Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE KRONIEK

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

N.a.v. benoeming dr. Ter Scheggel

In de kerkelijk pers en niet alleen in de kerkelijke pers is gereageerd op de benoeming van dc Synode tot kerkelijk hoogleraar te Leiden van dr. G. H. ter Schegget. Het is door velen als een schok ervaren dat dit in onze kerk mogelijk is. Ik heb twee heel verschillende reacties op deze benoeming. Eerst laat ik u lezen wat ds. Exalto in de Hervormde Vaan schrijft:

„Een tweede punt dat wij aan de orde willen stellen is de benoeming op vrijdag 20 november j.1., van dr. Ter Schegget tot kerkelijk hoogleraar te Leiden. Als er ooit een hoogleraarsbenoeming heeft plaatsgevonden die een treurig beeld opleverde van de stand van zaken in onze kerk, dan was het wel deze. Het betrof, zoals bekend is, een kèrkelijke benoeming. De Hervormde Kerk heeft op het moment 11 kerkelijke hoogleraren, aan de diverse universiteiten. Zegge en schrijve één daarvan is hervormd-gereformeerd, te weten prof. Jonker in Utrecht. Wat zou nu rr^eer in dc rede hebben gelegen dan dat de hervormd-gereformeerden er althans één bij zouden hebben gekregen. Namen waren er genoeg voor handen. Maar o neen, het moest Ter Schegget worden.

Gaf dan soms weer de „bekwaamheid" de beslissende doorslag? Men weet: altijd weer wordt het over die boeg geworpen. De bekwaamheid zou dan alleen maar te vinden zijn bij de niet-hervormd-gereformeerden.

Maar in dit geval kon dat in ieder geval geen argument zijn. Immers, ik weet niet hoeveel personen uit de universitaire wereld hebben in de weken vóór de synodezitting openlijk te kennen gegeven dat zij in de wetenschappelijke bekwaamheid van Ter Schegget geen vertrouwen hebben. Onder deze personen waren lieden van allerlei modaliteit en richting. Bij een vorige gelegenheid heeft zelfs prof. Berkhof zijn twijfels omtrent Ter Scheggets bekwaamheid openlijk geuit. Maar nogmaals: Tóch werd het Ter Schcgget de marxist! Die daar nooit een geheim van gemaakt heeft. Die zichzelf openlijk als zodanig heeft aangediend. Die vanuit die kring ook steeds weer naar voren is geschoven.

Dit spoor ging de synode. Waarom? Naar wij menen niet omdat de meerderheid van de synode eveneens marxistisch zou denken. Neen, veeleer uit beginselloosheid. Ter Schegget, nu al enige malen afgewezen, móést toch eindelijk eens een keer gekozen worden. Beginselen werden aan de kant geschoven, en zo kwam het tot dit resultaat.

De kleurloze middenorthodoxie heeft voor de zoveelste keer de kerk tot in de fundamenten toe, namelijk het onderwijs in de heilige godgeleerdheid, benadeeld. Wij zijn opnieuw geplaatst voor 't harde feit dat artikel 10 van de kerkorde waarin gesproken wordt over het belijden der kerk in gemeenschap met de belijdenis der vaderen, als het cr op aankomt, geen enkele functie meer heeft. Het ergste van de benoeming van Ter Schegget is niet dat de Gereformeerde Bond weer eens is gepasseerd, al is ook dat een schande, en een onrechtvaardigheid in de hoogste graad, maar dat zelfs in het hoogste kerkelijke onderricht geen plaats meer schijnt te zijn voor dc gereformeerde Belijdenis.

Een man als Ter Schegget staat daar mijlenver van af. Hij zal ook niet nalaten op brutale wijze daar blijken van te geven.

Wij hébben aan onze theologische faculteiten al enige marxisten, of docenten die er tegen aanleunen. Met „marxisten" bedoel ik hier mensen die de marxistische levens-en wereldbeschouwing zijn toegedaan, van welke partij zij dan verder lid zijn doet er niet toe. Wij hebben in Amsterdam prof. K. Strijd gehad, maar die is, na zijn benoeming als kerkelijk hoogleraar, het gaandeweg meer geworden, en is dus niet als zodanig benoemd. Er is ook nog de naam van de hoogleraar Van Gennep. Zijn visie zal weinig afwijken van die van Ter Schegget. En tch is er een verschil. Ter Schegget is uitdrukkelijk een exponent van hen die een revolutionaire theologie en praktijk aanhangen. Met Zuurmond en anderen vertoont hij communistische sympathieën. Ik meen, dat dat ook een der redenen is waarom van zoveel verschillende kanten al bij voorbaat tegen zijn benoeming positie is gekozen.

Tot slot, deze benoeming zal nog wel 'n staartje hebben. Mijn scherpe reactie zal gewis niet de enige zijn. Zij heeft vele leden van de kerk geschokt. Het komt er wel op aan, dat wij zuiver blijven in ons verweer. Het is de liefde tot de waarheid Gods en de liefde voor de kerk die ons drijven moeten. Dat er dan harde woorden vallen aan het adres van Ter Schegget cn nog meer aan het adres van de theologie die door hem wordt aangehangen, is onvermijdelijk. Maar het gaat ons — vanzelfsprekend — niet om de persoon van Ter Schegget in de eerste plaats, maar om hetgeen hij voorstaat, omdat wij dat verderfelijk achten voor kerk en volk.

Eén ding troost en bemoedigt ons. Het zijn geen mensen die de kerk in stand houden. Christus is haar Hoofd en Heere.

Luther heeft vaak opgemerkt dat Christus regeert dwars door het „tegendeel" heen. Maar dan is wel nodig, dat wij daar oog voor hebben en het van Hém verwachten. Van Hem alléén." —

Tot zover ds. Exalto.

Een gesprek met dr. Ter Schegget

Via het bulletin van het persbureau van de Hervormde Kerk kwam ik een gesprek op het spoor dat iemand van de Universiteit van Leiden met dr. Ter Schegget hield, kort na diens benoeming tot kerkelijk hoogleraar. Ik laat u dat in z'n geheel lezen:

„Del Sol" heet de negentiende-eeuwse villa aan de Dorpsstraat in Doorn en er staat al een bordje Te koop in de voortuin. De bewoner dr. G. H. ter Schegget is een week eerder benoemd tot kerkelijk hoogleraar in de Christelijke Ethiek te Leiden. Een kleine tien jaar, waarin Ter Schegget zes benoemingsprocedures voor een professoraat aan een Nederlands universiteit doorliep, zijn uiteindelijk aan de benoeming voorafgegaan. Ter Schegget's manier van theologie bedrijven is binnen de Nederlandse Hervormde Kerk dermate omstreden dat het opduiken van zijn naam op de kandidatenlijst steeds voor een tegenoffensief, zowel in besloten kring als in de publiciteit, van ongemeen grote omvang en heftigheid zorgde.

Ook in Leiden stak er dit jaar een storm op. De hoogleraren Lebram en Meijering richtten, ondanks een positief advies van de facultaire benoemingsadviescommissie, op het laatste moment nog een oproep tot de synode van de Hervormde Kerk om Ter Schegget niet te benoemen. En een actiegroep van studenten had zich al eerder tegen zijn komst gekeerd. „Wij kunnen en mogen niet toezien", zo schreven ze, „dat veel studenten in geestelijk opzicht vergiftigd worden en als vijanden van het kruis van Christus verwoestend werken."

De gifmenger zelf ontvangt ons in zijn duister werkvertrek. Overal staan nog bloemen. De fotograaf spreekt over een foto die hij een paar dagen geleden heeft gemaakt, hij vindt dat Ter Schegget er sinds die tijd anders is gaan uitzien. „Ja, dan ziet u hoe het proces mij heeft aangepakt" lacht de geportretteerde.

Hééft het proces hem inderdaad aangepakt? Na enige aarzeling: „Uiteraard doet het je veel. Ik heb herhaaldelijk gedacht: ik trek me terug, ik kan er niet meer tegen. Dat is zeker vijf keer gebeurd, dat ik heel intens dacht: ik hou er mee op. Je dreigt er aan onderdoor te gaan, je gezin wordt er zwaar mee belast, 't vreet tijd, 't vreet vooral aandacht, je wordt van eigen nieuw werk afgehouden omdat je steeds in de zelfverdediging bent. Maar sinds een week is die last van me afgevallen. Nu begint de gedachte boven te komen dat het misschien toch ook een nuttig proces is geweest. Ik sta namelijk voor een zaak die moeilijk ligt en veel weerstand wekt en het had kunnen gebeuren dat ik veel eerder, met een zeker geluk, tot hoogleraar was benoemd, toen mijn manier van theologiseren nog niet zo bekend was. Dan had men een soort kat in de zak gekocht. Nu is het toch werkelijk helemaal duidelijk wie ik ben, men heeft me genomen zoals ik ben en dus mag ik ook zijn die ik ben." (...)

U gaat straks ethiek doceren in Leiden. Dat defineert u in uw proefschrift als „kunst van het stellen der rechte vragen". Houdt u zich daarbij dan verre van het uitspreken van een, ethisch, oordeel?

„Als je ethiek geeft en denkt: ik moet nu dus de vraag beantwoorden wat goed en kwaad is, dan ben je op de verkeerde weg. Dan zou je als een soort orakel buiten de praktijk van het leven gaan staan. Je kunt als ethicus alleen maar een dienst verlenen aan het ethische beslissen wat in de praktijk van het leven steeds weer nodig is. Ik hou mij bezig met het doordenken welke vragen gesteld moeten worden om in een bepaalde situatie tot een beslissing te komen. De dissertatie ging dus ook over de vraag: onder welke omstandigheden zouden revolutionaire veranderingen recht hebben op de steun van de kerk. Maar vervolgens wil je natuurlijk vanuit je kritische vragen ook wel hypothetisch op antwoorden vooruitgrijpen. Dan geef je een antwoord met een kleine 'a', maar niet Het Antwoord, met een grote 'a' ".

„Ik heb het ook wel eens zo gezegd: de theologie tekent in de dogmatiek proest aan tegen het onder menselijke regie nemen van Gods Woord en in de ethiek tegen het verlenen van goddelijk gezag aan mensenwoorden.

Toch zult u in uw persoonlijk leven niet met hypothetische, mogelijke antwoorden toekunnen, maar ook praktisch moeten kiezen. Scheidt u uw wetenschappelijke van uw persoonlijke denken?

„Ik scheid het niet, ik onderscheid het wel. Zodra ik een door mij ingenomen politieke positie alleen maar met mijn wetenschap ideologisch zou onderbouwen, zou ik iets doen met wetenschap wat je er niet mee mag doen."

Bent u een marxistisch theoloog?

„Je kunt van een theoloog nooit verwachten dat hij een ideologie die essentieel atheïstisch is, omhelzen kan. Dus je hebt er op z'n minst een uiterst kritische houding tegenover. Nu weet ik wel dat ik toch zo genoemd wordt, maar als men daarin gelijk zou hebben dan zou er inderdaad reden voor opwinding zijn... dat zou ook wel een beetje benedenmaats zijn. Een marxistisch theoloog, dat is naar twéé kanten horribel. Naar het christendom toe, maar ook tegenover het marxisme, daar heb ik namelijk gewoon teveel verstand van om te denken dat je Marx voor het karretje van een theoloog kunt spannen. Dat is het laatste wat Marx wil. Dat zou een wetenschappelijk onrecht zijn. (...)

Hij wilde wel degelijk kerk en theologie bestrijden, dat' kan ik toch niet ontkennen? Dat neemt

niet weg dat ik Marx een groot denker vind. Ik heb een boekje over zijn ideeën geschreven en daarin toon ik me een enthousiaste uitlegger. Dat betekent toch niet dat zo'n boekje mijn geloofsbelijdenis zou zijn? Dat is het dus ook helemaal niet. Ik heb wel bewondering voor deze geweldig grote geest, voor een ontzaggelijke denkprestatie. Iets wat overigens niet geldt voor alle bewegingen die zich op hem beroepen."

U schrijft ondermeer dat de marxistische strategie ongetwijfeld strijdig is met het evangelie. Een aantal van uw tegenstanders noemt u marxist. Die hebben u dus verkeerd begrepen.

„Precies."

Had u dat dan niet even duidelijk kunnen maken? Het zijn nota bene theologische studenten die...

„Ja, hóór eens even, u zelf geeft net een citaat waaruit blijkt hoe ik over de verhouding christendom—marxisme denk. Dat is geen verdwaald zinnetje, van dergelijke uitspraken wemelt het in mijn werk. U zegt dat u geen verstand van theologie heeft, maar u heeft tenminste een aantal van mijn teksten gelezen."

Dat u slecht gelezen wordt, geldt dan ook voor een aantal volleerde theologen.

„Als er kortsluiting is, is er kennelijk voor veel mensen alleen nog maar een grote blauwe vlam."

Ik kan me voorstellen dat er dan misschien bezwaar is tegen een politiek standpunt van u, waar u niet of nog niet wetenschappelijk over geschreven heeft.

„Ik heb een onuitroeibare neiging om juist die problemen in de wetenschap aan de orde te stellen, waarin ik zelf helemaal niet zo gemakkelijk positie weet te kiezen. Ik ben uiteindelijk een zo kritische wetenschapper dat het me moeite kost om me op een standpunt vast te leggen. Voor sommige mensen blijkt het een enorme verrassing als ik vertel dat ik politiek partijloos ben." (...)

U zegt dat u geen partijman bent, maar u wordt wel gezien als een vertegenwoordiger van bepaalde groepen binnen uw kerk; de basisbeweging, christenen voor het socialisme.

„Mijn verhouding tot de basisbeweging en de kritische gemeente is ook een vrij kritische, ik ben er zeker geen vertegenwoordiger van. Dat zou die beweging ook vast niet willen, een vertegenwoordiger, daar is het een basis beweging voor. Wélke kritiek ik heb? Ik vind bijvoorbeeld dat dit soort gemeentes niet buiten de kerk moeten gaan staan, ze moeten niet een soort links-kerkelijke subcultuur gaan vormen."

Maar dat doen ze toch?

„Voorzover ze dat doen is dat verkeerd. Een kritische gemeente zijn betekent voor mij dat je kritisch bent binnen de kerk, omdat je dieper in de crisis van de wereld steekt. Je bent uit je rust gehaald."

En de Christenen voor het Socialisme?

Daar heb ik me de laatste jaren van gedistantieerd, omdat ze mij hun verhouding tot het marxisme te weinig voorbehoud maken. Maar ik ken er nog altijd veel mensen van, ik wil ze ook blijven kennen omdat ze er bij horen. Net zoals de jongens van de Gereformeerde Bond erbij horen, trouwens. Die steek ik óók de hand toe, ik hoop ze straks mét hun wijze van argumenteren bij mijn colleges te kunnen betrekken. Voor mij is het belangrijkste dat je als christen in je verhouding met de politiek dat voorbehoud blijft maken, dat je geen geprogrammeerde marsroute kunt gaan."

„De titel van mijn boek 'Partijganger de armen' geeft precies aan wat ik bedoel. Die geeft aan dat je je niet op een positie kunt vastleggen. Want wie de armen zijn dat maakt Ter Schegget niet uit, dat maakt de kerk niet uit en dat maakt het marxisme niet uit. Het marxisme kan zelfs nieuwe armen creëren. En de kerk ook, op haar wijze. Wie de armen zijn dat maken ze zelf uit. Ze schreeuwen me toe en daar mag ik mijn oren niet voor sluiten."

U schrijft ergens dat u als het er op aankomt aan hun kant gevonden wilt worden.

„Ja, maar als u mij vraagt: zult jij in het uur U werkelijk solidair zijn, dan ben ik natuurlijk wel een cnórm overmoedig kereltje als ik zeg: ja, hoor. Ik hoop het maar. En ik denk dat er ontzettende veel mensen zullen zijn die dan tegen me zeggen: hé, vriend, heb jij niet dat-en-dat beweerd? Zodat ik dan voor mijn fatsoen niet anders kan. Ik leg me gewoon goed vast en ik verwacht ontzettend veel van anderen die je bij de streng houden."

Uw engagement is nogal emotioneel, nogal fel van toon.

„Ja, dat besef ik wel. Er zijn mensen die zich daar erg aan stoten en anderen die dat juist zeer verblijd. Maar het zit zo diep in me dat als dat in mij teloor zou gaan, dan ben ik een end heen, hoor, " (...)

ot zover dit gesprek

Besluit

U begrijpt wel dat we instemmen met de kritische woorden van ds. Exalto. Je voelt je soms vreemd in je eigen kerk. Hoe is het mogelijk dat iemand die blijk geeft het gereformeerd belijden van geen belang meer te achten, toch wordt benoemd tot kerkelijk hoogleraar. Het lijkt me voor de studenten in Leiden een hele schok om te verwerken. God ontferme Zich over onze kerk, voor wie alleen het politieke spreken nog maar van belang schijnt te zijn.

J. M.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 december 1981

Gereformeerd Weekblad | 20 Pagina's

KLEINE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 december 1981

Gereformeerd Weekblad | 20 Pagina's