niet; (ik zeide: lk zal nu opstaan en in de stad omgaan, in de wijken en in de straten; ik zal Hem zoeken, Dien mijn ziel liefheeft; ik zocht Hem, maar ik vond Hem niet. De wachters die in de stad omgingen, vonden mij; (ik zeide: Hebt gij Dien gezien, Dien mijn ziel liefheeft? Toen ik een weinigje van hen weggegaan ivas, vond ik Hem, Dien mijn ziel liefheeft; ik hield Hem vast, en liet Hem niet gaan, totdat ik Hem in mijner moeders huis gebracht had, en in de binnenste kamer van degene; die mij gebaard heeft. lk bezweer u, gij dochters van Jeruzalem! die bij de reeën of bij de hinden des velds zijt, dat gij de liefde niet opwekt, noch wakker maakt, totdat het haar luste! Hooglied 3 : 1—5
1. In het gemis
In dit tekstgedeelte wordt ons een droom beschreven. Uit de loop van de gebeurtenissen die ons hier verteld worden, blijkt dat we met een droom te maken hebben. Zo gaat het in de werkelijkheid niet toe. Het relaas vertoont allerlei typische kenmerken van een droom. Deze droom van het meisje uit het Hooglied is veelbetekenend. Dromen zijn heus niet alleen maar bedrog. We zouden kunnen zeggen: waar het hart vol van is, daar loopt de droom van over. Zeg mij welke uw dromen zijn, en ik zal u zeggen wie u bent.
Het was voor de bruid een bange droom. Een nachtmerrie. Er is sprake van een schrikreaktie. De geliefde blijkt sooorloos te zijn. Ineens dringt het tot haar door: hij is er niet. En dat terwijl het nacht is. De nacht is dreigend en drukkend. Dan heeft zij hem juist zo nodig. Maar hij is er niet! Ze zoekt vergeefs. Ze slaat verwilderd om zich heen. Ze staat slaapdronken op van haar bed. Juist in het gemis wordt het haar duidelijk hoeveel ze van haar geliefde houdt. Tot vier keer toe wordt in dit tekstgedeelte gesproken van 'hem die mijn ziel liefheeft'. Zielsveel houdt zij van hem. Zelfs in haar dromen staat hij centraal. Als hij niet aan haar zijde is, voelt zii zich hopeloos en hulpeloos. Ontberen doet waarderen. Dat weten room de alleenstaanden en eenzamen onder ons. Dat weten de weduwnaren en de weduwen. U weet er van dat u wankelend om u heen grijpt, maar mis tast. U zoekt hem, haar, maar u vindt niet. Men kent en vindt haar zijn standplaats zelfs niet meer. Weet dat bij de HEERE een wees ontfermd zal worden. Hij is de Man van de weduwen en de Vader van de wezen. Zoek in uw eenzaamheid met God gemeenzaamheid.
Een schrikreaktie kan heilzaam zijn. Mensen kunnen ook in het huwelijk zo uit elkaar groeien. Het is goed dat man en vrouw dan eens gealarmeerd raken. Het gaat zo niet goed, we raken elkaar kwijt, we moeten elkaar weer opnieuw gaan zoeken en vinden. Beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald. Maar zo is het ook in de verhouding tot God. De bruid die haar bruidegom kwijt is, kan model staan voor het volk Israël dat ook meer dan eens de God van het verbond kwijt was. Lange tijd kon Israël er over heen leven. Doen alsof er geen wolkje aan de lucht was. Maar dan trok de HEERE Zich terug. Hij hulde Zich in de wolken van Zijn verborgenheid. Hij wendde Zijn aangezicht en trok Zijn hand af van Zijn ontrouw volk. Maar zo kwam het meer dan eens tot een schrikreaktie, tot de schokken, de ontdekking van de bittere realiteit. Denk in dit verband aa Hosea 5 : 15: Ik zal heengaan en wee keren tot Mijn plaats, tótdat zij zichze. schuldig kennen en Mijn aangezicht zoeke* , als het hun bang zal zijn, zullen zij Mij vroeg zoeken'.
De hoop van Christus' gemeente in deze tijd is er op gevestigd dat het volk Israël tot deze heilzame schrikreaktie zal komen. Tegelijkertijd heeft zij ook zichzelf nauw, ja zeer nauw te onderzoeken. Is er geen sprake van een ongezonde kerkslaap? En verslaapt zij haar tijd niet, terwijl Christus Zich in droefheid aan haar onttrekt? Heeft zij geen wekker of alarmschei nodig, opdat zij weer wakende en nuchter zal zijn in het uitzien naar de Bruidegom?
We gaan nog een stap verder. Ook het persoonlijk geloofsleven kent de heilzame schrik. Door Woord en Geest zien we de k J trieste werkelijkheid van ons bestaan sinds de zondeval in het paradijs. Van nature zijn we zonder God en zonder hoop in deze wereld. We hebben onze eerste Man verlaten en ons op overspelige wijze gekeerd tot de valse minnaars (Hosea 2). Zo hebben we God achter onze rug en een eeuwig verderf voor ogen. We zijn er echter blind voor, zolang de heilzame ontdekking niet plaatsvindt, de noodzakelijke schrikreaktie: 'ik zocht Hem, maar ik vond Hem niet'. De Heere moet ik missen — en dat terwijl het nacht is. Terwijl alle seinen op onveilig staan en de dood op ons loert aan alle kant. Wat een ontdekking: ik sta schuldig en ik heb geen Verlosser!
In het gemis. Voor het eerst of opnieuw. Want we kunnen de HEERE ook opnieuw wijt zijn. Meestal zijn we zelf de oorzaak *an die verwijdering en 'verachtering in de genade'. Hebben we heimelijk bepaalde zonden aan de hand gehouden, onbeleden en onbestreden? Leven we in onmin met onze naaste? Willen we onze stijve nek niet buigen en ons hoge hart niet vernederen? Is ons gebedsleven verflauwd en ingezonken? Langzaam maar zeker trekt de Geest Zich van ons terug. Lange tijd merken we het niet. Dan ineens staan we opnieuw in het gemis. Naakt en berooid aan de dijk gezet. Wat ontzettend! Want we kunnen Hem toch niet missen... We hebben Hem lief met een liefde, die zichzelf uiteindelijk toch niet verloochenen kan. De liefde Gods is uitgestort in ons hart — en wat uit Hem vloeit, keert altijd tot Hem weder! Ik zoek Hem die mijn ziel liefheeft. Daar vlamt het
vuur van de liefde weer boven de as uit. 'Ik zal heengaan en weerkeren tot mijn vorige Man — want toen was mii beter dan nu' (Hos. 2:6). Dus: anuit het gemis op zoek. Het geheim daarvan is dat de HEERE de werken van Zijn handen niet laat varen.
2. Op zoek
Als de bruid — in haar droom — haar vriend mist, besluit ze hem te gaan zoeken. In het holst van de nacht gaat ze de straat op. Daar dwaalt ze dan door de wijken van de donkere stad. Ze is daarmee als vrouw alleen in een hachelijke positie. Dat wordt nog erger wanneer ze een patrouille stadswachters ontmoet. Wat moeten deze ordebewakers wel van haar denken? Zullen ze haar wellicht oneerbare bedoelingen toedichten? Of haar hard vallen, zoals we lezen in hoofdstuk 5 : 7: De wachters die in de stad rondgingen, vonden mij, zij sloegen mij, zij verwondden mij; de wachters op de muren namen mijn sluier van mij.' Het ergste is in die nachtmerrie dat het zoeken niets schijnt te helpen. De geliefde is en blijft spoorloos. Vandaar ook het herhaalde: ik zocht hem, maar ik vond hem niet — ik zocht hem, maar ik vond hem niet.
Deze droom is toch echt welsprekend en veelzeggend. Hij legt getuigenis af van echte liefde. De bruid zei immers niet alleen 'ik zal opstaan...', maar ze dééd het ook. Ze voegde de daad bij het woord. Het is niet zo dat zij even in verwarring de kamer rondkeek, om zich daarna op haar andere zij te draaien en verder te slapen. Het bleef niet bij een lauw en flauw gemis, maar ze nam een kloek besluit. Al was het dan ook met de moed der wanhoop...
Het ernstig, moedig en volhardend zoeken van de bruid in haar droom, is een beeld van het zoeken naar God in de waarachtige bekering. Als onder Israël, in de Kerk, in ons hart het gemis van God geboren wordt, de levende droefheid naar God, het grote heimwee uit psalm 42 — dan gaan we niet bij de pakken neerzitten en dan geven we het ook zomaar niet op. In het geestelijk zoeken (dat als keerzijde heeft de trekking door de Vader) ligt een machtige intensiteit, moed en volharding. Vanwaar die lange adem? Omdat de liefde de diepste drijfveer is! Bij dit zoeken doen zich allerlei moeilijkheden voor. In de droom zijn de stadswachters daar een voorbeeld van. Maar dan worden volgens vers 3 zelfs die bedreigende wachters vrijmoedig aangesproken met de vraag of ze mededelingen kunnen verschaffen over de geliefde. Het oprechte zoeken overwint dus de hinderpalen. Het laat zich niet uit het veld slaan.
Ook al bekruipt de zoekers naar God soms de moedeloosheid. Dan is een bemoedigend woord op zijn plaats:
gij die God zoekt in al uw zielsverdriet houdt aan, grijpt moed — uw hart zal vrolijk leven.
3. vindenstijd
Het wordt toch nog een goede droom. Meestal hebben zulke dromen geen 'happy ending'. Anders zouden het ook geen echte nachtmerries zijn... Op een ogenblik schrik je wakker, langzaam kom je weer bij je positieven — en met grote opluchting constateer je dat het erge, dat ontzettende, niet echt waar is, maar slechts gedroomd. Zoals gezegd, hier gaat het anders. Want de bruid vindt uiteindelijk de bruidegom en houdt hem vast omklemd, als of ze hem nooit meer los zal laten. Wat een blijdschap! Toch nog gevonden. De patrouille wachters was nèt voorbij, ze sloeg als het ware de hoek van de straat om en zie — daar was" hij, de zielsbeminde. Ze neemt hem dan mee naar het huis van haar moeder. Mogelijk duidt dat op het sluiten van een huwelijk. Zo lezen we van Izaak dat hij Rebecca bracht 'in de tent van zijn moeder Sara' (Gen. 24 : 67).
Zo is er ook in het geloofsleven vindenstijd. Voor Israël wederkeer, leven uit de doden. Voor de Kerk reformatie en réveil. De HEERE wordt niet vergeefs gezocht. Hij laat Zich vinden. Soms ongedacht snel. Dan weer na lange tijd. Maar altijd wonderlijk en onverwachts. Als een licht dat in de nacht ontstoken wordt. We weten dan de HEERE nabij met Zijn uitgebreide armen: 'zie, hier ben Ik; zie, hier ben Ik'. Dat wil een mens vasthouden: 'ik hield Hem vast, en liet Hem niet gaan.' Dat is aanklevend en aanhankelijk geloof. Of nog liever andersom: . de vasthoudendheid van Christus' trouw! Want het is als met een magneet en een spijker. We zien de spijker bewegen en de magneet stilstaan. Maar van de magneet gaat de aantrekkingskracht uit, die de spijker in beweging brengt. Het tekstgedeelte mag de beweging van de bruid beschrijven — op de achtergrond staat de Bruidegom als de bewegende oorzaak. Hij is de Alpha en de Omega. Want het is de HEERE die in het gemis brengt, die aan het zoeken zet én die zich vinden laat. En dan houden wij vast, omdat de HEERE óns vasthoudt en Zich door ons laat vasthouden.
Nog even aandacht voor de verzen 4 en 5. We zien dat de liefde niet verzadigd wordt van de Geliefde. Er wordt gezocht en gevraagd naar een toenemende vertrouwdheid en vertrouwelijkheid. Op het ouur menselijk niveau - waarop het Hooglied zich allereerst beweegt — zeggen deze verzen ons dat liefde moet rijpen. Vers 5 is een refreinvers dat als zodanig één van de kernuitspraken van het boekje aangeeft: liefde is niet te forceren, liefde dient gerespekteerd te worden in haar eigen spontaniteit. In onze tijd storten velen zich zomaar vanuit hevige verliefdheid op hartstocht in een relatie. Ontzettend veel leed is het gevolg van dat ondoordacht omgaan met de liefde. Hier wordt heilzame raad gegeven. Werd deze waarschuwing meer ter harte genomen, er zouden niet zoveel bittere tranen geschreid behoeven te worden. Het aantal echtscheidingen zou niet zo schrikbarend hoog zijn en binnen de huwelijken zou er niet zoveel verkilling en verwijdering zijn. Laten onze jonge mensen toch uit het Hooglied willen leren dat een goede voorbereidingstijd op het huwelijk van grote betekenis is. Onrijpe vruchten moet je niet afplukken. Maar de omgang met elkaar in verkerings-en verlovingstijd zó beleven, dat er groei en verdieping is in de liefde, zodat het verlangen naar de trouwdag groeit. Ook binnen het huwelijk blijft dat rijpingsproces trouwens aan de orde. Liefde die aan liefde groeit.
In het geloof is er het heimwee naar het 'alzo zullen wij altijd bij de Heere zijn'. De ervaring van 'een komende en een gaande Jezus' is de gelovigen niet onbekend. Zó is Hij er en zó moeten ze Hem weer missen. Het gaat op en neer. Licht en schaduw wisselen elkaar af. Dat zal niet meer zo zijn als de Bruidegom is gekomen op de wolken en het eeuwige bruiloftsfeest is aangebroken. Het beginsel van die eeuwige vreugde houdt voor de bruidsgemeente het maranathaverlangen levendig.
Ik blijf de HEER' verwachten; mijn ziel wacht ongestoord — ik hoop in al mijn klachten op Zijn onfeilbaar Woord. Mijn ziel vol angst en zorgen wacht sterker op de HEER', dan wachters op de morgen — de morgen, ach wanneer? (Psalm 130 : 4)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juli 1982
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juli 1982
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's