De tempelbelasting
En als zij te Kapernaüm ingekomen waren gingen tot Petrus die de didrachmen ontvingen en zeiden: w Meester, betaalt Hij de didrachmen niet? Hij zeide: a. en toen hij in huis gekomen was voorkwam Jezus hem, zeggende: a dunkt u, Simon de koningen der aarde, van wie nemen zij tollen of schatting, van hun zonen, of van de vreemden? Petrus zeide tbt Hem: an de vreemden. Jezus zeide tot hem: o zijn dan de zonen vrij. Maar opdat we hen geen aanstoot geven, ga heen naar de zee, werp de angel uit, en de eerste vis die opkomt, neem, en zijn mond geopend hebbende zult gij een stater vinden, neem die en geef hem aan hen voor Mij en u. ' Matth. 17 : 24—27.
Jezus is op de berg der verheerlijking geweest. En kort daarna begint Hij tegen Zijn discipelen opnieuw te spreken over Zijn lijden en sterven. Dat heeft ook de eerste keer al een diepe indruk op de discipelen gemaakt. Het is niet eens tot hen doorgedrongen dat Hij erbij gezegd heeft: „Ten derde dage zal Ik opstaan". Ze zijn er diep bedroefd door geworden.
En wanneer Hij dan met Zijn discipelen in Kapernaüm komt en zij nog vol zijn van wat Hij onderweg gezegd heeft over Zijn lijden en sterven, dan staat daar ineens iemand voor Petrus. Iemand die belast is met het innen van de tempelbelasting, en die vraagt: Uw Meester, betaalt Hij de didrachmen niet?
Dat dat juist nü gebeurt, op deze plaats en onder deze omstandigheden, wat heeft dat ons te zeggen?
1) Jezus beproefd in de dienst van Zijn Vader
Het is in de maand Adar. De maand waarin de tempelschatting betaald moet worden. Wie 20 jaar oud is en dus volwassen moet een jaarlijks bedrag betalen voor de instandhouding van de tempeldienst. We lezen dat in Exodus 30. Dat bedrag is voor alle Israëlieten even groot. Een halve sikkel per hoofd. Het zogenaamde hoofdgeld. En een halve sikkel is evenveel als twee drachmen. Vandaar dat men in de dagen van de Heere Jezus spreekt over de didrachme, de dubbele drachme.
Het is maar 'n luttel bedrag. Elke Israëliet kan het betalen, of hij rijk is of arm. Maar vele kleintjes maken nu eenmaal één grote.
Waarom is dat bedrag voor elke Israëliet even groot? Onze vrijwillige bijdrage bij-t voorbeeld is afhankelijk van ons inkomen. Dat geldt ook voor Israël. De vrijwillige offers en de tienden, daar is verschil tussen. Maar het hoofdgeld is voor allemaal gelijk. Als iemand 20 jaar wordt, dan gaat hij over tot de getelden. En als de Heere gaat tellen dan is er tussen ons, mensen, geen enkel verschil. Dan zijn we allemaal gelijk. Zakenman of arbeider, intellektueel of analfabeet. Warit er is niemand die goed doet, ook niet tot één toe. Allen zijn we afgeweken, samen zijn we onnut geworden.
En héél de eredienst van het Oude Testament wijst erop dat de zonde kan worden verzoend, dat de schuld kan worden betaald. Daarom worden er dagelijks offers gebracht. Maar die offerdienst kost geld. En die halve sikkel is het bedrag dat iedere Israëliet moet betalen om die offerdienst in stand te houden. Een persoonlijk losgeld, een persoonlijk zoengeld. Voor allemaal evenveel. Want voor de Heere zijn we allen gelijk. Eh daarom is er ook maar één prijs waardoor we behouden kunnen worden.
Is de verzoening dan voor geld te koop? , Nee, „hij kan de prijs der ziele, dat rantsoen aan God in tijd noch eeuwigheid voldoen". Maar de Heere heeft dit ingesteld als een symbolisch bedrag dat heenwijst naar hèt offer dat gebracht zal worden.
Wie dus aan zijn verplichtingen voldoet en de didrachme betaalt, spreekt daarmee uit: ik ben één en al zonde, één en al onreinheid. Ik heb mijn plaats bij de Heer ^erzondigd. Er moeten offers gebracht worden voor mijn schuld. Daarom wordt het bedrag ook genoemd: het geld der verzoening.
Alléén — een Israëliet is uiteraard niet klaar als hij maar die halve sikkel betaald heeft. Zoals wij ook niet klaar zijn als we een flinke duit in de biddagkollekte hebben gedaan. De Heere neemt nooit genoegen met de gedachte van ons: ziezo, ik heb weer mijn plicht gedaan, de kerk zal aan mij niet tekort komen.
Er zullen er best geweest zijn onder Israël, die dachten: ik heb mijn halve sikkel betaald, mijn zonde is verzoend. Maar er waren er ook die wisten: al zou ik al het goed van mijn huis geven, daar neemt de Heere geen genoegen mee. Geen slachtvee, geen altaren vol spijs ten offer waren het voorwerp van Uw lust!
Maar hoe dan ook, de halve sikkel moet betaald worden. Net zolang tot HIJ gekomen is Die Zijn ziel zal geven tot een losprijs voor velen.
En nu is Hij gekomen. Daar gaat Hij Die wonderen heeft gedaan, zieken genezen, doden opgewekt. Maar de mensen in Kapernaüm hebben het allemaal niet geloofd. Hij kon er zelfs geen krachten doen wegens hun ongeloof. En deze mensen stellen de vraag: Uw Meester, betaalt Hij de didrachmen niet?
Ze willen verder niets met Hem te maken hebben. Maar Hij moet wel aan Zijn verplichtingen voldoen.
Dat is even brutaal! Hij Die gekomen is om de zonde te verzoenen, maar Die Zelf geen zonde gekend of gedaan heeft, wordt gemaand om het zoengeld voor Zijn leven te betalen. Hij van Wie alles is, Hij moet Zijn halve sikkel voldoen. Het Kind van de Vader moet het huis van de Vader in stand helpen houden.
Hebben de belastingambtenaren een bedoeling met die vraag? Jawel, er zijn twee mogelijkheden. Als Petrus ja zegt, dan kunnen zij zeggen: zie je wel dat Hij ook maar een gewoon Mens is? Een zondig mens, die ook moet betalen voor zijn zonde? En als Petrus nee zegt, dan kunnen ze zeggen: Hij is een Revolutionair, Hij voldoet het hoofdgeld niet. Hij houdt Zich niet aan de wetten van Mozes.
Hoe Petrus het ook wendt of keert, Hij loopt altijd in de val. Ze kunnen Hem altijd ergens van beschuldigen.
Jezus verdacht van ontrouw aan de dienst van Zijn Vader. Van ongehoorzaamheid aan de wet van Mozes.
Dat is al een stukje van Zijn lijden. Hij is gekomen tot het zijne, maar de zijnen hebben Hem niet aangenomen. De Vader heeft Zijn Zoon naar de wijngaard gezonden, maar de erfgenamen zeggen: Laat ons Hem doden!
Hebben we onszelf al eens zien staan bij de ambtenaren van Kapernaüm? Levend bij de letter van de Wet, maar voorbijgaand aan Hem Die komt om de Wet te ver-
vullen? Hij wordt ons voorgesteld tot een volkomen verzoening voor alle zonden. U zult toch het Offerlam, Dat door de Vader is goedgekeurd, niet afkeuren? Want dan blijft er geen slachtoffer meer over voor uw zonde. Dan zult u misschien wel aan al uw verplichtingen helden voldaan, maar dan zult u geen penning hebben om uw hemelhoge schuld te betalen. Alleen wanneer de Zoon u zal vrijgemaakt hebben, dan bent u waarlijk vrij!
2) Jezus vrijgesteld als de Zoon van Zijn Vader
Ja, zegt Petrus, mijn Meester betaalt wèl! Dat zegt hij uit liefde voor Jezus. Hij zou niet graag willen dat zijn - Meester in een kwaad daglicht kwam te staan. Toch gaat hij naar binnen. Misschien om aan de Heere te vragen of hij goed geantwoord heeft?
Maar hij krijgt niet eens de kans om zijn vraag te stellen. Jezus is hem vóór. En dat is nodig. Want Petrus zou óók wel zalig willen worden door de werken der wet. Hij heeft wel liefde voor de Heere Jezus, maar heeft hij Hem ook nodig om zijn zonde te verzoenen? Daar gaat de Heere hem nu in onderwijzen. Het is immers bij Hem: alles of niets. Zalig worden uit genade, en dan is werken overbodig. Of zalig worden uit de werken, en dan hebben we geen genade nodig.
De Heere Jezus gaat hem een vraag stellen. Simon! Niet: Petrus. Want hij is niet de rotsman met zijn belijdenis: Gij zijt de Christus. Hij is weer de oude Simon die leven wil van zelfbediening, zelfhandhaving.
Simon, van wie nemen de koningen schatting, van hun zonen of van de vreemden? Dat is niet zo moeilijk. Als de koningen, de gebieders der volken, belasting opleggen, wie moeten er dan betalen, hun kinderen of hun onderdanen? Daar heeft Petrus geen moeite mee: hun onderdanen natuurlijk!
Wel zegt Jezus, dan zijn de zonen vrij. De zonen hoeven dan niet te betalen. Maar Petrus heeft daar nog nooit aan gedacht. Hij heeft beleden: Gij zijt de Zoon van God. Maar als dat zo is, als Hij de Zoon van God is, dan is de tempel het huis van Zijn Vader. En moet Hij daarvoor dan betalen? Moet Hij het zoengeld op tafel leggen, Hij Die geen zonde gekend of gedaan heeft?
Nee, dat hoeft niet, de zonen zijn vrij, zegt Jezus, die hoeven niet te betalen. Weet u wat zo opvallend is? Hij zegt niet: zo is dan de Zoon vrij. Nee, zo zijn dan de zonen vrij.
Dat Hij Zelf vrij is van de tempelbelasting, dat begrijpen we wel. Hij hoeft niet te betalen voor de verzoening, want Hij heeft nooit zonde gedaan en in Zijn mond is nooit bedrog gevonden. Maar de zonen! Petrus en al die anderen die Hem gevolgd zijn! Allen die in Hem geloven, allen die op Hem hopen. Allen voor wie Hij de weg opgaat naar het kruis...
Want wij moesten wel betalen. We hadden een hemelhoge schuld en we konden er niets afdoen. We konden die schuld alleen maar groter maken. En dat verschrikkelijke vonnis hing ons boven het hoofd: betaal Me wat ge schuldig zijt... En zo niet, dan gaat de gevangenis open en we komen er niet meer uit tot we de laatste penning betaald hebben. En toen kwam HIJ, Die niet hoefde te betalen, maar Die wilde betalen. Niet met een halve sikkel, maar met Zijn bloed. En nu zijn de zonen vrij. De schuldenaars die niet betalen konden. Vrij op kosten van het Lam.
Jezus maakt hen vrij en Jezus houdt hen vrij. Want alles wat van Hem is, is ook van hèn. Alles is uwe, leven en dood, tegenwoordige en toekomende dingen. Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken?
Dan hebben we alles, ook voor dit leven. Dan is ons brood zeker, ons water gewis.
3) Jezus betalend uit de rijkdom van Zijn Vader
Nu moet Petrus naar de zee. Hij moet zijn hengel meenemen en die uitwerpen. Er zal dadelijk een vis bijten. En dan moet hij de bek van die vis maar opensnijden en dan zal hij een stater vinden. Dat is een geldstuk ter waarde van vier drachmen of twee didrachmen. Net genoeg om voor twee mensen het hoofdgeld te betalen.
Hoe is de stater in de bek van die vis gekomen? Dat staat er niet, maar dat kunnen we wel raden. We geloven toch in een God Die alles leidt en bestuurt? Alles moet naar Zijn weten horen. En al wat de paden der zeeën doorwandelt is van Hem.
En dat geldstuk, dat zal een visser verloren hebben, dat is overboord gevallen en een vis heeft ernaar gehapt en in z'n bek gekregen. Dat heeft de Heere bestuurd, want Hij had het nodig.
Petrus, ga maar naar de zee, vang een vis en dan kun je het hoofdgeld voldoen.
Is de Heere Jezus dan zo arm dat Hij die paar drachmen niet kan betalen? Had Hij dat niet gekund uit de beurs die Judas bij zich draagt? Ja, maar Hij doet het niet. Hij wil laten zien dat alles van Hem is. Dat Hij kan betalen uit de schat van Zijn Vader. Niet om de belastingambtenaar een staaltje van Zijn macht te tonen, want er is niemand bij als Petrus die vis vangt. Het is niet een wonder voor de mensen van Kapernaüm, maar voor de discipelen.
Hij stelt Zich onder de Wet van Zijn Vader, ook al is Hij Zelf gekomen om die Wet te vervullen. Hij stelt Zich gelijk met de zondaren.
Betaal voor MIJ en voor u. Voor Mij ook! Daarmee erkent Hij dat de zonde verzoend, dat de schuld betaald moet worden. Dat gaat Hij Zelf doen. Hij is immers op weg naar Golgotha? Wat Hij niet geroofd heeft moet Hij teruggeven.
Betaal voor MIJ... Dat zegt Hij in de maand Adar, precies een maand voor het Paasfeest. Wij houden biddag, ook een maand voor Pasen. Heeft dat ons iets te zeggen? Ja, dat alle zegeningen, ook die van het tijdelijke leven ons toekomen uit Zijn doorboorde handen. Dat de aarde vruchtbaar is, dat hebben we te danken aan het bloed dat op deze aarde is gedruppeld.
Voordat Hij naar Jeruzalem gaat om te lijden en te sterven betaalt Hij de didrachme, omdat niemand van ons betalen kan. Daarin ligt de vrijheid voor gebondenen. Daarin ligt de overvloed voor armen en behoeftigen.
Voor Mij, zegt Jezus, en voor u. Want nu zijn de zonen vrij. Nu hoeven ze nooit meer te betalen. Er is betaald. Het is volbracht. Ja, er is betaald voor een plaats in de hemel, in het Vaderhuis met de vele woningen. Maar de rest is ook betaald. Heel het leven, van de wieg tot het graf, heeft Hij voor Zijn rekening genomen.
Onze wieg stond op betaalde grond en ons graf zal gegraven worden in betaalde aarde. En alles wat daartussen ligt is ook betaald. Uw werk, uw brood, uw huis, Zelfs voor uw kruis en tegenspoed is betaald. Want alle dingen werken immers mee ten goede? Tenminste, als we in Christus zijn, als we door Hem vrijgemaakt zijn. Als we geen vreemden zijn, maar zonen.
Als we vreemden zijn, dan moeten we op eigen kosten door dit leven. Maar dan ook straks op eigen kosten eruit! Het is niet nodig. Want alles is voldaan. En wie het nu geprobeerd heeft zelf te betalen, maar iedere keer is het weer mislukt, en wie dan tot Hem komt, moede, arm en naakt, die zal het ondervinden: God ziet me aan alsof ik zelf alles betaald had.
Wat leven de zonen dan dikwijls ver beneden hun stand! Want alle's wat van Hem is, is ook van ons. Dan mogen we hier leven op kosten van Hem. Dan mogen we in een stukje brood en in een slokje water iets proeven van Zijn eeuwige zondaarsliefde. En dan sterven we ook op kosten van Hem, want dan is onze dood maar een doorgang tot het eeuwige leven. En het goed dat nimmermeer vergaat zullen we ongestoord verwerven en ons Godgeheiligd zaad zal 't gezegend aard-
rijk erven.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 maart 1982
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 maart 1982
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's