Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE KRONIEK

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over de theologie van de Gereformeerde Bond

In het oktobernummer van Kerk en Theologie schreef pref. dr. C. Graafland een uitgebreid artikel op verzoek van de redactie over 'Grondlijnen in theologie en spiritualiteit van de Gereformeerde Bond'. Dit verzoek werd ingegeven door het 75jarig bestaan van genoemde Bond in het voorjaar van 1981. Prof. Graafland acht het gewenst met nadruk te spreken over de theologie van de Gereformeerde Bond. Hij vindt dat deze in de laatste jaren binnen de Bond steeds meer is beoefend. Hij wijst op een wassende stroom van publicaties. Hij betreurt dat daar buiten de Bond zo weinig kennis van wordt genomen „zodat de theologie van de Bond nauwelijks meetelt in de grotere theologische verbanden". Omgekeerd kan van de Bond niet gezegd worden dat ze geen kennis zou nemen van wat elders wordt gepubliceerd. Graafland wil door dit artikel een zekere introductie geven „in de wat geïsoleerde wereld van de theologie van de Gereformeerde Bond."

Kernen in deze theologie

Prof. Graafland noemt dan een aantal kernen die deze theologie dragen en karakteriseren en gaat vervolgens op elk van zo'n kern nader in. Hij noemt het volgende. Hij vindt het niet zo eenvoudig het meest kenmerkende in één centrum aan te geven. Het is al wel geprobeerd. Hij noemt dr. A. van Brummelen die in zijn bijdrage aan Beproefde Trouw het trinitarische aangewezen heeft als dat wat het meest de spiritualiteit van de Bond zou kenmerken.

In vroeger jaren is dit ook al gezegd aangaande de Godsbeleving binnen de Bond. Prof. Graafland herinnert daarbij aan de in de 50-er jaren gevoerde briefwisseling tussen wijlen ds. G. Boer en prof. Berkhof. En ook prof. Graafland vindt dat we in dit trinitarische één van de diepste kernen aantreffen van het geestelijk leven binnen de Gereformeerde Bond.

Ter toelichting van onze lezers: trinitarisch is afgeleid van triniteit en dat betekent: Drieëenheid. Trinitarische Godsbeleving wil dus zeggen dat we God door het geloof kennen en leren kennen in Zijn drieheid van Vader, Zoon en Heilige Geest. Toch vindt prof. Graafland dat er nog andere kernen zijn te noemen. Hij denkt aan de centrale plaats die de verkiezing inneemt. Verder valt te wijzen op de verhouding Wet-Evangelie die de structuur (= opbouw, geleding, J. M.) van de prediking sterk beheerst en waarvan de historische wortels wellicht in de Heidelbergse Catechismus te vinden zijn. Verder is er een sterke nadruk op het eigen werk van de Heilige Geest met zijn spits naar de bevinding. Tenslotte: het Schriftgeloof. Prof. Graafland komt dan weer enigszins terug op de uitdrukking: theologie van de Gereformeerde Bond. Eigenlijk kun je beter zeggen: binnen de Bond wil men vasthouden aan de Reformatorische theologie, zoals die b.v. in de klassieke belijdenisgeschriften verwoord is. Daarom is het beter te spreken van de theologie in de Gereformeerde Bond, dan de theologie van de Bond.

Een kern:

leer van de Heilige Geest en orde des heils

Prof. Graafland geeft ook aandacht aan de plaats van de bevinding in de spiritualiteit. Hij noemt van Ruler als degene die waarschuwde tegen een bevinding losgemaakt uit de verbanden waarbinnen ze slechts levend kan functioneren. Zo komt hij op de vragen rond de ordo salutis (= orde des heils).

We citeren nu prof. Graafland:

„Wij zien bij Calvijn, dat in zijn theologie de

Heilige Geest en zijn werk een grote en substantiële rol spelen. Toch krijgt in de trinitarischc opbouw van zijn Institutie de Geest zijn plaats in directe verbondenheid met Christus. Het hoofdthema van zijn derde boek luidt: Over de wijze, waarop de genade van Christus verkregen wordt, en welke vruchten daaruit voor ons voortkomen, en welke werkingen daaruit volgen. De Geest past het werk van Christus toe. Calvijn maakt daarbij de tweedeling: vergeving èn vernieuwing, of: rechtvaardiging èn heiliging. Voorzover er een orde bij Calvijn is te vinden, wordt deze bepaald door het fundamenteel stellen van de rechtvaardiging, waarop de heiliging gegrond is. Maar evenzeer beklemtoont Calvijn dat de rechtvaardiging nooit is zonder de heiliging. Hij spreekt over een duplex gratia. Het is een en dezelfde genade, maar zij is tweevoudig. In die tweevoudigheid is de rechtvaardiging er eerst en volgt de heiliging. Dus beide zijn er tegelijk. Maar in dat tegelijk er zijn is de rechtvaardiging er eerst. Niet een chronologische orde, meer een logische. En ook: beide zijn nooit te vermengen, maar zijn ook nooit te scheiden.

We kunnen de vraag stellen, of Calvijn op deze wijze een ordo salutis geleerd heeft. In ieder geval is dit niet het geval, wanneer wij deze ordo zien als een geloofsweg, waarin de verschillende kernen van de applicatio salutis in een chronologische volgorde na elkaar in het geloof worden gekend. Zo'n temporele orde is er vrijwel direct na Calvijn in de gereformeerde traditie gekomen. Wij denken b.v. aan W. Perkins met zijn Golden Chain, de gouden keten des heils, daarbij onder invloed staande van Beza. Wellicht kunnen wij vaststellen, dat zodra de verkiezing voorop kwam te staan, in het applicatieve werk van de Geest, als realisering van deze verkiezing in de mens, de ordo salutis zijn intrede deed.

In ieder geval heeft deze heilsorde in de latere traditie een toenemende en tenslotte overheersende rol gespeeld, tot op vandaag toe. Het is zelfs zo, dat het uiteenvallen van de diverse denominaties binnen de Gereformeerde Gezindte voor een niet onbelangrijk deel hierin zijn oorzaak vindt. Ook in de prediking speelt ze een belangrijke rol, hetzij duidelijk op de voorgrond, hetzij meer verscholen op de achtergrond. In dit proces is ook de Gereformeerde Bond vanaf het begin betrokken. In de dertiger jaren rondom J. G. Woelderink heeft het zelfs mede een ingrijpend conflict veroorzaakt en nog steeds vormt het één van de gevoeligste spanningsvelden binnen de Gereformeerde Bond. Intussen blijkt hieruit dat de grote aandacht voor de Geest niet alleen zich voltrekt in de levende omgang met God. De nauwe band tussen theologie en spiritualiteit wordt hier met name geconcreticeerd in een gevaarlijk abstraheren van de pneumatologie, waarbij een scholastiek denken met een hyper-bevindelijkheid hand in hand gaan. Ook het wettische denken, waarin van de Geesteswerkingen voorwaarden worden gemaakt, waaraan bevindelijk moet zijn voldaan om als kind van God te kunnen gelden, krijgt hier zijn volle kans. Daarom is het wel een zegen te noemen, dat er in de laatste decennia steeds meer invloed vanuit Kohlbrugge is gekomen, waardoor enerzijds het accent op de bevinding voluit blijft gelden, maar anderszijds als het eigenlijke van de Geest zijn gerichtzijn op de verheerlijking van Christus in het middelpunt is komen te staan.

Door deze verwettelijking van de pneumatologie heeft de prediking en spiritualiteit naar binnen veel onzekerheid in het geloof veroorzaakt en naar buiten veel van haar aantrekkingskracht voor anderen verloren. Het wordt zelfs een afstotende zaak, wanneer van de bevinding een wet wordt gemaakt, waarbij het woordje 'moeten' zo'n overheersende rol is gaan spelen. Het zou èn voor de Gereformeerde Bond zelf èn voor zijn functioneren in het geheel van de kerk een zegen zijn, als hij.

juist door de Geest, opnieuw gebracht werd tot de vrijheid der kinderen Gods. Want waar de Geest des Hceren is, daar is vrijheid (2 Cor. 3 : 17).

Verkiezing

We hebben al een enkele maal het woord 'verkiezing' laten vallen. We zouden een belangrijk aspect missen, wanneer wij niet even nog iets uitdrukkelijker daarbij zouden stilstaan. Niet alleen in de pneumatologie, maar misschien nog meer in de accentuering van de verkiezing blijkt de continuïteit met de traditie. Natuurlijk denken wij dan aan de Dordtse Synode en de strijd met de Remonstranten. Maar we kunnen nog verder terug. Ook hier weer staat Calvijn model.

In de gereformeerde traditie zien wij de verkiezing vooral in twee verbanden functioneren, namelijk in het gebeuren van de verkondiging en in het hart van het reformatorisch belijden betreffende de rechtvaardiging van de goddeloze door het geloof. Dat de woordverkondiging, ons bereikt heeft, terwijl anderen werden gepasseerd, daarin voltrekt zich Gods verkiezing. En waar de prediking plaatsvindt, vallen enerzijds mensen er bij in slaap. Aan hen gaat het Woord voorbij, hoewel het tot hen gericht was. Anderen gaan hun oren spitsen en hun hart wordt geopend. Dat is verkiezings-gebeuren. Zo zet Calvijn zijn behandeling van de verkiezing in. Daarom plaatst hij haar achter in de pneumathologie, nadat de inhoud van de boodschap is aangereikt. Het blijkt, dat God zelf niet alleen zorgt voor de inhoud ervan, maar ook voor de bestemming ervan. God doet zijn werk volkomen, tot en met het' geloofsantwoord van de mens. Zo is er inderdaad sprake van de alleenwerkzaamheid van God, juist omdat hij als verkiezende God de Drieënige is.

Verkiezing en prediking

Wij willen ook nog aandacht geven aan de verbinding tussen verkiezing en de prediking. De eerste maakt de tweede tot een gebeuren. Prediking is vertolking van het spreken van de verkiezende God., ja ze is de acte van dit spreken Gods zelf. Daarom heeft de prediking inderdaad het karakter van een waarheidsgebeuren. Hier gebeurt het heil. God de drieënige is daar geheel bij betrokken. De Zoon zelf laat zijn bloed druppelen op de gemeente (Calvijn), de Geest werkt in en door het Woord en getuigt in het hart. Maar ook de Vader is aan het werk, verkiezend en roepend, oordelend en vrijsprekend, ook voorbijgaand.

Het besef dat de prediking een gebeuren is, is wezenlijk om de centrale plaats van de prediking in de Gereformeerde Bond te verstaan. Miskotte sprak van een sacramenteel gebeuren. Dat wordt in de Gereformeerde Bond verstaan en gepractizeerd. Daarom wordt van hieruit de eredienst en ook het gemeente-zijn gestructureerd. Door de prediking wordt het heil gerealiseerd, wordt de gemeente vergaderd en onderhouden, worden mensen behouden. Dat ook hier weer theologische spitsen zich richten tegen andere stromingen in de theologie, die wat wij aan de prediking toeschrijven als instrument van de Geest toekennen b.v. aan dienst aan de samenleving, ligt voor de hand. Met name de implicaties die dit heeft voor het apostolaat en de zendingsarbeid, voor de positie van de gemeente in de samenleving, zijn verstrekkend. Het lijkt wel alsof ook in dit opzicht de Gereformeerde Bond steeds meer in een isolementspositie terecht is gekomen. Daarom is het gevaar van eenzijdigheid acuut. Het is nodig om ook oog te blijven houden voor de veelkleurigheid van het heil, ook van het gebeuren van het heil in alle levensverbanden, al blijft de centrale plaats van de verkondiging van het Woord onopgeefbaar.

Verkiezing en prediking hebben in de orthodoxgereformeerde traditie echter ook wel gefungeerd

als twee elkaar belemmerende factoren. Verkiezing heeft immers als schaduwzijde de verwerping bij zich en met die negatieve kant ervan wordt altijd in de Gereformeerde Bondsprediking ernst gemaakt. In de traditie zien wij vooral de tendens naar-voren komen, dat naar mate de verkiezing niet alleen centraal maar ook voorop gaat staan, de ruimte en de spontaneïteit van de evangelieverkondiging bedreigd wordt. We zien dat vrijwel vanaf het begin van de geschiedenis van het Gereformeerd Protestantisme gebeuren, met op bepaalde momenten hevig conflictueuze toespitsingen zoals in het begin van de 18e eeuw in Schotland in het hyper-calvinisme. Ook het jongste verleden van de Gereformeerde Gezindte in Nederland is daarvan getuige geweest. Kan het evangelie nog wel aan ieder vrijuit worden verkondigd, als niet alleen de verkiezing maar ook de verwerping al onveranderlijk vastligt bij God? Deze vraag krijgt bij de Gereformeerde Bond geen officiële toegang, maar dat neemt niet weg, dat de prediking de facto toch door 'n overbelichting van de verkiezing op de achtergrond kan worden verzwakt. Zij heeft vooral haar implicaties in de wijze, waarop de christelijke, gemeente wordt beschouwd en in prediking en zielszorg wordt aangesproken.

Heel wezenlijk is daarbij de spanning tussen de beschouwing van de gemeente als de in Christus geheiligde gemeente en tegelijk het besef, dat het gelocf niet aller is, en alleen door persoonlijke bearbeiding van de Geest de mens deelgenoot wordt aan het heil. Theologisch wordt dit meestal geformuleerd in de relaties van verkiezing en verbond, waarbij vroeger en nu een stille strijd om de voorrang wordt gestreden. Het aanspreken van de hele gemeente als gemeente van Christus blijft een omstreden zaak. Anderzijds wordt het separerende element in de prediking als een nodige opgave geacht. Er meet rekening worden gehouden met de werkelijkheid van het ongeloof. Niet om de legitimiteit te erkennen, hoewel ook dat gevaar erin kan zitten, maar vooral opdat de mens wordt aangesproken in zijn reële positie voor God en ten opzichte van zichzelf. Het gaat immers erom de mens werkelijk behouden te doen worden en niet om hem een behoud te suggeren, dat er in feite niet is."

Slot

Tot zover prof. Graafland. Laat ik enkele moeilijke woorden verklaren. Sommige lezers klagen weieens, begrijpelijk, over een teveel aan moeilijke woerden. Het applicatieve werk van de Geest is het toepassende werk van de Geest. Met pnetimatologie wordt bedoeld: de leer van de Heilige Geest. Met de facto wordt bedoeld: in feite en met implicaties worden de gevolgen ergens van bedoeld. Ik hoop enigszins tegemoet te komen aan de wens van sommige lezers, zodat ze de woorden van prof. Graafland des te beter kunnen verstaan. Ik vond zijn artikel belangrijk genoeg om er ook in deze kroniek aandacht aan te besteden en er uw aandacht voor te vragen. Onder ons is tegenwoordig het waarlijk Schriftuurlijke reformatorische evenwicht in de prediking soms zoek. Uit reactie drijven sommigen naar links of naar rechts door. Maar reactionair bezig zijn, is meestal onvruchtbaar. Men valt van de ene eenzijdigheid door naar de andere. De gemeente wordt gebouwd door het Woord alleen. Daar kwam men in de Reformatie opnieuw voor op. Naar mijn overtuiging hoort dat nog altijd de drijfveer te zijn van hen die zich binnen de Gereformeerde Bond hebben verenigd om de Christus zoals Hij ons in de Schriften wordt getekend omhoog te houden „opdat een ieder die Hem ziet, in Hem gelooft, niet verderve, maar eeuwig leven hebbe".

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1982

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

KLEINE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1982

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's