DAGERAAD!
En Hij zal zijn gelijk het licht des morgens, wanneer de zon opgaat, des morgens zonder wolken, wanneer van de glatis na de regen de grasscheutjes uit de aarde voortkomen.
2 Samuël 23 : 4.
David gaat ontslapen. Het is afgelopen, zeggen wij dan. Nog even en dan geeft hij de geest. Wacht even.
De Heilige Geest vervult zijn hart, verlicht zijn ogen. Het loopt af... nee David leeft op. De lijfarts geeft geen hoop meer. Intussen raakt hij zelf vol van adventsverwachting. De schaduw van de dood lengt zich. Maar de ogen van de man, liefelijk in de psalmen, beginnen te glanzen. Wat ziet u David?
Licht in duisternis. Leven in de dood. Ik hoor liederen in de nacht. We vangen de laatste woorden van de stervende David op. We luisteren naaide tekst met weglaten van de toevoegingen en wc horen duidelijk de laatste woorden: En als morgenlicht... de zon rijst... morgen zonder wolken... van glans... van regen... jong groen uit de aarde.
Zo spreekt een stervende het zijn geen volmaakte zinnen, al zijn het wel volzinnen. Uitingen van een ontroerd gemoed, waar de Geest in het hart van Christus getuigt.
Over zijn sterfbed straalt
Een zee van licht
David ziet in het geloof van verre zijn grote Zoon, de Heerser, de Gezalfde van de Vader. Gelijk het morgenlicht rijst Hij op. Morgenlicht waarvoor het duister van de nacht moet zwichten. Wat een vreugde als het na lange en bange nacht licht wordt, eindelijk licht. De zieke die er heel de nacht op ligt te wachten kan er van mee praten. Hoeveel temeer als uw gezeten bent in het land van de schaduw van de dood.
David zet zijn voeten op het doodspad, bijgelicht door het morgenlicht dat van de andere kant komt. Van Boven, van de Vader der lichten in de Zoon van Zijn liefde.
Voorlopig hoort u hem niet over zichzelf. Dat kan ook niet als de Geest Christus verheerlijkt. David mag zalig sterven vol van Hem, Die Zich het Licht der wereld noemt. Hij zal zijn gelijk morgenlicht. Uw heilzon is aan het dagen. Niet ik... maar Hij!
Rijke genade als ik het niet meer over mezelf hoef te hebben, geborgen in het Licht, beschenen door de glans van Gods vertroostend aangezicht. Vuurwarm straalt dit licht, en het geeft lucht als in dit licht bergen van schuld, een heel verloren leven, smelt als sneeuw voor de zon. Christus, U mag ik verheffen boven het hoogste van mijn blijdschap. Ja heus, ik weet wel al wat openbaar maakt is licht. Dit Licht maakt ook David openbaar en toch... het is een Licht, Hij is een Licht zo groot, zo schoon gedaald van 's hemels troon. Hij! Het geloof zet altijd een uitroepteken achter het woord Hij!
Welke plaats neemt Christus in in uw leven? Het kan zijn dat Hij nog geen gedaante noch heerlijkheid voor u heeft. Dan ligt het niet aan het Licht. Maar aan onze schuldige blindheid. Zo dood zijn wij in de misdaden en de zonden, dat we met gesloten ogen aan het Licht voorbij leven, tasten als blinden naar de wand. Wie weigert zich door dit licht te laten beschijnen, in welke duistere hoek u zich ook schuil houden wilt, komt in de eeuwige duisternis. De apostel zegt het nog indringender. Gij waart eertijds duisternis. Wat een eeuwig wonder van genade als dit verleden tijd is. Helaas zijn er nog maar al te velen die zich ophouden met kunstlicht opdat hen niet beschijne de heerlijkheid Gods.
Gelukkig is het Licht sterker dan uw duisternis. Hij komt de schaduwen beschijnen. De zwarte schaduw van de dood. God die gezegd heeft dat het licht in de duisternis schijnen zou, is Degene die in onze harten geschenen heeft, om ons te geven verlichting der kennis in het aangezicht van Jezus Christus.
Morgenlicht! Daar wordt Christus bij vergeleken. Het beeld wordt nog rijker als we bedenken dat in het Oosten de morgen veel acuter aanbreekt dan bij ons. Het is binnen enkele minuten volop dag. Zo verrassend verschijnt de Zon der gerechtigheid aan de kim in de volheid des tijds. Zo overkomt het Gods kinderen als de Heere ze trekt uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht. Na de bange nacht van zonde en oordeel breekt het Licht door. Verblindend en toch genezend. Ontdekkend licht, die alle hoeken en gaten van mijn duister bestaan doorlicht, zodat we met God te doen krijgen, onze duisternis ons aanklaagt. U vraagt hoop ik, naar de morgen, de morgen, ach wanneer?
David ziet de dageraad met brekende ogen zelfs. Morgenlicht! Zacharias zingt van Opgang uit de hoogte. Jesaja heeft van ouds gesproken: Het volk dat in duisternis wandelt zal een groot Licht zien. Morgen, zonder wolken, zingt David. Zoals de morgenzon de laatste nachtelijke nevels scheurt als een oude versleten lap het wolkendek wegvaagt, zo is de Heerser, Die komt. Een stralende Morgenzon aan een wolkeloze hemel.
En dan te bedenken dat wij de duisternis liever hebben dan het Licht. Dat heil voor mensen, die het licht schuwen omdat hun werken boos zijn. Wie slechts praat over zijn zonde wroet als een blinde mol in het donker. Wie in het licht van Gods waarheid wordt getrokken, weet zich aangeklaagd omdat onze Godsvervreemding en Godswerping, dit Licht de drie-urige duisternis en de verberging van Gods vriendelijk aangezicht hebben gekost.
Hij kwam in onze eeuwige duisternis op Golgotha en brak er doorheen op de Paasmorgen. Morgenlicht in Bethlehem en Morgenlicht van Pasen. Ja werkelijk, als ik Hem zie straalt er een zee van licht. U meent toch niet dat David zomaar iets zegt? Hoeveel wolken, hoeveel donkerheid was er in zijn leven. Die in. Zijn licht worden getrokken hebben, evenals David, geleerd de wolken van Gods grimmige en rechtvaardige toom zelf niet te kunen verjagen. Ze hebben afgeleerd te wandelen in het licht dat ze zelf ontstoken hebben. Daar wordt geleerd in bange nachten te hopen op God. U kent
dat? U weet ervan? U ziet er geen gat meer in? U weet niet de nacht door te komen? Ik vraag niet of u zegt zo moet het of zo gaat het, maar of u erkent: zo is het. God leert ons het woord „verloren" spellen.
Luister, David heeft het vanaf zijn sterfbed u voorgezongen, voor li gezongen: Hij zal zijn gelijk het licht des morgens, des morgens zonder wolken. Duisternis en licht moeten geen beredeneerde zaken blijven. Daar kun je honderd jaar mee worden, met zeggen wat er gebeuren moet, zonder dat er ooit iets gebeurt. Gelukkig als u er doorheen bent geworsteld, er doorheen bent gehaald. Waar doorheen? Ik ben met Christus gekruist en ik leef. Mocht u het voor uzelf niet kunnen geloven dat het ooit licht wordt, u reik ik het woord der belofte aan: En het licht der maan zal zijn gelijk het licht der zon, en het licht der zon zal zijn als het licht van zeven dagen.
Voor wie en waar? Ten dagen als de Heere de breuk Zijns volks zal verbinden en de wonde waarmee het geslagen is, zal genezen; ten dage als u schuilen leert in de schaduw van de Zon der Gerechtigheid, Die opgaat met genezing onder Zijn vleugelen.
In Hem de Koning van Bethlehem, de Vorst van Pasen door de nacht van Golgotha heen, licht het gouden licht van Gods liefde. We aanbidden God uit God en Licht uit Licht.
Gij immers, Gij en Gij alleen Geen andere zon zal mij beschijnen. Mijn hart zal in Uw glans niet kwijnen Gij immers, Gij en Gij alleen.
De opkomende dageraad brengt met zich mee:
Een schat van zegen
David raakt aan geen eind als hij het Morgenlicht ziet stralen. Geen wonder! Wanneer de Geest Christus verheerlijkt, worden er steeds nieuwe schatten in Hem ontdekt. Zoals een bergmeer door het stromende water van de bergen gevuld wordt, zo vult de Geest het hart van hen die Christus leren kennen in de nood van hun leven. David kon zelf niet doorbreken tot het licht. Hij heeft ook nachten met klagen doorgebracht in zijn leven. Maar de laatste nacht van zijn leven staat nu in het licht van morgenglans en zegen. Gelukkig als we niemand overhouden dan Jezus alleen. Het hart raakt vol, de woorden worden minder, wel veelzeggender. David zingt zijn zwanenlied: van glans... van regen... jong groen uit de aarde.
Als we deze woorden, zoals in de vertaling, tot een zin verbinden, dan ontstaat het volgende beeld. Nu de zon met gouden glans opgaat en straalt aan de wolkeloze hemel koestert zijn warmte de aarde, die in de nacht door de regen is gedrenkt.
Dientengevolge spruit het zaad uit de akker en komt het jonge groen uit de aarde tevoorschijn. Daar zit de belofte van de oogst in. Zo werkt nu Christus in het midden van de wereld en in Zijn gemeente. De regen en de dauw van het gepredikte Woord maakt het zaad van datzelfde Woord vruchtbaar en onder de stralende glans van de zon wordt het als uit de akker gekust. Onder de bediening van Woord en Geest vanuit de verheerlijkte Christus groeit op de akker der wereld de gemeente als oogst voor de hemels voorraadschuren. Eens zal Christus komen om die oogst binnen te halen. Tegelijk valt dan de scheiding. Het kaf voor het vuur en de tarwe voor de schuur. Dit houdt tevens de vraag in aan het adres van ieder, die onbekeerd en voor eigen rekening voortleeft, waarom u nog langer onnut de aarde beslaat. Het wordt hoogtijd met het oog op de oogsttijd u af te vragen of de bediening der verzoening ooit vrucht heeft gedragen in uw leven. Het houdt ook bemoediging in voor allen die nu met tranen zaaien, dat zij net gejuich ter goeder uur de schoven in de schuur zullen dragen.
Er is ook een andere benadering van de tekst mogelijk. We laten de woorden staan zoals David ze uitgesproken heeft, uitge-: ongen in diepe verwondering. Het komt mij voor dat hij de ene schat na de andere ziet opkomen omdat de Heerser die meebrengt, de Heerser waar hij tevoren over sprak.
Van glans. Zoals dan de zon de hele wereld in gouden gloed zet, zo straalt de glans van Christus over de aarde, tot in alle uithoeken. Hij is een Licht tot verlichting der heidenen. Koningen en vorsten zullen zich buigen en komen tot de glans die is opgegaan. Hij zal heersen van de zee tot aan de zee en "an de rivieren tot aan de einden der aarde. Een glans die zich verwijdt en verbreedt tot aan verre horizonten. Duisterlingen komen er door tot Gods wonderbaar licht. Ook in deze lage landen bij de zee, in de landen van de ondergaande zon, is er een volk tot het Licht gekomen.
Ook daghet het in het Oosten, het Licht chijnt overal. Hij komt de volken troosten.
Wij, die de tijd van dc ondergang van het avondland beleven, die machteloos vaak noeten toezien hoe de duisternis zich over kerk en wereld legt, mogen horen: Gods lichtsterkte boort er doorheen; en wij krijgen nieuwe hoop. Velen willen niet meer leven bij het licht van Gods Woord. Anderen hebben hun eigen inzichten waar ze van zeggen: zo zie ik het, en ze gaan in donkerheid hun weg.
Die blind zijn zien, zegt Jezus en die zien zijn blind. Ach zagen zij het geheim van deze wonderspreuk eens in. U hebt er wel een verlicht verstand voor nodig. Nu gij zegt wij zien, zo blijft dan uw zonde, aldus Jezus' eigen woord. De glans van deze Koning spreidt het morgenrood van genade en gerechtigheid.
Wonderbaar licht is dit. Het opent zelfs blinde ogen. Hebt u er weet van? Rechte geloofskennis geeft licht en inzicht in geloofszaken.
Eertijds waart gij duisternis en nu zijt ge licht in de Heere. Zingt u mee? Ik wil een lied opgeven van mijn Koning. Wat glans, wat majesteit, hebt Gij die Vorst bereid. Christus, die in uw hart schijnt, opkomend uit de allerverborgenste diepten van het welbehagen des Vaders. Opgang uit de hoogte zingt Zacharias.
Van glans... van de regen, zingt David verder. Welke regen vragen wij? De regen waarmee Christus vergeleken wordt in Psalm 72. Daar komen we dezelfde gedachte tegen. Hij zal zijn gelijk de regen op het nagras, als druppelen op het kruid, die de aarde bevochtigen. Wonderlijke Heiland. Hij is Zon en Regen tegelijk. De regen bevochtigt de kleine tere plantjes, de spruitjes, die net boven de grond komen. Zonder Hem zouden ze wegkwijnen. In Hem ontvangen zij een schat van zegeningen. Maar Hij trapt het kleine niet onder de voet. Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken. Ook lammeren behoren tot Christus' kudde, ook kleine grassprietjes staan op het veld. Ja, aan een handvol koren op de hoogte der bergen is beloofd, dat het ruisen zal als de Libanon in de vrucht. Hij loopt niet onder de voet, Hij richt de gebogenen op. Hij zegt niet direct: het is niets. Hij stelt er prijs op en stelt er zijn eer in Helper van ellendigen te heten. Ja, de stedelingen zullen bloeien gelijk het malse kruid. Zo en zó alleen zal Zijn Naam en roem eeuwig groeien.
David is zo vol van Christus, dat hij aan zichzelf niet toekomt. Hij heeft het er maar over wat Christus is, wat Hij zijn zal en wat Hij doet. Dat is het leven en dit dient gekend te worden.
De tekst is nu behandeld, toch willen we het hierbij niet laten en nog even wijzen op
Een blij vooruitzicht
Dit was het toch voor David. Hij kan nu de laatste reis aanvaarden. Hij ligt klaar in zijn Middelaar. Niets uit ons cn al uit Hem. Zijn laatste lied is een zuiver adventslied, zijn laatste blik geeft blijk van uitzicht over eeuwen en tot in eeuwigheid. Niet te begrijpen als u nooit dat Licht hebt gezien, er misschien nooit naar hebt verlangd. Waarom toch hebt u de duisternis liever dan het licht? Waarom kiest u voor het*leven de dood, waarom blijft u wandelen bij het licht dat u zelf ontstoken hebt?
Hoor het Woord des Heeren: indien dan het licht dat in u is, duisternis is — ja de Schrift noemt ons licht duisternis — hoe groot zal dan de duisternis zelf zijn, de eeuwige duisternis. We mogen ook de waarheid Gods niet moedwillig ten onder houden en de lamp van het Woord op zo'n laag pitje
draaien, dat het gaat schemeren voor je ogen ? n niemand de weg naar Bethlehem kan vinden, noch de weg naar het kruis. De Schrift roept het wee uit over degenen die het licht duisternis noemen en de duisternis licht; die eens verlicht zijn geweest, maar helaas gebleven zijn die zij waren: duisternis!
Mag ik nu ook even kijken naar u, die zucht om licht, die zit in de nacht en die uitziet naar de morgen? De morgen, ach vannecr, denkt u. Deze stervenspsalm van David geeft uitzicht op de dageraad. Hier spreidt genade haar morgenrood. Blijft acht geven op het profetisch Woord en de Morgenster zal opgaan in uw harten. De dag is gekomen, het Licht is doorbroken. Er is vrij uitzicht want het is nacht geweest en het is morgen geworden. Gods dag, Gods Licht, Gods Paaszon schijnt in onze duisternis.
David heeft een blij vooruitzicht. Zalig wie Hem, Die zich het Licht der wereld noemt, mogen volgen, door diepten en over hoogten, in heiligmaking en vreze wandelen. Tot in de donkerste nachten, ja zelfs in de laatste nacht van de dood, maakt de LIeere Zijn belofte waar: Uw 7 zon zal niet meer ondergaan en uw maan zal haar licht niet meer intrekken, want de Heere zal u tot een eeuwig licht zijn. Een morgen zonder wolken breekt aan. Ziet, Hij komt op de wolken, die tot stof van Zijn voeten zijn. Als verrassend morgenlicht zal de Zoon des mensen verschijnen. De morgen zonder wolken. De zon en de maan zullen er niet meer zijn. In adventsverlangen hijgt Gods duurgekochte gemeente naar de morgen. Als de Morgenster glanst. Aldaar zal geen nacht zijn.
K.a.Z.
H. V.
P.S. Bij de meditatie van vorige week is de tekst vergeten. Dit moest zijn Zacharia 6 : 12 en 13.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 december 1981
Gereformeerd Weekblad | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 december 1981
Gereformeerd Weekblad | 20 Pagina's