Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bijgeloof

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bijgeloof

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat is het?

Het is niet zo eenvoudig een definitie te geven van bijgeloof. Het woord zegt het al dat het een soort geloof is, maar dan wel een surrogaat-geloof. We verstaan eronder het vrezen van voortekenen of juist het vertrouwen op voortekenen, invloeden of machten.

In wezen is het bijgeloof een vorm van afgoderij. Afgoderij is immers, volgens de uitleg van de Heidelbergse Catechismus, in plaats van de enige ware God Die Zich in Zijn Woord heeft geopenbaard, of benevens Hem, iets anders verzinnen of hebben waarop de mens zijn vertrouwen stelt. (Antwoord 95 H.C.).

Voor ons gevoel is bijgeloof misschien iets minder zwaar geladen, iets onschuldiger dan afgoderij. Toch is de grens tussen beide moeilijk aan te geven. Waar de mens aan de openbaring van de levende God voorbijgaat of daarin niet of niet voldoende steun en houvast vindt, daar zoekt hij ergens anders een steunpunt of een houvast.

Bestaat het nog?

We zijn geneigd ons af te vragen of bijgeloof nog bestaat. Wanneer we horen over bijgeloof denken we al gauw aan vorige generaties die zulke sterke verhalen konden vertellen over heksen, spoken, voortekenen en allerlei geheimzinnige machten. Wie heeft die verhalen nooit gehoord, van deuren die uit zichzelf opengingen, van griezelige figuren die door stevig gesloten deuren binnenkwamen, van tekenen aan de hemel die rampen en onheilen voorspelden, van dieren of vogels die bepaalde geluiden lieten horen waardoor de mens werd gewaarschuwd. Vooral vroeger, toen men in lange, donkere winteravonden bij elkaar zat rondom het haardvuur, werden deze verhalen opgedist. En het gevolg was dat kinderen, en dikwijls ook volwassenen, er 's nachts niet van konden slapen of ervan droomden...

Wij zijn natuurlijk te verlicht om al die griezelverhalen te geloven. En toch is ook in onze tijd het bijgeloof lang niet uitgeroeid. Het openbaart zich weliswaar in andere vormen, maar het bestaat nog. Denk maar aan de onschuldig lijkende mascotte in de auto. Aan mensen die geen afspraak durven maken op vrijdag de 13de. We hoeven de ordinaire rubrieken in damesbladen ('t Staat in de sterren!) nog niet serieus te nemen, maar hoeveel mensen zouden vandaag de dag waarzeggers en waarzegsters raadplegen?

We moeten ons daarover maar niet verwonderen. Waar het geloof in God en Zijn Woord wegvalt, daar zoekt de natuurlijke , mens, ook de mens van onze verlichte eeuw, toch naar andere zekerheden.

Bijgeloof is taai

Onze voorouders in de Middeleeuwen waren uitermate bijgelovig. Legio zijn in die tijd de verhalen over heksen die door het luchtruim vlogen, al of niet op een bezemsteel, over zwarte katten die rondom een boom dansten en over koeien die betoverd waren zodat ze geen melk meer gaven. De Kerk deed niets tegen dit volksgeloof, integendeel, in kloosters werden afweermiddelen verkocht en dorpspastoors leenden zich ertoe boze geesten te komen bezweren of uitdrijven.

Veel erger is het dat in heel West-Europa, en ook in ons land tal van heksenprocessen zijn gevoerd waarbij volmaakt onschuldige mensen werden veroordeeld en ter dood gebracht, zogenaamd omdat ze een verbond met de duivel hadden gesloten en zich schuldig hadden gemaakt aan hekserij. Wie eenmaal verdacht was kwam niet gemakkelijk meer vrij.

De Reformatie heeft hierin een kentering gebracht. Reeds in de Heidelberger wordt gewaarschuwd tegen „superstitie of bijgeloof". De christen moet deze praktijken mijden en vlieden en dat nog wel „zo lief als mij mijner zielen zaligheid is" (Antwoord 94 H.C.).

Wat echter nog niet betekent dat het bijgeloof nu ook meteen uitgeroeid was, daarvoor was het te diep geworteld. En ook de grote theologen uit de eeuw na de Reformatie waren hierin duidelijk kinderen van hun tijd.

Zo leerde niemand minder dan de grote Gisbertus Voetius nog: „Toveren is iets wonderbaarlijks verrichten met behulp van de duivel. De ervaring leert dat tovenaars in staat zijn door zegeningen alsook op andere wijzen genezingen tot stand te brengen. En dat geschiedt niet door aanwending van geneesmiddelen, maar door de wil van de duivel."

En Wilhelmus a Brakel schrijft nog in zijn Redelijke Godsdienst: „Wie niet aan het bestaan van toverij en tovenaars gelooft is zelf waarlijk betoverd van de duivel."

Laten we vooral niet denken dat de theologen die dit soort uitspraken op hun naam hebben staan conservatieve lieden waren. Ze vertolkten wat in bijna ieders hart leefde. En wie blijk gaf niet in toverij te geloven werd onmiddellijk gescholden voor een libertijnse vrijgeest!

Het zuivere Evangelie was wel herontdekt en werd ook van vele kansels verkondigd, maar het volk, voor een groot deel nog onontwikkeld, hield krampachtig vast aan de oude en geliefkoosde voorstellingen die hun van geslacht op geslacht waren overgeleverd.

Het bijgeloof op z'n retour

Toch moeten we de gunstige invloed van de prediking en het onderwijs der Kerk ook weer niet onderschatten. Voor elke Avondmaalsviering werd immers het Formulier gelezen waarin onder hen die om ergerlijke zonden van de tafel des Heeren moesten worden geweerd, ook worden genoemd „alle tovenaars en waarzeggers die vee of mensen, mitgaders andere dingen zegenen, en dan aan zulke zegeningen geloof hechten".

Kerkeraden pasten de censuur toe op personen die bij een waarzegger of duivelbanner waren geweest, of die iemand anders ten onrechte hadden beschuldigd van toverij. Op vergaderingen van Classis en Synode werd iedere keer de overheid opgeroepen op te treden tegen beoefenaars van de zwarte kunst. Helaas vielen bij de heksenjachten ook nogal eens onschuldige slachtoffers!

Het is echter niet teveel gezegd wanneer wordt opgemerkt dat de Reformatie een dam heeft opgeworpen tegen het bijgeloof. Door de prediking en het onderwijs uit het Woord van God gingen velen de ogen open voor de bijgelovigen praktijken en kwam de vervolging van onschuldigen al spoedig tot stilstand. En dan steekt ons land nog weer gunstig af bij andere landen in West-Europa, waar het bijgeloof langer stand hield en de heksenprocessen werden voortgezet tot diep in de 17e eeuw.

Het bekende voorbeeld is de Heksenwaag in Oudewater is als curiositeit nog altijd te bezichtigen is. Landgenoten en ook buitenlanders die verdacht werden van hekserij konden zich daar laten wegen en zij ontvingen dan een certificaat dat hun gewicht „wel accordeerde met de natuurlijke proportie des lichaams". Met dit bewijs in handen kon men de beschuldiging van hekserij weerleggen. De predikant die aan het bijgeloof van die dagen de genadeslag heeft toegebracht was Balthasar Bekker. Op zijn leven en werk kom

ik D.V. volgende keer terug.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 februari 1982

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Bijgeloof

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 februari 1982

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's