Het laatste Heilofeit
Wij zijn bezig een antwoord te geven op de vraag waarom er zo weinig geestelijke betrokkenheid is op de wederkomst van Christus. De vraag kan gesteld worden of de vrees, in de zin van angst, voor het komend gebeuren ons niet in de verleiding brengt het einde aller dingen, dat toch nabij is, maar ver weg te schuiven. Hierop moet vanuit de praktijk helaas bevestigend geantwoord worden. Men bespeurt in de gemeente vaker angst voor de dreigende ondergang van de wereld, voor het katastrofale karakter van de Dag des Heeren, dan blijdschap en verwachting. De angstige vrees, die zijn wortels heeft in het ongeloof vraagt: wat staat er ons allemaal te wachten? Werd en wordt in de prediking ten onzent teveel het vernietigend karakter van de laatste dagen en het laatste oordeel benadrukt? Het is een legitiem en bijbels onderdeel van de verkondiging van de wederkomst van Christus. Maar ook niet meer dan een onderdeel. Niet het hoofddoel. De prediking van het groots gebeuren van het laatste heilsfeit geschiedt misschien wel eens teveel in de trant van gericht en oordeel. Toch is dit niet het enige en laatste woord wat er over te zeggen valt. De hoogste Profeet leraart Zelf dat als wij deze dingen zien geschieden de gemeente als Bruid van Christus het hoofd moet opheffen en weten dat haar verlossing nabij is. Het verzwijgen van dit element leidt dan inderdaad tot angstige voorgevoelens en stimuleert de neiging er maar niet teveel aandacht aan te besteden. Ook hier geldt: hoe zullen zij horen als het niet verkondigd wordt en hoe zullen zij goed horen als het niet op de juiste manier verkondigd wordt? Bevat soms de preek sterk eschatologische noties, dan merk je aan die reacties dat deze dingen (te) weinig leven in de gemeente.
De prediking die de wederkomst van Christus benadrukt wordt erg „afstandelijk" aangehoord. Niet te lang en vooral niet teveel. De dominee moet nu maar weer eens gaan preken hoe de mens bekeerd moet worden. En dit geldt niet alleen de oppervlakkigen onder de kerkgangers, maar je kunt het soms ook te horen krijgen van oprecht gelovigen; ja, we moesten eigenlijk wel naar de wederkomst van Christus verlangen, maar voor het laatste oordeel dienzen we wat terug. Want als ik, denk zo zegt men, aan mijn kinderen en kleinkinderen en aan het onbekeerd ontmoeten van Christus in het laatste gericht, dan hoop je heimelijk dat die wederkomst nog wat uitblijft. Helaas moet dan erkend worden dat in dit verband meer de vrees dan de vreugde domineert. Dit euvel, deze slappe geloofshouding, die — volgens de gelijkenis — zelfs de wijze maagden kenmerkt, is alleen te genezen aan het Woord en de getrouwe prediking daarvan. Scherp wordt er soms op gelet of „de drie stukken" in elke preek wel voldoende aan de orde komen. Het sluitstuk, de wederkomst, die ook elementair tot de verkondiging van al de Raad Gods behoort, wordt zelden of ooit door de gemeente gemist. U kunt nog wel eens horen: hij preekt de ellende of de verlossing niet genoeg. Minder hoor je, hij preekt de dankbaarheid niet genoeg. Maar ligt het aan mij, hoor ik het niet goed als je nooit hoort, (althans bijna nooit) hij preekt de wederkomst niet genoeg?
Wij denken als predikers misschien dat we meesters zijn in de verkondiging van de oordelen of kunstschilders in het uitbeelden van de verschrikkingen van het laatste oordeel. Maar we dienen ons ook als verkondigers van het Woord rekenschap te geven dat er in de prediking — en dientengevolge ook in de gemeente — een grote leemte openblijft als we het evangelisch karakter van de leer der laatste dingen achterwege laten. Nauwkeurige raadpleging van de Schrift echter leert ons dat het eschaton (het einde aller dingen) overstroomt van beloften. In die dag en op dat uur zal alles pas uitlopen op de grote bevrijding van de gemeente van Christus, op de-in-bezitneming van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde waarop gerechtigheid woont. Op die dag zal het nieuwe Jeruzalem van God neerdalen uit de hemel, gelijk een bruid die voor haar Man versierd is. De gemeente van Christus zal dan herenigd zijn, de dood verzwolgen zijn tot overwinning, de satan voor eeuwig in de afgronddiepe put geworpen zijn. Te weinig wordt de gemeente getroost met het blij vooruitzicht vervat in het woord van Christus: Als gij deze rampen zult zien geschieden, zo heft uw hoofden omhoog en weet dat uw verlossing nabij is, voor de deur. Zien we niet teveel de Rechter en te weinig de Redder in de wederkomende Christus? Nu we in grote lijnen de geringe belangstelling van de kerk van Christus voor de wederkomst van Christus geconstateerd hebben wordt het tijd om ons met des te meer klem van redenen af te vragen:
Wanneer zijn we persoonlijk bij het eschaton betrokken?
Negatief beantwoord moet gezegd worden niet zolang we ons persoonlijk buiten het geloof in Christus bevinden. Zonder geloof is er helemaal geen betrekking op Hem. Wat moeten we beginnen als we Hem niet eens hebben leren kennen? De persoonlijke betrokkenheid hangt samen met het positieve belijden zoals dit verwoord is in antwoord' 52 van de Heidelberger Catechismus: „Dat ik in alle droefenis en vervolging met een opgericht hoofd, even Dezelfde, die zich tevoren om mijnentwil voor Gods gericht gesteld en al de vloek van mij weggenomen heeft, tot een Rechter uit de hemel verwachte, die al Zijn en mijn vijanden in de eeuwige verdoemenis werpen, maar mij met alle uitverkorenen tot zich in de hemelse blijdschap en heerlijkheid nemen zal."
Gericht en redding worden in deze belijdenis evenwichtig aan de orde gesteld. Door het gericht henen loopt het uit op hemelse blijdschap en heerlijkheid. Heel de wereld zal dit einde meemaken. Aller oog zal Hem zien, ook degenen die Hem doorstoken hebben. Hij moet als Koning heersen totdat Hij al Zijn vijanden aan Zijn voeten zal hebben gelegd. De angst voor de wederkomst wordt gevoed vanuit de onbekendheid met Christus het niet weten dat Hij voor mij het oordeel is doorgegaan en dat ik met Hem aan het oordeel ben onttogen. Het betrokken zijn op de wederkomst van Chirstus kan er alleen maar zijn als er geloofsverbinding met Hem is, en als het geloof in levende oefening met Hem omgaat.
Op de vraag „wanneer" kan het antwoord zijn, kort en goed: Als we de christelijke hoop deelachtig zijn, die niet ontstaat uit onze geboorte, maar uit de wedergeboorte. Krachtens onze geboorte zijn we zonder God en zonder hoop in de wereld. Maar krachtens wedergeboorte delen we in de levende hoop. Ik denk aan de onvergelijkelijk schone uiteenzetting van de apostel Petrus in het eerste hoofdstuk van zijn eerste brief: Geloofd zij de God' en Vader van onze Heere Jezus Christus, die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren tot een levende hoop door de opstanding van Jezus Christus uit de doden tot een onbevlekkelijke en onverwelkelijke en onverderfelijke erfenis, die in de hemelen bewaard is voor u. In welke gij bewaard wordt in de kracht Gods door het geloof tot de zaligheid die bereid is, (d.w.z. die gereed staat) om geopenbaard te worden in de laatste tijd.
Geen wonder dat zó alleen gesproken kan worden van de troost van de wederkomst van Christus. Ik meen dat die schatten meer en meer voor de gemeente uitgestald moeten worden en dat, naarmate we zien dat de Dag nadert, dit uitstallen geen uitstellen langer kan lijden.
Het geloof in de wederkomst van Christus ligt teveel onder het stof van de vanzelfsprekendheid begraven. Vanzelfsprekendheid is immers de dood voor alle geloof. We zijn niet vanzelfsprekend christenen, we kunnen niet vanzelfsprekend geloven. We zullen er geen vanzelfsprekende godsdienst op nahouden. Vanzelfsprekendheid bedekt en bedelft het wonder van de genade. De oude profeet riep Israël op en zei: Maak u op en schudt u uit het stof gij. jonkvrouw van Israël. We zullen die woorden opnieuw moeten laten klinken binnen de gemeente van Christus en richten tot allen die van wedergeboorte door genade weet hebben.
Om met Calvijn te spreken worden wij alleen door de barmhartigheid Gods tot de hoop des eeuwigen levens wedergeboren. Let op het grote doel. De hoop van het eeuwige leven. Dat voorkomt rusten in de bekering, stilzitten bij de wedergeboorte. Is het genoeg dat een kind geboren is? Nee, het kind moet groeien, opwassen in de genade. Ook opwassen in de genade van de verwachting der wederkomst. De derde vrucht van Christus' opstanding uit de doden is dat Zijn opstanding ons het pand is van de zalige opstanding. Komen er dan bloed en vuur en rookdamp, komen er dan katastrofes en komt dan het wereldgericht, het zij zo. Het kan niet anders. Het geloof late er zich niet door
weerhouden om vurig naar die Dag te verlangen, want het gaat om de komst in heerlijkheid.
Rest ons nu nog de vraag in hoeverre wij op het eschaton betrokken zijn. In zoverre het geloof krachtig is, de hoop levendig en de uitgestorte liefde in het hart door de Heilige Geest aanvuurt om met die Geest te bidden gelijk het behoort. Want de Geest en de Bruid zeggen kom en die het hoort zegge: Kom; en die dorst heeft die kome en die wil neme van het water des levens voor niet. Hier ziet u de duidelijke verbindingslijn van het voorlaatste heilsfeit van Pinksteren met het laatste heilsfeit van de wederkomst. Ik wil er bij aantekenen dat dit waarachtig geloof, deze vaste hoop en vurige liefde niet eng particularistisch bedoeld is, maar haar betrokken zie op de-gemeente van Christus, van alle eeuwen, die alleen gemeente van Christus kan zijn in dit geloof, met déze hoop en door die liefde. Het persoonlijk geloofsleven komt immers ten volle tot zijn recht in de gemeenschap van alle heiligen. Alleen waar sprake is van dit leven is er hoop.
K. a Z.
H. V.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 juni 1982
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 juni 1982
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's