Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Nederlandse Geloofsbelijdenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Nederlandse Geloofsbelijdenis

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

ARTIKEL XXVII (vervolg)

Wij geloven en belijden vervolgens van de kerk, dat zij een enige kerk is. De kerk is enig in haar soort, uniek, en er kan daarom ook maar één kerk zijn. Dit geloven wij, omdat wij geloven in de ene God, de ene Christus, de ene Geest: Eén lichaam is het, en één Geest, gelijk gij ook geroepen zijt tot één hoop uwer roeping; één Heere, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, en door allen, en in u allen" (Ef. 4 : 4vv). Hier horen we de echo doorklinken van de grondbelijdenis van Israël: Hoor, Israël! de HEERE, onze God, is een enig HEERE!".

(54)

Het woord „enig" klinkt hier niet slechts als een getal, maar het draagt de klank van de liefde, zoals de bruid spreekt van haar bruidegom: er is er maar één, zoals hij... Het woord „enig" wordt hier uitgesproken met die geheel eigen klank, die de liefde kenmerkt: Christus heeft maar één kerk op aarde, één bruid. Dat horen we vanuit de grondbelijdenis van Israël.

En nu kunnen we een vraag niet meer voor ons houden: aar weerklinkt in Art. 27 en volgende, in het belijden aangaande de kerk, de naam van Israël? Waar weerklink de nagalm van de grondbelijdenis aangaande de kerk, zoals Paulus die in Rom. 11 vertolkt, dat de kerk te verstaan valt als een wilde olijfboom, ingeënt in de plaats van enige afgebroken takken van de olijfboom? Waar weerklinkt het grondbesef, dat de kerk niet de wortel draagt, maar de wortel de kerk; zodat de kerk ten aanzien van Israël leven zal vanuit de oproep: Wees niet hooggevoelende, maar vrees" (Rom. 11 : 20)? Wanneer wij spreken over het verlangen naar de eenheid der kerk, wanneer de ontmoedigende veelheid van kerken ons voor ogen staat, laten wij dan nimmer vergeten, dat de meest wezenlijke breuk is die tussen synagoge en kerk, die tussen Israël en de gemeente van Jezus Christus. Laten wij nooit vergeten, dat Paulus wel wenste • verbannen te zijn van Christus, voor zijn broeders...

De kerk is naar haar wezen een inplanting in Israël, ingevoegd in de olijfboom, zodat onze gedoopte kinderen worden geteld als in Isr'el ingelijfd, zó dragen zij de naam van Sions kinderen. De belijdenis, dat de kerk enig is in haar soort, verstaan we dus vanuit Israël, vanuit de wijze, waarop Israël spreekt over God als de Bruidegom. Ook hier geldt: ichtbaar is het vandaag onder het jodendom niet veel anders dan onder ons — er is een veelheid van richtingen en stromingen, verschillen tussen orthodox en liberaal en tóch!, énig in zijn soort is Israël als de bruid des Heeren, als de beminde aangaande de verkiezing, om der vaderen wil. De kerk mag dus nooit vergeten dat zij is als een wilde olijftak, in Israël ingeënt, zij mag nooit hooggevoelende worden en boven Israël willen uitgroeien, maar de kerk zal vrezen, dat ook zij niet wordt afgehouwen, zoals enige takken van de olijfboom zelf afgbroken zijn. De kerk zal als gemeente van Christus leven in de vreze des Heeren, en daarin zal ze één zijn, enig in haar soort, één in de liefde, waarmee de vrouw haar man vreest (Ef. 5 : 33). De gemeente vreest Christus, daarin, dat zij Hem toebehoort in het diep ontzag der liefde. De kerk is énig, omdat zij weet van het ontzagwekkende Godsgcheim om geroepen te zijn en bemind te worden: oor, Israël...!

Vervolgens geloven en belijden wij van de kerk, dat zij een katholieke of algemene kerk is. Het woord „katholiek" wordt hier gebruikt in onderscheid van „rooms-katholiek", waarmee uitdrukkelijk de kerk onder gezag van de paus van Rome wordt aangeduid. Dat de kerk katholiek of algemeen is, heeft betrekking zowel op de ruimte van deze wereld — de kerk is algemeen, verspreid over alle delen van de wereld, onder alle volken, rassen, landen — als op de tijd — de kerk is er in alle eeuwen door heel de wereldgeschiedenis heen, vanaf het begin der wereld tot haar einde toe. Zo zet bijvoorbeeld de kerkorde van onze Hervormde kerk in: „De Nederklandse Hervormde Kerk, overeenkomstig haar belijdenis openbaring van de ene heilige katholieke of algemene Christelijke Kerk..." De Hervormde kerk is niet de enige katholieke kerk, zij is niet van alle eeuwen en niet van alle plaatsen, maar dat is zij wel samen met andere kerken, deel van de ene, heilige katholieke kerk. Daarvan is zij wel openbaring...

Deze belijdenis geeft ruimte, adem, vrijheid. We worden hierin uitgeleid uit een enghartig en benauwd ervaren van de kerk, alsof deze nagenoeg op één bepaald moment en op één bepaalde plaats zou zijn overgebleven... We staan zondag aan zondag in de ruimte van de katholieke kerk: in de ruimte zijn we verbonden met de kerken ter wereld, met het veld der zending, met alle rassen en talen, die ieder in hun eigen klankkleur de Naam van Jezus Christus belijden, en in de tijd zijn wij verbonden met namen, zoals Augustinus, Luther, Calvijn, leraren der kerk, die de eeuwen door spreken. Zo staan we in de ruimte der wereldkerk, en

mogen we delen in de schatten der oude kerk, toen deze nog niet gebroken was in oost en west, of in Rome en Genève. Hierbij mogen w 7 ij niet vergeten allereerst te denken aan hetgeen ons verbindt met de katholieke kerk van alle eeuwen en plaatsen, in plaats van onmiddellijk alle aandacht te laten vallen op het eigene, en op hetgeen ons onderscheidt van anderen. Binnen deze ruimte mogen wij niet vergeten, dat bijvoorbeeld de apostolische geloofsbelijdenis weerklinkt in nagenoeg alle kerken ter wereld, en dat de doop, mits op wettige wijze bediend, erkenning mag vinden over en weer! Wij kunnen, en dat is fundamenteel ook voor het meest persoonlijke in het leven van geloof, hoop en liefde, slechts mèt al de heiligen tenvolle begrijpen, welke de breedte en lengte, en diepte en hoogte is, en bekennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat... (Ef. 5 : 18v). Een kerk, in zichzelf besloten en afgesloten, kan al heel spoedig niet meer ademen, komt in zuurstofnood en raakt versuft en verduft vanwege de stilstaande lucht. Wij geloven, door de adem en de wind des Geestes, een katholieke of algemene kerk: an alle plaatsen en van alle tijden...

Wat geloven en belijden wij vervolgens van de kerk? Dat zij is een heilige vergadering, een heilige kerk. Het woord „kerk" staat in verband met een Grieks woord, dat de betekenis „huis des Heeren" kan dragen. Een huis is de kerk, als een afgezonderde, afgebakende ruimte, waar te wonen valt, waar bescherming is, een rustplaats, een vluchtheuvel ook, maar ook een basis, om uit te gaan naar buiten toe. Een heilige kerk — daarbij weten we, dat de grondbetekenis van het Schriftwoord „heilig" niet allereerst iets zegt over de mens en zijn eigenschappen, maar iets over de plaats van de mens, zijn roeping: geheiligd tot, afgezonderd en bestemd tot... Zie, het kleine kind, in zonde ontvangen en. geboren, aan allerhande ellende, zelfs aan de verdoemenis onderworpen, is — nochtans — in Christus geheiligd, afgezonderd door het teken van Christus, weggeroepen uit de wereld der duisternis, bestemd tot een leven in de lichtglans van de openbaring Gods. De kerk is een heilige vergadering, namelijk van hen, die al hun zaligheid verwachten in Christus Jezus, gewassen zijnde door Zijn bloed, geheiligd en verzegeld door de Heilige Geest. De heiligheid der kerk rust daarmee geheel in de heilige handen van de Vader, Zoon en Heilige Geest, zoals de heilige doop daarvan teken en zegel mag zijn.

Vervolgens geloven en belijden wij van de kerk, dat deze is geweest is van het begin van de wereld af en er zijn zal tot het einde toe, „gelijk daaruit blijkt, dat Christus een eeuwig Koning is, die zonder onderdanen niet zijn kan." Hier belijden we de katholieke kerk van alle eeuwen. Niet omdat mensen de kerk staande houden — dat konden we al nooit geloven — maar omdat Christus een eeuwig Koning is, en omdat het God heeft behaagd Zijn Zoon niet zonder onderdanen te laten. Geen Koning zonder volk — en daarmee rust het katholieke van de kerk in het welbehagen van God, en zien we daarvan het spoor dwars door de eeuwen heengetrokken. We zien dit spoor oplichten onder Israël en de volken der wereld. Daarbij kennen wij de zwarte bladzijden uit de geschiedenis der kerk, en dikwijls verstaan we geheel niet meer, dat in deze wereld nog een kerk bestaat. Dan geloven en belijden wij: Christus is een eeuwig Koning en zonder onderdanen kan Hij niet djn...

Hierna belijden wij, dat deze kerk door God wordt bewaard en staande gehouden, tegen het woeden der gehele wereld, hoewel zij soms een tijd lang zeer klein is... Temidden van het woeden der tijden zien we, met name in het laatste bijbelboek, de machten getekend, zoals deze zich over de gemeente van Christus heenstorten om haar te verslinden. Laten we daarbij echter nooit vergeten, dat het de boze niet gaat om de kerk zelf, maar om de geopenbaarde liefdesmacht van God in Christus te breken. Het gaat uiteindelijk ook niet om de kerk zelf, om haar bewaring en bescherming, inzoverre als de kerk geen doel in zichzelf vormt, maar gericht is op het Koninkrijk van God, dat komt, en zij is daarbij gesteld in deze wereld om het Evangelie aan alle creaturen te verkondigen. De kerk vormt geen doel in zichzelf, maar is een planting van God op aarde, gericht op Zijn komende Koninkrijk in glorie, gericht op de lofprijzing van de driemaal heilige Naam van God. In deze ruimte en in dit vergezicht is ons de troost gegeven van bewaring en bescherming, van de bemoediging: we konden het wellicht niet geloven, maar het bleken er toch nog 7000 te zijn, die voor Baal hun knie niet gebogen hadden...

Tenslotte — wat geloven en belijden wij van de kerk? „Ook mede is deze heilige kerk niet gelegen, gebonden of bepaald in een zekere plaats of aan zekere personen, maar is zij verspreid en verstrooid door de gehele wereld..." Een bijzonder troostvol slot weerklinkt: niet aan bepaalde personen of aan bepaalde plaatsen is de kerk gebonden. Soms in onze tijd zouden we dat wel eens kunnen denken, wanneer we bijvoorbeeld kerkelijke bladen spellen. Geen persoon en geen plaats kan zeggen: hier is de kerk gebonden en bepaald. Wij geloven en belijden de wijdse ruimte van plaatsen, tijden en personen van Christus' wereldwijde gemeente. Wij kunnen niet alleen, en niet alleen met onze gemeente peilen de hoogte, breedte en diepte van Gods verbondsgcheimenissen. Wij mogen bij Woord en sacrament dit doen in verbondenheid met dc kerk van alle eeuwen en plaatsen, „nochtans te zamen gevoegd en verenigd zijnde met hart en wil in éénzelfde Geest, door de kracht van het geloof."

Op deze wijze geloven en belijden wij een heilige, katholieke kerk van onze Heere Jeais Christus!

Als de plaats op aarde, w r aar Christus met zondaren wil samenwonen...

Tot lofprijzing van de Vader, de Zoon en Heilige Geest.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 december 1981

Gereformeerd Weekblad | 20 Pagina's

De Nederlandse Geloofsbelijdenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 december 1981

Gereformeerd Weekblad | 20 Pagina's