Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gemeenschap in plaats van ballingschap

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gemeenschap in plaats van ballingschap

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor een klein ogenblik heb Ik u verlaten; maar met grote ontfermingen zal Ik u vergaderen. In een kleine toorn heb Ik Mijn aangezicht van u een ogenblik verborgen; maar met eeuwige goedertierenheid zal Ik Mij uwer ontfermen, zegt de HEERE uw Verlosser. Jesaja 54 : 7 — 8.

Ballingschap of gemeenschap. Dat is een verschil van dag en nacht. In de nacht van de ballingschap dacht Israël: nu wordt het nooit meer dag. Uit de nacht van de ballingschap roept de God van Israël Zijn volk weer tot Zijn gemeenschap.. We zagen dat Hij Zelf over de grens is gekomen, er alles voor over gehad heeft om Israël op te zoeken in Babel, om de bedroefde weduwe weer als Zijn bruid te beminnen en te mijnen. Dus gaat het van

Ballingschap tot gemeenschap

Op zichzelf is dat een wonder zo groot als de eeuwigheid en zo diep als Gods ontferming in Christus reikt. Niet Israël, niet wij zijn het die het eerst weer de gemeenschap' zoeken. Gods zoeken wordt gedragen door de belofte: Ik de Heere word niet veranderd, daarom zijt gij, kinderen Jacobs niet verteerd. Het mag een wonder heten dat de verloren zoon in de gelijkenis niet langer buiten zijn vader kon. Het mag een wonder heten als het hart van een zondig mens, die eerst Gode vijandig en afkerig leefde begint te schreien naar God. We zeggen dan gewoonlijk dit is het begin vsn genadewerk.

Tot zichzelf komen, opstaan en tot de vader gaan.

Sta me toe dat ik nog één stap terug doe. Achter dit begin, achter die beslissing ligt het wonder dat de hemelse Vader niet langer buiten Zijn kinderen kan en wil zijn. God wil u niet missen, verloren zondaar en daarom is Hij de eerste die gemeenschap zoekt. Hij is het die ons Zijne vriendschap biedt.

Wie is Hij, die zegt IK? Israëls Verbondsgod. Het gaat in onze tekst over tegenstellingen: verlaten en vergaderen, ballingschap en gemeenschap. Die tegenstellingen worden bovendien nog door de Heere aangescherpt als Hij spreekt-van kleine ogenblikken en van kleine toorn, van grote ontfermingen en van eeuwige goedertierenheid.

Goed beschouwd wordt in onze tekst tweemaal hetzelfde gezegd. Toch staat er geen woord teveel. We kunnen nooit zeggen, dat weet ik allang. We zullen er nooit genoeg van krijgen als we eenmaal gesmaakt hebben dat de Heere goedertieren is. De Heere wil het nog eens zeggen, en nog eens. En Paulus verlangt, dat ik Hem kenne en de kracht Zijner opstanding. God zegt nooit iets overbodigs. Iedere herhaling is op zichzelf weer een verdieping van Gods genade. Elk woord wekt nieuwe verwondering.

Gemeenschap met Sion, naar wie niemand vraagt en die zelf niet eens naar God vragen.

We willen beginnen te luisteren naar de wijze waarop de Heere Sion aanspreekt. Ik heb u verlaten, Ik heb mijn aangezicht van u verborgen. Dat brengt ons bij de toorn van God, maar het is nog:

Gematigde toorn

Dat zeg ik niet om de ernst van de toorn over Israël weg te redeneren. Wij willen nogal eens zeggen, kom het is zo erg niet, zo zwart moet je alles niet zien. Neen, de Heere wil dat zijn volk er zwaar aan tilt. Het is zwaar! Wat is zwaarder dan de toorn van God, de ernst van de straf, de inktzwarte onweerswolken met vlammende bliksemschichten?

Ik heb u verlaten. Dat is geen verbeelding. Ik heb Mijn aangezicht verborgen. Ik heb dus mijn licht ingetrokken. Rondom Mij zijn wolk en donkerheid-De Heere noemt Sion in vers 11 de verdrukte, de door onweder voortgedrevene. Dus de zwaarte van de toorn laat God terdege gelden. Maar niet de volle zwaarte, niet de toorn ten einde toe.

Als God door zou gaan in langgerekte toorn er zou niemand overblijven. Het is gelukkig gematigde toorn. God matigt die toorn door de openbaring van zijn liefde. Hij doet van de toorn zelfs niets af. Naar de letter gelezen staat er dan ook: in een uitstorting van toorn heb Ik mijn aangezicht van u een ogenblik verborgen. God verkleint de werkelijkheid niet. U weet, eer Hij de zonde ongestraft liet blijven heeft Hij ze gestraft aan Zijn eigen lieve Zoon met de bittere en smadelijke dood van het kruis. Op die toorn is niet af te dingen. Daar komt u alleen maar onderuit als ze niet stukje bij beetje, maar radicaal wordt opgeheven.

God slaat niet een stuk van de waarheid over. Het is een realiteit en het dient realiteit te blijven dat schuldvergeving plaats vindt, waar schuldbesef aanwezig is. Ten eerste bedenke een ieder bij zichzelf zijn zonde en vervloeking.

Daarmee vallen we aan Gods zijde en buigen we onder Zijn heilig recht. Als we voor 't eerst tot Hem komen in al ons zielsverdriet of als we na grote omzwervingen weer thuis komen. Hoe dan ook, we komen altijd met schuld tot de Heere. Tot aan de avondmaalstafel, waar de gemeenschap met Christus wordt gesmaakt, blijft het besef ons nabij van de toorn Gods waaronder wij voor eeuwig hadden moeten verzinken. Zoiets houd je klein. Hadden moeten dat was recht! Het is toch niet gebeurd, dat is genade!

Dc Heere zegt: voor een klein ogenblik heb Ik u verlaten. Heel even maar Mijn toorn uitgegoten. Zo klein dat het even lang duurde als de knippering van het oog. Hij heeft in die verberging zijn ogen net aan dicht gedaan, om zijn schuldige volk niet uit het oog te verliezen, weet u. Een minutieus klein beetje heeft Hij van die toorn en verberging laten zien. Had Hij er hun meer van laten zien dan waren zij in die toorngloed verteerd. Zeker, dat ogenblik duurde zeventig jaar, maar het is een snippertje op de eeuwigheid.

Een klein ogenblik. Het wil zeggen dat Hij de toorn en de verberging uiteindelijk omvat houdt met de greep van liefde. Zodra u maar uw Rechter om genade bidt, lossen de wolken van toorn zich op in de glans van de Zon der gerechtigheid. Even maar. Erg genoeg als het op je afkomt. Net zo erg, nee nog erger als wanneer een moeder tegen een kind zegt: ga uit mijn ogen, ik wil je niet meer zien.

Maar als dat kind dan schreiend naar moeder toekomt inplaats van weggaat, dan houdt moeders liefde het niet lang uit en

éér ze het weet drukt ze dat ondeugende kind weer tegen zich aan.

Een klein ogenblik, even maar, niet eeuwig. Genoeg om ons voor God te verootmoedigen. Groot staat tegenover klein, eeuwig tegenover een ogenblik. Draai het nu niet om in ongeloof of betweterij. Wij denken dat even , , eeuwig" is, wij vrezen dat klein „groot" is. Maar wat een wonder als de Heere zijn schuudig volk toedekt met eeuwige ontfermingen, met eeuwige goedertierenheid.

Zo wordt de smart van de ballingschap vergeten, verslonden in zalige gemeenschap. Groter dan de zonde is de genade, groter dan onze schuld is Gods eeuwige liefde. Zo groot dat die kleine verberging er in wegzinkt als een steentje in een wereldwijde oceaan. Zoek dat steentje nu maar eens op. Het is niet meer terug te vinden. Zo is het met Gods toorn.

Daarom spreekt de tekst ook van

Vergaderen en ontfermen

Als zo de toorn voorbij is, dan blijft er enkel liefde over. Wat naar voren komt? Ik dank U Heere, dat Gij toornig op mij geweest zijt, maar Uw toorn is afgekeerd en Gij troost mij.

Zo wendt God Zijn aangezicht in gunst tot Zijn volk. Iemands aangezicht drukt zijn wezen uit. U herkent iemand aan zijn gezicht. Zo is het als we God in Christus aanschouwen. Het verborgen aangezicht is ook een werkelijkheid, maar nog niet de volle werkelijkheid. Gods vriendelijk aangezicht, dat is pas ten volle openbaring wie God is.

U kent God nog maar half als u Hem alleen kent van de donkere kant. En als het niet verder komt, dan zult u Hem nooit kennen zoals'Hij is. U kent God pas als u Hem ziet in de volle glans van zijn onverhuld Wezen.

Kan dat dan? Kan een mens God zien en leven? Nu denk ik aan wat Jezus tegen Filippus zegt: Wie Mij gezien heeft, , heeft de Vader gezien. God die zich verklaart in de Zoon van Zijn eeuwige liefde. Niemand heeft ooit God gezien, de Eniggeborene die in de schoot des Vaders is, heeft Hem ons verklaard.

Ik zie een kribbe staan en ik zie dat Kind een Man worden. Kom met mij mee, ik wil . met u naar de hof van Gethsemané. Wie kruipt daar in het bloedig zweet onder de last van Gods toorn, waaronder wij voor eeuwig hadden moeten verzinken? Het is de Man van smarten. Nog is Hij niet aan het eind. Ik zie een kruis staan en daaraan hangt de Zoon van Gods liefde in. de volle gloed van Gods toorn. Nu is die toorn niet meer te stuiten. Ze moet doorgang vinden. Hij gaat de hitte van Gods gramschap blussen. De bliksemflits die ik slechts zag en mij deed huiveren, sloeg in, in Jezus' hart. Verteerd als in een ogenblik. De wending van s toorn naar genade ging niet op een koopje. Daarom moeten we geen loopje nemen met de werkelijkheid van recht en genade. U denkt toch niet dat uw beven voor de toorn, al is het nodig, enig gewicht legt in de schaal bij God? Hier op Golgotha beginnen de fcestklokken te luiden. Gij vindt in gunst en niet in wraak uw lust, .

Daar valt de schuld van u af op het Lam, daar gaat de toorn u voorbij om Hem te treffen. Nu breekt als uit de moederschoot Gods ontferming door. Als een die zijn moeder troost, alzo zal Ik u troosten.

Eeuwige ontfermingen. Het woord voor ontfermen betekent: tere moederliefde die zij koestert voor het kind dat zij onder het hart draagt. Israël mag weer bij de Heere thuiskomen. Dat mag u ook. Als u de goede weg maar neemt. Langs Golgotha. Want langs de Sinaï in heiligheid komt u er niet. Daarlangs komt u alleen maar om. Maar langs Golgotha komt u uit de ballingschap in de gemeenschap. Het is zo groot! Ja, maar luister eens. God bekrachtigt het met Zijn eigen handtekening. Er staat onder dit woord geschreven: zegt de HEERE, uw Verlosser.

Uw Losser staat er. U weet wat een losser is? Dat is iemand die u vrijkoopt. Denkt u maar aan Ruth, zij kroop in de schaduw van Boaz' vleugelen. Toen fluisterde zij: Gij zijt de Losser!

Veracht die genade niet. Want als u Die verwerpt, Die heden tot u spreekt, blijft er geen slachtoffer over voor de zonde. U komt niet onder het woord uit. Wie in de Zoon gelooft, heeft het eeuwige leven, maar wie de Zoon van God ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem.

Het allerlaatste wat ik u te zeggen heb is, hoop op de Heere, want bij de Heere is goedertierenheid en bij Hem is véél verlossing.

K. a. Z.

H. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 september 1981

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Gemeenschap in plaats van ballingschap

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 september 1981

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's