KLEINE KRONIEK
ZWINGLI’S DOOD 450 JAAR GELEDEN
In „De Wekker" van 16 oktober trof ik een artikel aan van prof. dr. W. van 't Spijker over bovenstaand thema. Graag geef ik dit via de kroniek aan u ter lezing door en dat zonder commentaar omdat dit overbodig is. Prof. W. van 't Spijker schrijft als volg:
De tweede Rappeller oorlog
„Op 11 oktober 1531, dit jaar dus 450 jaar geleden, stierf de refomator van Zürich in de slag bij Kappel. Zijn dood betekende een vroegtijdig einde van de reformatorische activiteiten, die men onder zijn leiding in Zürich en daarbuiten had ondernomen. Men heeft in dit verband dikwijls het woord catastrophe gebruikt. En het scheen inderdaad ook niets meer of minder te zijn dan een noodlottige slag die de Reformatie in Zwitserland trof. We behoeven hier niet het verhaal van de oorlog te vertellen waarin Zwingli het leven liet. Bekend genoeg is, dat de evangelische beweging in Zwitserland niet de instemming van alle kantons had. Reeds eerder hadden het oude en het nieuwe geloof gewapend tegenover elkaar gestaan. Maar het was toen niet tot een beslissing gekomen. Nu echter schenen de wapenen voldoende gewet. In Zürich deden op 9 oktober 1531 berichten de ronde dat Luzern een aanval had ondernomen op Hitzkirch, maar men meende de zaak te kunnen afdoen met de opmerking: de boeren overdrijven wat. Maar er bleek van overdrijving geen sprake te zijn, en zo besloot men in Zürich te mobiliseren. Op 11 oktober viel het besluit om het leger te sturen ter versterking van een vendel dat op 10 oktober een hoogte in de omgeving van Kappel had bezet. Het was echter maar een kleine groep die deze plaats bereikte. Onder hen was ook Zwingli. De gebeurtenissen zijn in een aantal oude kronieken opgetekend. Meester Ulrich Zwingli reed ook mee, en wel naar een oud gebruik om het leger ook altijd een voorname dienaar van de kerk mee te nemen. Daarom had men hem mee willen hebben, en ook omdat hij raad kon geven en daarbij in groot aanzien was bij het volk, dat hij met vermaning en troost kon leiden".
De rooms gezinde kantons hadden een macht van 8000 man op de been weten te brengen. Daar tegenover kon Zürich er slechts 1500 plaatsen. Zelf nam Zwingli aan de strijd deel, die slechts kort duurde. De plaatselijke omstandigheden waren bijzonder ongunstig: moerassing gebied, dat voor een stevige opstelling geen mogelijkheid bood. Na een kort gevecht sloegen velen van de Zürichers in paniek op de vlucht.
Zwingli’s dood
„Meester Ulrich (zo werd Zwingli wel genoemd) sprak het volk toe om het te sterken: zijt getroost en vrees niet. Ook al moeten wij lijden, de zaak is goed. Beveel uzelf aan God, Hij kan ons en de onze verzorgen. God zij met u."
De soldaten van de vijf steden, die de aanval deden, waren sterk, dapper en weltoegerust. Zij schreeuwden de Zurichers toe: Hédaar, ketters en kerkdieven, daar vinden we jullie! De Zürichers riepen. Verraders, vlecsverkopers, zijn jullie daar! En toen ging het op een heftig steken, slaan en gooien met stenen van beide kanten."
Op een zeer levendige manier werd de strijd en ook de vlucht, die vrij algemeen was, beschreven. Zwingli behoorde tot hen, die weerstand boden. Hij stond met zijn wapenen in het derde gelid, en wist naar voren te dringen. Maar daar trof een speer hem. Tot driemaal toe werd hij neergeworpen; toen een dodelijke wond werd toegebracht zonk hij op zijn knieën: „Wat geeft het. Het lichaam kunnen ze doden maar de ziel niet". Na deze woorden ontsliep hij spoedig in de Heere.
procureur wilde niet dat deze karakteristiek aan de rechtbank werd voorgelegd, daar men al beschikte over een objectieve beoordeling van de verdachte die op verzoek van de rechter van instructie was opgesteld. Verder behoorde tot het materiaal een arbeidsboekje met positieve aantekeningen tot op de dag van haar ontslag en notarieel geratificeerde brieven aan overheidsinstanties met het verzoek haar aan werk te helpen.
Daaroip waren drie weigeringen binnengekomen, waarvan een als volgt luidde: 'Specialisten zoals u komen voor dit werk niet in aanmerking.' In zijn pleidooi weerlegde de advocaat de beschuldiging van de procureur inzake boosaardige straatschenderij en toonde duidelijk aan dat deze oorveeg een reactie was geweest op de wetsovertreding van de hulppolitie die niet het recht had om iets af te nemen. De hulppolitie zelf ontkende ook niet dat hij een blocnotes had weggenomen en dat had hij alleen met geweld kunnen doen. Daardoor veranderde de teneur van het incident. Men kon hier art. 206 dus niet toepassen en de advocaat ver-~ zocht de rechtbank het gedrag van de verdachte te beoordelen volgens art. 193 en dit artikel bepalend te laten zijn voor de strafmaat die in dat geval niet gepaard zou gaan met vrijheidsstraffen (verbeteringsarbeid).
Dit alles bracht een schokeffect bij de rechter teweeg. Hij schorste de zitting voor vijf minuten en snelde naar boven naar zijn eigen kamer, kennelijk om zijn instructies nog eens te raadplegen. Hij kwam gekalmeerd terug en het proces werd voortgezet.
Tenslotte sprak de beklaagde haar 'laatste woord'. Tatjana Nikolajevna zei dat zij een misslag had begaan toen zij deze man had geslagen. Zij toonde berouw zowel als christen als in algemeen menselijke zin. Ze verzocht de rechtbank echter dit vergrijip op zichzelf te beoordelen en zich niet te laten beïnvloeden door de procureur die haar en haar vrienden van misdadige christelijke activiteiten had beschuldigd. Het geloof in God was geen vergrijp, in ieder geval was het niet bij de wet verboden en ontmoetingen met vrienden en gesprekken over religieuze onderwerpen waren geen tegen de tegering gerichte samenzwering.
Na beraad van een half uur keerde de rechter terug om het vonnis uit te spreken. De vrienden van Tatjana Nikolajevna werden ook voor deze laatste minuten niet in de zaal toegelaten. Ze werden zelfs naar alle hoeken van het gebouw gejaagd, zodat ze nog verder van de beklaagde af waren.
De rechter verklaarde dat de militie en de hulp politie rechtmatig waren opgetreden en dat hun verklaringen juist waren. De verklaringen van de getuigen a décharge waren onbetrouwbaar, aangezien zij in vriendschappelijke verhouding tot Tatjana Nikolajevna stonden en dus niet objectief waren. Zij trachtten haar alleen maar vrij te pleiten. Tatjana Nikolajevna Sjtsjipkova zelf had zich schuldig verklaard aan alles waarvan de procureur haar beschuldigd had en werd veroordeeld volgens art. 206 tot drie jaar vrijheidsberoving in een kamp met algemeen regiem.
Publicatie: Stichting Comité Vladimir Boekovski, Postbus 51049, 1007 ED Amsterdam, tel. 020 - 799060 Postgiro 3301846:
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 oktober 1981
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 oktober 1981
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's