KLEINE KRONIEK
Over onderwerp Wet Gelijke Behandeling
Dr. Hoek schreef in ons blad kortgeleden al het een en ander over het hierboven vermelde onderwerp: het voorontwerp van de Wet Gelijke Behandeling. Tot 1 februari 1982 is een ieder de tijd gegeven daar schriftelijk op te reageren. In 'Koers' van 18 december 1981 las ik een artikel van dhr. R. H. Matzken over deze problematiek onder de veelzeggende titel: Gaan christenen in Nederland vervolgd worden? Hij slaat alarm om de christenen in Nederland wakker te schudden, omdat hij de indruk heeft dat nog maar weinigen weten wat in dat voorontwerp staat en wat bij eventuele aanvaarding van een wet in de geest van dit voorontwerp de konsekwenties zullen zijn voor hen die hun christen-zijn ook in de praktijk willen brengen. Matzken doet in 'Koers' verslag van een informatiedag op 14 november j.I. belegd door de voorlichtingsdienst van het ministerie van CRM over genoemd voorontwerp. Er was op die dag een forum van 5 leden.
Matzken schrijft:
„De beantwoording van de vragen leidde tot de conclusie dat het vórmelde in het voorontwerp van wet, geheel in overeenstemming is met de eerdere publicaties van de Emancipatiekommissie c.q. - raad en de werkgroep Advies Homofilie. Dit betekent dat zaken waarvan velen wel eens gedacht hebben dat dit maar scherts zou zijn, te gek om los te lopen en te dwaas om serieus te nemen, nu plotseling blijken grimmige werkelijkheid te worden. Dit voorstel van wet is inderdaad zeer bedreigend en betekent praktisch dat het christenen verboden wordt om buiten de muren van de kerk, op enige wijze te discrimineren, dat wil ook zeggen: onderscheid maken op grond van duidelijke geboden en inzettingen die de Bijbel ons leert.
Dit alles betekent, zoals u zult zien, dat het christenen slechts toegestaan is om christen te zijn op zondag, maar dat op de andere dagen van hen verwacht wordt hun instemming te geven aan wat de Bijbel duidelijk als zonde karakteriseert. Nederland is niet alleen een „zendingsland" geworden, het is ook een heidens land aan het worden dat vervolging, boete en zelfs gevangenisstraf gaat zetten op w r at behoort tot normaal discipelschap: het op „maandag" belijden, ook in je werk, van wat op „zondag" wordt gepredikt. En zo wordt ook wat nu als vrucht van het Réveil nog ons erfdeel is, met de ondergang bedreigd door een ministerie dat weliswaar de naam draagt: Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, maar wat heter zou kunnen heten: Ministerie van Culturele Revolutie Makers."
Tot zover Matzken.
Vragen uit de Evangelische Alliantie
Van de 100 aanwezigen waren er ongeveer 15 die naar voren kwamen om over het voorontwerp met het forum in discussie te treden. Van die 15 waren er 2 voor wie het bijbels getuigenis gezaghebbend in dezen is: een vertegenwoordiger van de RPF en de heer Matzken zelf die de Evangelische Alliantie vertegenwoordigde. Ik neem nu over wat Matzken zelf namens genoemde Alliantie aan vragen stelde.
„De heer Matzken begint met te stellen dat er in Nederland vele christenen zijn die hun christenzijn anders uitleggen dan in dit wetsontwerp wordt verwoord. Want een christen behoort juist onderscheid te maken tussen wat de Bijbel zonde noemt en wat Gode welgevallig is; zich houden aan de geboden en inzettingen van God. Dit geldt zowel de christenen als individu in de samenleving, maar ook waar hij zijn eigen instellingen heeft die gegrond zijn op de Bijbel als Gods Woord, zoals scholen en verzorgende instellingen. Het antwoord hierop is heel erg duidelijk: Erkend wordt dat eteen spanning bestaat tussen de vrijheid van godsdienst en de non-discriminatie. In geval van een conflict tussen deze beide gaat uitdrukkelijk het nieuwe voorstel van wet vóór, zoals bijvoorbeeld het geval was bij het ontslag van de gehuwde
publieke functie hebben, zoals de maatschappelijke verzorgende functies (school, ziekenhuis, bejaardenhuis e.d.). Alléén in het eerste geval wordt de vrijheid van godsdienst erkend, maar voor het overige geldt als principe dat overtuiging niet garandeert de vrijhouding van discriminatie. Men dient daarbij vooral te zien naar de functie van de organisatie: als criterium voor het overruilen van het discriminatie principe geldt ook de mate waarin het godsdienstig belijden aan de orde is. Zal dat niet voor veel van onze christelijke instellingen het einde van hun christelijke identiteit betekenen? De conclusie wordt aan de lezer overgelaten, want met name een christelijke organisatie die er ook voor anderen is, heeft alleen al daarmee zijn recht om bijbelse nonnen te hanteren verspeeld. Aldus de interpretatie van het wetsvoorstel, die in de discussie werd bevestigd.
Een tweede vraag betrof de erkenning (of impliciete afschaffing) van het gezin als maatschappelijke entiteit. Wat is bijvoorbeeld de houding van de regering wanneer in een gezin van 5 personen, alle leden een sociale uitkering genieten? Zo kan er makkelijk ƒ 8000, — per maand binnenkomen: is dat nu niet onredelijk? Wanneer dit namelijk als onredelijk bevonden wordt (zoals bijvoorbeeld de sociale uitkeringsinstanties en ook de publieke opinie vinden), betekent dit namelijk impliciet toch het erkennen van het gezin als maatschappelijke entiteit. Het forum trachtte in eerste instantie deze vraag te omzeilen, maar bij navraag wilde men slechts zover gaan met te stellen dat dit punt nog in studie is...
Discriminatie tussen mannen en vrouwen vindt plaats bij alle levensverzekeringsmaatschappijen, aldus de derde vraag van de heer Matzken. En wel op grond van sterftetabellen, die duidelijke onderscheiden aangeven voor de levenskansen van mannen en vrouwen. Het forum vindt dat dit een objectief gegeven is op grond waarvan ongelijke behandeling aanvaardbaar wordt geacht. Financiële zaken zoals credieten en lijfrenten worden dan ook van discriminatie vrijgesteld. Maar de Bijbel kan zo'n criterium niet zijn, die is immers niet hard te maken zoals de sterftetabellen.
De vraag welke personen in de commissie kunnen komen, die straks met de naleving van de wet zal zijn belast, wordt door het forum beantwoord met de stelling dat het deskundigen op het gebied der emancipatie" moeten zijn. Is dat niet erg eenzijdig, wanneer men dit deskundig-zijn zo opvat als de Emancipatieraad, de werkgroep Homofilie en het voorstel van wet het doen? Het forum zegt toe dat gestreefd zal worden naar een ruime vertegenwoordiging van diverse groepen die in de samenleving werkzaam zijn...
Tenslotte de volgende vraag: * de brandweer neemt niet graag een pyromaan in haar korps op;
* een warenhuis ziet niet graag een kleptomaan als kassier;
* een jeugdgroep zal bezwaar hebben tegen een pedofiel als jeugdleider.
Wordt dit nu bepaald door „maatschappelijke aanvaardbaarheid" van deze personen, die (straks) op grond hiervan zich gediscrimineerd kunnen voelen? Of zijn hier toch andere, objectieve criteria? Het forum gaat deze vraag uit de weg door te stellen dat pedofielen nog niet in het wetsvoorstel zijn opgenomen, omdat pedofilie nog niet als maatschappelijk aanvaardbaar geldt.
Als conclusie wordt, op mijn laatste vraag, nog eens uitdrukkelijk door het forum gesteld dat de grondslag van een christelijke organisatie met een maatschappelijke functie niet bepalend is. Men aanvaardt niet dat iemand jegens haar leden, cliënten, leerlingen, personeel, bestuur, enz. discriminerend, of als zedemeester optreedt. Maar... dan legt de staat dus haar eenzijdige opvatting wel op? Dat hebt u juist gezien..."
Tot zover Matzken.
Vragen van homoiiefen
Matzken geeft ook samengevat de vragen die men vanuit de homofiele hoek stelde n.a.v. het voorontwerp. Nuttig daar kennis van te nemen om te weten hoe men daar tegen deze wet aankijkt. Matzken:
„Golden Ferwerda en Matzken als „spelbrekers" van een spel (betovering) die nawelijks meer te breken valt, geheel anders is het wanneer de „de rose driehoekers" aan het woord zijn. Ook zij zien bezwaren in het voorstel van wet, maar die betreffen alleen het punt dat er nog teveel uitzonderingen worden gemaakt. Duidelijk stelt men zich „missionair" op: men wenst zijn mening aan alle Nederlanders op te leggen en steekt die mening, hoe bizar ook, niet onder stoelen of banken. Ik zal hier niet dieper op ingaan, maar wijs op enkele zaken die wij allen zeer ter harte moeten nemen, indien wij ons werk nog willen voortzetten volgens onze grondslag:
* De middelen om deze wet af te dwingen zijn al sterk voor de verhouding tussen overheid en burgers; maar voor de verhouding tussen burgers onderling — met name tussen burgers en (confessionele) instellingen wordt gepleit voor nog betere „middelen". Daarin zal worden voorzien.
* Homofilie is nu voor de wet een volkomen aanvaarde zaak. Hoe zit dit nu met de pedofilie? Het antwoord is dat deze laatste (nog) niet maatschappelijk aanvaard is. Er is nu een consensus bereikt, en wie het onderste uit de kan wil hebben moet te lang wachten. Dus het argument is uitsluitend pragmatisch: het burgerc ollectief beslist!
* Het zou gewenst zijn wanneer het wetboek van strafrecht ook wordt aangepast. Antwoord: dit komt nog, bijvoorbeeld wanneer opgezet wordt tot haat jegens homofielen.
* De Evangelische Omroep noemde homofilie een ziekte, aldus de heer J. Kessel. Wordt deze opvatting nu beschermd door de vrijheid van meningsuiting (art. 37 lid 2c) of wordt dit beschouwd als een oproep tot discriminatie van homofielen? De EO kan (voorlopig) gerust zijn: wanneer dit een categorische uiting is (alle homofielen) kan dit worden beschouwd als vrijheid van meningsuiting, net als in boeken, films, etc. Maar dit geldt niet wanneer het een bepaalde persoon betreft. Het antwoord op deze vraag zal straks van de strafrechter moeten komen.
Tenslotte nog een heel duidelijke opmerking. Die betreft het begrip „openbare zedelijkheid" in het wetsvoorstel. Waarom worden in jeugdherbergen, zwembaden, sauna's etc. afzonderlijke we's, kleedkamers etc. voor mannen en vrouwen in stand gehouden? Antwoordt: dit berust op een maatschappelijke opvatting omdat gebleken is dat nog veel mensen last hebben van een schaamtegevoel."
Conclusie
Matzken komt dan tot de volgende conclusie:
„Veel mensen zullen verbijsterd zijn over deze gang van zaken en zullen het pas geloven wanneer zij voor „de commissie" moeten verschijnen. Want alles wat voorheen als ontucht werd beschouwd, is thans niet meer en wordt door de nieuwe wet als „tucht" doorgevoerd. Er is nog maar één ontucht over, en dat is: discriminatie! Maar zover is het nog niet, en een speciale commissie „wet gelijke behandeling", ingesteld door de Evangelische Alliantie, houdt zich hiermee bezig.
Wilt u voor deze mensen en hun werk bidden? Daarvoor dankt u haar samenroeper, tevens uw scribent."
Tot zover Matzken.
We moeten goed weten waar we straks aan toe zijn, wanneer deze wet haar beslag krijgt. Er is nog tijd om te reageren. Is het niet een dringende zaak voor het moderamen van onze Generale Synode cm over deze zaak eens een gesprek aan te vragen met de ministeries die dit aangaat? Of om in ieder geval een schrijven te doen uitgaan, misschien wel een pastorale brief, waarin men zich op grond van het bijbels getuigenis distantieert van de gedachtcngang die in dit voorontwerp openbaar komt?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 januari 1982
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 januari 1982
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's