Dr. D. Martyn Lloyd-Jones: Lijfarts van zielen
(1)
Oudvader at
Hoe oud moet een vader zijn eer hij de titel van oudvader mag dragen? Speelt leeftijd een rol? Zal de tijd na het leven het misschien leren?
Sterven oudvaders uit in een tijdperk waarin verzucht wordt: „De vaderen zijn niet meer!"?
Is het wellicht omdat de kinderen en kleinkinderen hun vaderen niet meer (herkennen?
Vragen te over aan het begin van een kennismaking met een éénentachtig jaar oude vader, die het kenmerk en de allure van een oudvader verkregen heeft: dr. David Martyn Lloyd-Jones.
Wie het woord spreekt dat de kinderen stompe tanden hebben gekregen, omdat de vaderen gezondigd hebben, blijft met een mond vol tanden staan, wanneer blijkt dat „de vaderen nóg zijn"! y
Immers er is geen reuze Sjprong vereist deze vader te ontmoeten; slechts een enkel stapje terug in de tijd, 1 maart 1981, toen Lloyd-Jones voor eeuwig tot zijn vaderen verzameld werd.
Voor een kerk die klaagt dat de vaderen niet meer zijn, is een forse herinnering aan een oudvader uit de jongste kerkgeschiedenis uiterst heilzaam.
Laten we voör deze geschiedschrijving gebruik maken van een chronologische aanpak in een anekdotische sfeer, omdat men door de mondelinge overlevering en het (nog bestaande) gebrek aan doorvorste literatuur, spoedig versmoort in het moeras van onoverzichtelijkheid.
Wie zijn jeugd weet, weet zijn toekomst
Lloyd-Jones werd op 20 december 1899 in Cardiff (Wales) geboren. Hij kreeg de namen David Martyn, maar hij zou als Martyn door 't leven gaan. Vader Lloyd-Jones dreef een zaak in Cardiff, maar toen Martyn vijf jaar oud was, verhuisde het gezin naar Llangeitho waar een dorpswinkeltje Werd begonnen. Eenmaal had in Llangeitho in heldere en zuivere tonen de loftrompet van het evangelie geklonken aan de mond van de bekende Daniël Rowlands. Gods Geest zette de klanken om in woorden, want de toon van het Woord werd overgenomen zodat men in Wales der vromen tent hoorde weergalmen van hulp en heil hen aangebracht.
In Martyns jeugd waren de lofzangen op Gods Alvermogen echter getransponeerd in jubelliederen op 's mensen kennen en kunnen. Llangeitho lag religieus woest en geestelijk ledig, gehuld in duisternis. Martyns vader was, evenals de massa, van een vrijzinnig-liberale snit. In 1910 brandde hun huis af; zijn vader, broer Vincent en hijzelf werden in Gods voorzienigheid uit de vlammen gered. Zijn moeder en zijn oudere broer Harold waren niet thuis.
Ook voor de jonge Martyn brak de tijd aan om het veilige oudernest te verlaten om uit te fladderen naar het vreemde, sfeerloze kostschoolnest. Zijn afkeer van kostscholen heeft in die tijd wortel geschoten tot in de diepste gevoelslagen van zijn kinderziel. Jaren later lucht hij zijn hart aldus: „Ik zat eens in de trein met tegenover me twee kleine kostschoolmeisjes, die daar waren neergezet door hun moeder. Terwijl de trein langzaam in beweging kwam, staarde de jongste met betraande ogen naar de plaats waar de moeder stond te zwaaien. 'Kijk dan toch niet naar haar, dwaas', beet de oudste haar zusje toe. Ik heb mijn boek, dat ik juist aan het lezen was, maar wat voor m'n gezicht gehouden om mijn tranen van medelijden te verbergen".
Medicijnen
In 1913 besluit hij om, evenals zijn overgrootvader, dokter te worden. In datzelfde jaar vindt er een andere belangrijke gebeurtenis plaats, die mede zijn toekomst zal bepalen; in Llangeitho wordt een samenkomst gehouden ter herdenking van de tweehonderdste geboortedag van Daniël Rowlands. Tijdens een van de samenkomsten wordt de hemelse apotheek geopend voor het hart van de aanstaande dokter. Voorgoed is hij bedorven voor alle oppervlakkige gevoelstheologieën, die slechts balsemend werken zonder eerst de diagnose van de dodelijke kwaal te hebben gesteld.
Er wordt een intense belangstelling geboren voor het kruid dat gewassen is op de velden van de calvinistische en puriteinse godgeleerdheid.
Martyrt verhuist naar Londen om daar zijn studie voort te zetten. Op zestienjarige leeftijd wordt hij toegelaten tot het St. Bartholomew's Hospital, dat in die dagen fungeert als opleidingsziekenhuis. Hij maakte zijn studie zó snel af, dat hij vanwege zijn prille leeftijd een tijdje moet wachten eer hij zijn laatste M.D.-examen, mag afleggen (M.D. = medical doctor). Juist in deze jaren als hij zich bekwaamt in het helen van de mensheid, wordt zijn geschonden en verziekte zondaarsleven aangeraakt door de hemelse Medicijnmeester. De Heere legt helend en heilzaam Zijn vinger bij Martyns dodelijke wonde die geslagen is door schuld en zonde. Zijn bekering is niet gepaard gegaan met dramatische ervaringen, maar openbaarde zich veleer als een geleidelijk maar zeker genezingsproces.
Na deze goddelijke aanraking kon ook Lloyd-Jones getuigen: „Eén ding weet ik, dat ik blind was en nu zie!"
Zijn schoonzoon Sir Fred Catherwood schrijft over Lloyd-Jones' bekering: „Doordat hij het Woord gestaag lezend overdacht, werd zijn geest gegrepen door het evangelie van Christus. Hij werd overweldigd door haar onweerstaanbare kracht en haar even-
wichtige logica, zoals men onder de indruk kan komen van die grootse zichzelf stuttende booggewelven in een grote kathedraal".
De ontdekking dat Gods Woord zelf-standig is, niet rustend op menselijke gedachten of een aards-filosofische onderbouw, heeft in het werk van Lloyd-Jones een dominerende rol gespeeld. Het eigenstandige en geeigende van het Woord is haar goddelijke oorsprong, haar hemelse originaliteit.
Wie evenals Lloyd-Jones gedurig heeft rondgewaard in het Godsgebouw van het Woord, zal ongetwijfeld in aanraking zijn gekomen met haar eigen stijl, haar niet-aardse architectuur en haar goddelijke redelijkheid; een bouwstijl die de tand en de geest des tijds verduurt.
Op eminente wijze heeft Lloyd-Jonis in 1942 zijn gedachten hierover ontvouwd in het boek: , , De plicht van de mens en de kracht van God".
Intussen is de jonge arts benoemd tot hoofd-assistent van de in die dagen wereldberoemde specialist Lord Thomas Horder. Op zesentwintigjarige leeftijd wordt hij als lid toegelaten tot het „Koninklijk College van artsen" (M.R.C.P.). Hem lonkt een gouden toekomst toe door een vergulde carrière.
Echter boven de wikkende mens troont een beschikkende God. Immers, „het hart van de mens overdenkt zijn weg, maar de Heere bestuurt zijn gang".
Hoe die weg geleid wordt hopen we volgende keer te zien.
Kruiningen.
Joz. A. de Koeijer.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 februari 1982
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 februari 1982
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's